Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

11480 resultaten - Pagina 30 van 766

...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...
[1] Na de maaltijd komt de vrouw weer naar Mij toe, maar durft haast niets te zeggen, want tijdens de maaltijd hoorde zij van de bedienden van de dokter hoe alles in huis gekomen was. En de bedienden zeiden: 'Beste vrouw, God weet hoe dat gegaan is! Wij hebben heel weinig gedaan; de dokter helemaal niets, want toen hij kwam, was alles al gedaan. Daarvoor, en lang voor de dokter kwam, waren we voor hem bezig en toen kwam er opeens een jongeman, die er stralend mooi uitzag en die tegen ons zei, dat we dit en dat moesten doen, omdat de Heer dat nodig had, en we deden alles direkt wat die buitengewone jongeman gezegd had. Maar zie, dat ging er erg wonderlijk aan toe! Als we iets wilden doen, dan was het al gedaan en we kunnen u daarom niets anders zeggen dan: hier heerste kennelijk de almacht van God, en de witte jongeman moet een engel van God geweest zijn! Anders is dit niet te verklaren! De mens, die een poosje geleden samen met u het eerst in de grote eetzaal kwam, moet een groot profeet zijn, als hij zo door de hemelse krachten gediend wordt!'
Hoofdstuk 35: De leerlingen zien de hemel geopend. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Als alles tot rust is gekomen, en alleen de vrouwen de dokter met de tien leerlingen zich bij Mij in de grote eetzaal bevinden, zeg Ik tegen de leerlingen: ' Jullie weten dat Ik in Bethabara in Galiléa toen Ik jullie aannam gezegd heb: Van nu af aan zul je de hemel open zien en de engelen Gods zien afdalen naar de aarde; en zie dat gaat nu letterlijk voor je ogen in vervulling! Alles wat je hier ziet en wat je gegeten en gedronken hebt is niet van deze aarde, maar door de engelen van God uit de hemel hierheen gebracht. Doe nu echter je ogen open, en zie hoeveel engelen er klaar staan om Mij te dienen!'
Hoofdstuk 35: De leerlingen zien de hemel geopend. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] 'Houd jij nu alleen maar vast voor ogen', zeg Ik, 'dat bij God zeer veel dingen mogelijk zijn, die bij de mensen onmogelijk schijnen, en dan zul je zonder moeite begrijpen, hoe deze vroegere ruïne nu in een paleis kon veranderen! -Heb je wel voldoende schrijfmateriaal?'
Hoofdstuk 38: Niet het horen, maar het doen brengt heil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Dat was weliswaar tot op heden niet mogelijk, omdat de dood op deze aarde de macht had; maar van nu af aan is het voor iedereen, die er ernst mee maakt om volgens Mijn leer te leven, mogelijk!
Hoofdstuk 39: Het oudste en echtste huis van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik zeg: 'Zeg dat wel, en daar voeg Ik nog aan toe: Mijn juk is zacht en Mijn last is licht! Maar de mensen hebben tot op heden zware lasten te dragen gehad en konden daarmee niets bereiken; het is maar de vraag, welke vorm hun geloof zal aannemen, als zij het aangeleerde, zwaar drukkende, oude geloof moeten omruilen tegen een ongewoon licht nieuw geloof. Zullen zij tenslotte niet zeggen: 'Grote moeite en zwaar werk brachten ons niets op, wat zal dan deze, daarbij op kinderspel lijkende moeite, ons kunnen opbrengen?'
Hoofdstuk 39: Het oudste en echtste huis van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] De opperpriester zegt: 'Ik heb het U wel meer dan één keer gezegd; maar om U te laten zien, dat ik beslist heel billijk en gematigd ben, zeg ik U nu, dat ik alle andere punten van Uw leer aanneem als goede en wijze regels om te volgen, maar het ogen uitrukken en het afhakken van handen en voeten kan ik onmogelijk accepteren! Bedenk toch Zelf eens, of het wel mogelijk is jezelf een oog uit te rukken! Zal degene, die zichzelf een hand of een voet afhakt, daarna niet doodbloeden en sterven? En als hij dood is, wat zijn dan de vruchten van zijn verbeterde levenswijze?!
Hoofdstuk 41: Onbegrip voor de beeldspraak der bergrede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Wij allen zijn uitermate blij, zoals een bruid is wanneer haar bruidegom komt en haar begroet en voor het eerst zijn hart en zijn hand aanbiedt! Want waarlijk Heer, Jeruzalem, de uitverkoren stad van de grote koning, is het verkeerde pad opgegaan en deugt nergens meer voor en is U niet waard! Wij vinden ons zelf ook wel niet zoveel waard want wat heeft men nodig om waarde voor God te verkrijgen?! -maar het is wel zeker, dat als de Heer nu alleen tussen twee slechten te kiezen heeft, Hij ons, als duidelijk de minst slechte, kiezen zal! En dat zien wij nu wonderbaarlijk in vervulling gaan! U bent het waarop wij al zo lang wachtten, daarom hosianna aan U, Die in de naam des Heren tot ons komt!'
Hoofdstuk 38: Niet het horen, maar het doen brengt heil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik wil geen ongeluksprofeet zijn, maar ik zeg je toch, dat je daarmee bij de verheven Joden niet zult bereiken, wat je bij ons, ondanks onze veelvuldige domheden, bereikt hebt. Wij geloven nu, ook al lijkt het nog of we dromen; maar de grote Joden zullen jullie niet op die manier geloven! Ze zullen tekenen eisen en je vervolgens ook nog vanwege de tekenen vervolgen; wij vroegen echter geen tekenen van jullie, ondanks dat deed je ze vrijwillig.
Hoofdstuk 44: Symbolische ogen, armen en voeten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Wij willen zelf echter tegen iedereen, of hij nu rechtvaardig of onrechtvaardig tegen ons is, vol barmhartigheid zijn, opdat wij in des Heren ogen waardiger geacht worden voor de grote goddelijke barmhartigheid.
Hoofdstuk 45: Niet iedereen kan de Heer lichamelijk volgen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Wij willen dus overal, net als hier bij jullie, onze harten zo goed mogelijk vrij houden van iedere onzuiverheid, opdat de Heer niet van ons weggaat als wij Hem zien; want met een onrein hart kan men God niet naderen en in geest en waarheid Zijn aangezicht en de volheid van de wonderen van Zijn werken zien!
Hoofdstuk 45: Niet iedereen kan de Heer lichamelijk volgen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Heeft u Hem al ooit eens moeten helpen om de grote zon over de wijde horizon omhoog te heffen en haar hemelse licht over de hele aarde te verspreiden? Of heeft u ooit de boeien gezien, of soms gesmeed, waarmee de Heer de winden in toom houdt, of heeft u wel eens gezien hoe hij de bliksem en de geweldige donder en de zee in haar diepten vasthoudt? Wie kan zeggen, dat hij de Heer ergens bij heeft geholpen?! Maar als dat zo is, wie kan dan, als de Heer tot hem zegt dat hij Hem volgen moet, nog denken aan zijn vrouw, zijn kinderen, zijn bezit. En wie kan dan niet onvoorwaardelijk Hem volgen, de Heer van al het leven van alle hemelen en alle werelden, van Wie wij al zo lang hebben gehoopt dat Hij komen zou, en Die nu is gekomen, precies zoals alle profeten en aartsvaders het hebben voorspeld?!'
Hoofdstuk 45: Niet iedereen kan de Heer lichamelijk volgen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Terwijl we zo behoedzaam lopend van de berg af het vlakke land bereikten, lag daar aan de weg een mens bedekt met kwaadaardige melaatse plekken. Deze mens richtte zich zo snel mogelijk op, ging naar Mij toe, en zei met een klagende stem: 'O Heer, als U wilde, kon U me wel genezen! , Ik strekte direct Mijn hand over hem uit en sprak: 'Ik wil dat je genezen bent!' En de zieke was op datzelfde ogenblik genezen van zijn melaatsheid; alle zwellingen, schurftige plekken en huidschilfers verdwenen plotseling. Het was een hele erge melaatsheid, die door geen dokter te genezen was; het volk zag het dan ook als een groot wonder, dat deze man zo plotseling van zijn melaatsheid werd genezen.
Hoofdstuk 46: Terug naar Sichar. De genezing van de melaatse. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De opperpriester, die bijzonder verwonderd is over het grote aantal schone jongemannen en vooral over hun grote minzaamheid, vriendelijkheid en menselijkheid, komt dadelijk naar Mij toe en vraagt nu vol deemoed: 'Heer vertel mij toch alstublieft, wie zijn deze heerlijke jongemannen? Er is er beslist niet één ouder dan zestien, en toch verraden ze met ieder woord en iedere beweging, dat ze buitengewoon beschaafd zijn! Zeg mij toch, waar ze dan wel vandaan zijn gekomen en tot welke school ze behoren! Wat hebben ze een mooi figuur en wat zien ze er goed doorvoed uit. Hun stem klinkt zo prettig en zo echt hartverkwikkend! Daarom Heer, zeg, toe zeg het mij, wie zijn deze jongemannen en waar komen ze vandaan!'
Hoofdstuk 47: Bij Irhaël. ledere heer heeft dienaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Al het volk dat geloofde, at mee; slechts een nog ongelovig deel ging naar huis, want dat dacht, dat het een valstrik was. Dat kwam, omdat het merendeels geïmmigreerde Galileeërs waren, waaronder velen uit Nazareth, die Mij kenden en ook Mijn leerlingen, die ze vaak op de vismarkt hadden gezien. Zij zeiden ook tegen de inheemse Samaritanen: 'Wij kennen hem en zijn leerlingen; hij is timmerman van beroep en zijn leerlingen zijn vissers. Hij was bij de Essenen in de leer, en die zijn goed bedreven in allerlei kunsten, in de heelkunde en in buitengewone toverij. Dat heeft hij daar geleerd, en nu oefent hij zijn perfect geleerde kunst uit om de Essenen een grote aanhang en veel inkomen te verschaffen. Deze jongemannen zijn verklede en door dezelfde Essenen in de Kaukasus gekochte en welopgevoede meisjes; die konden wel eens de grootste aantrekkingskracht uitoefenen! Wij laten ons echter niet zo gemakkelijk verlokken, want we weten dat met de God van Abraham, Isaäk en Jacob volstrekt niet te spotten is. Maar voor de Essenen, die zo ongeveer van mening zijn dat hun voorvaderen de wereld geschapen hebben, is het gemakkelijk te spotten met wat voor hen niet bestaat. Zolang wij aan een God van Abraham, Isaäk en Jacob geloven, hebben we die Esseense goocheltrucs niet nodig; en mocht het zijn, dat we ooit ons geloof verliezen, dan zullen de Essenen met hun slimme afgezanten zeker niet in staat zijn om dat te vervangen, maar dan zouden ze maken dat we pure Sadduceeën werden, die in geen opstanding en eeuwig leven geloven. Daarvoor behoede ons Jehova!' Met zulke opmerkingen gaan ze naar huis terug.
Hoofdstuk 47: Bij Irhaël. ledere heer heeft dienaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Je hebt toch ook een groot aantal gelovigen om je heen; maak hen tot je helpers, dan zal het gemakkelijker gaan. Want als er ergens een mens is, die een grote last moet optillen en daar alleen niet sterk genoeg voor is, dan neemt hij een helper. Gaat het met die ene nog niet, dan neemt hij een tweede en een derde daarbij en wordt op die wijze de last de baas. Als er al een dergelijk groot aantal gelovigen is, en hier is dat zelfs iets groter dan het aantalongelovigen, dan is daar het werk licht.
Hoofdstuk 48: Heerlijke belofte voor daadwerkelijke volgers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...