Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

25552 resultaten - Pagina 30 van 1704

...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...
[6] "O vader van mijn vaderen! Zie, hier zijn mijn vaderen en jouw kinderen aanwezig; hoe zou ik bij zo'n bijzondere aanblik het ook maar kunnen wagen te spreken voor degenen die God uit jou vóór mij in het leven riep en die de natuur als vaderen boven mij geplaatst heeft?! Daartoe zouden zij mij dat toch ook eerst in liefdevol gedogen moeten toestaan, zodat ik dan in het aangezicht van alle vaderen en de hoge moeder Eva in alle innerlijke rust het woord van de grote genade van God goed uit zou kunnen spreken."
Hoofdstuk 47: Over de grootheid en diepgang van Gods woord - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] O Gij grote, heilige Vader, de aarde zal nauwelijks tienmaal zo lang door mensen bewoond worden als ik haar heb bewoond en haar volgens Uw heilige wil nog lijfelijk zal bewonen; doch al leefde ik tot aan het einde, wat zou er op deze aarde nog aan te wijzen zijn, dat mijn hart meer zou zegenen dan wanneer U, O Jehova, mij mijn Abel weer terug zou geven?! Doch ook deze mij onmogelijk te vervullen schijnende wens is nu op zo'n heerlijke wijze vervuld! O Jehova, ik kan U niet genoeg bedanken voor die oneindige genade, dat U in Henoch mij mijn Abel en daarmee alle zegen weer teruggeven hebt aan mij, die U waardig hebt bevonden dat uit zijn geslachtslijn eens een telg voort zal komen, die als een grote, heilige broeder voor al mijn kinderen vanuit U zal zijn! O Jehova, neem genadig mijn diepe dank aan!
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Ja, wij verbazen ons over een dauwdruppel wanneer zijn steeds veranderende gekleurde stralen en trillend schijnsel ons begerige oog streelt, - intussen letten wij haast niet op de onmetelijke wonderdruppel des levens van de goddelijke liefde in ons! Als een fris ochtendwindje aan komt waaien, O dan lachen wij die bekoorlijke bevalligheid lofzingend toe; maar dat in het aangezicht van de zon van de geest de meest frisse levenslucht uit Gods eeuwige morgen niet aflatend om ons heen waait om ons tot een eeuwig vrijer en steeds vrijer leven te leiden, O daarover jubelen wij weinig! Zo spannen wij ons ook uit alle macht in om de uitgestrekte golvende zeevlakte te zien en verlustigen ons geweldig aan het loze heen en weer gaan van de schitterende vloed; maar de grote lichtgolven van de eindeloze zee van de goddelijke genade gaan heel dikwijls aan ons voorbij zonder een spoor na te laten en onze vreugde daarover heeft al snel zijn grenzen bereikt! Ook wekt een rood, groen en blauw glanzende vlindervleugel onze verwondering op; maar een verheven idee in de borst van een onsterfelijke broeder wordt gemakkelijk als een oppervlakkig knoeiwerk van de bedrieglijke laakbare verbeeldingskracht verworpen! En zo wordt niet zelden het nest van een vogel bewonderd en God terecht daarvoor geprezen, terwijl soms een onschatbaar heerlijk werk van de vrije, onsterfelijke geest met grote geringschatting wordt veronachtzaamd.
Hoofdstuk 52: Henochs morgenlied - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] En zie, zo gingen de vaderen met jubelend hart nog veel verder naar beneden tot waar een naar de hemel reikende, sneeuwwitte rots hen ineens de weg afsneed. Daar gingen zij weer op de grond zitten, omringd door duizenden van hun kinderen, die zich allemaal ijverig bezig hielden allerlei verfrissingen naar hun hoofdstam vaderen te brengen, waarbij ieder zich gelukkig prees als zijn hartelijke gaven toch maar zegenend aangeraakt werden.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] "Ja, zo is het!", zeiden Adam en al zijn aanwezige kinderen van de hoofdstam. En Adam sprak verder en zei: "Want alles wat op de aarde groeit, gedijt zeer goed en het voegt zich allemaal heel zacht en bescheiden naar de eeuwige ordening van de boven alles machtige God. Wij zien immers dagelijks hoe de zonnestraal met grote kracht het gras uit de donkere schoot van de aarde trekt en eveneens de planten, struiken en alle bomen, we zien hoe de zo tedere straal van de zon uit de vochtige diepten en uit de zee heel vriendelijk de wolkjes met een gedempt licht vervult, aan het firmament tot zich trekt en ze tenslotte verheerlijkt en met glans omstraalt, zodat zij overeenkomstig het licht zelf door onze grove zintuigen helemaal niet meer waargenomen kunnen worden, ofschoon zij voor het oog van de geest voor eeuwig onvergankelijk zijn. En hoewel het slechts een overeenkomstig aards beeld is, heeft het toch de volle gelijkenis met de hoge ordening van de mens, aan wie zintuigen en een ziel gegeven zijn, opdat daarin volgens de eeuwige ordening de edele vrucht gedijt tot het eeuwige leven in God, zoals de verwekking uit de ziel door de macht van de liefde uit God en Zijn ordening gedijt tot een nieuwe, onsterfelijke vrucht.
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[31] O vader, verwijder daarom de rimpels van je voorhoofd en laat je hart vrolijk zijn en sta Henoch toe, zodra de kinderen zich weer verwijderd hebben, enig schijnsel van zijn morgenrood over al de dingen hier te werpen, opdat die door zijn van leven tintelende tong verklaard en verlicht, en voorts tot weideplaatsen voor onze geest gemaakt kunnen worden!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[39] En Adam willigde hetgeen Seths hart wenste in en zei tegen Henoch: "Zie hier een dode uit de diepte; wek hem weer tot leven en maak zijn tong los, opdat hij wat hem op het hart ligt aan ons allen bekend moge maken! Amen."
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Mijn kinderen geleidden mij mijn woning in; daar bad ik tot de goede, heilige Vader, dat Hij mij het licht van mijn ogen, dat ik door mijn grote dwaasheid verloren had, genadiglijk weer terug zou geven. Daarop sliep ik in en de nacht schonk rijkelijk dauw over mijn oogleden en verkoelende luchten waaiden over mijn verhitte ogen en koelden de zonnebrand in mijn gezichtsvermogen. De nacht verstreek en - aan de goede, heilige Vader dank en eer! - voor mij stond weer een rustige, heldere, reine en frisse morgen. Mijn gezichtsvermogen werd gesterkt, echter niet meer tot een nieuwe dwaasheid, maar tot het aanschouwen van de vlakten der aarde vol bloemen en tot het waarnemen van het zich in talloze vormen en de heldere figuren vrij ontwikkelende leven nadat dat eerst ontbonden was.
Hoofdstuk 62: De patriarchen brengen begrip op voor Henochs woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[11] En zie nadat nu Adam zijn woorden van lof, smaad, dank, prijs, afscheid en regelen had beëindigd, voldeden zijn kinderen meteen aan zijn wil. Toen snelden allen jubelend naderbij, werden door Adam gezegend en daarna plechtig uitgenodigd om op tijd op de sabbat te komen. Hierna werden de kinderen in vrede en onder lof aan Mij weer weggezonden.
Hoofdstuk 65: Adams terugblik op zijn leven - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Toen dat naar oud gebruik was gebeurd, brachten zij onmiddellijk brood, melk en honing en gaven dat aan Adam en al zijn zonen. En die namen alles aan en loofden Mij voor dergelijke gaven aan de kinderen. Vervolgens lieten zij hen dertig schreden terugtreden, opdat Henoch nu weer over het grondgebied van de middag enige woorden uit de diepte van het leven in God zou spreken.
Hoofdstuk 67: Het bezoek van de vaderen aan de kinderen van de middag - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Toch kan het mij weinig schelen dat ik dat niet meer kan en ik wil er ook niet meer over treuren of de Heer erom vragen dat hij mij dat alles weer zou willen geven; want alles komt er op neer dat wij goed leren begrijpen de Heer boven alles te beminnen. Want daarin is alle leven verborgen, zoals in de vroegere macht en wonderlijke vermogens alle verzoeking en met haar de val verborgen lag.
Hoofdstuk 68: Adams woorden tot de zijnen en de kinderen van de middag - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] O kinderen, vraag het aan het water, - het zal je hetzelfde zeggen; vraag het aan de dalen, de bergen, zij zullen je hetzelfde zeggen; vraag het aan al het gras, de planten, de struiken, de bomen, vraag het aan alle dieren, - jullie zullen overal een en hetzelfde woord vernemen; ja, iedere dauwdruppel zal je hardop verkondigen en ieder zonnestofje zal je toe fluisteren, dat God Jehova en Heer de goede, liefdevolle, heilige Vader van ons allemaal is en ons ter volledige vorming heeft gesteld onder louter liefdevolle, weldoende wonderen van Zijn vaderhart, opdat wij ons op deze wijze in de liefde tot Hem zouden bekwamen om steeds grotere en nog grotere weldaden en zaligheden te ontvangen en tenslotte zelfs de meest onuitsprekelijke: het eeuwige leven in Zijn schoot!
Hoofdstuk 68: Adams woorden tot de zijnen en de kinderen van de middag - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[28] God is in Zijn heiligheid niet toegankelijk, in Zijn wijsheid ondoorgrondelijk, in Zijn genade onmetelijk, in Zijn macht boven alles vreselijk, in Zijn kracht voor eeuwig onoverwinnelijk. Zijn licht is het licht van alle lichten en Zijn vuur het vuur van alle vuren. En zodoende is Hij in alles een onaantastbare en ook zeer onkenbare God, die ons niet wil en ons eeuwig van Zich afstoot; maar juist deze God is ook de allerhoogste liefde Zelf. Deze liefde verzacht Zijn goddelijkheid zozeer dat Hij ons wil; en als wij van Hem houden, dan stort Hij door de liefde Zich vanuit al Zijn goddelijkheid in ons uit en maakt ons tot Zijn kinderen, en maakt Zich dan aan ons kenbaar als de beste, meest liefdevolle, heilige Vader in alles waarnaar wij maar in staat zijn te kijken, om Hem steeds meer lief te hebben, om vreugde in Hem te scheppen en zelfs Hem tenslotte in het vrije, eeuwige leven als zodanig volledig te zien.
Hoofdstuk 68: Adams woorden tot de zijnen en de kinderen van de middag - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Dus, lieve kinderen, zie: omdat jullie vanuit je lichtzinnige verstand ontrouw geworden zijn aan je innerlijke liefde uit God in je, werden jullie ongehoorzaam in je ziel als je heiligdom, en dus ook aan de liefde in God. Je liefde heeft zich toen teruggetrokken; jullie leefden alleen in je ziel, strevend naar uiterlijke expansie (indien het mogelijk zou zijn tot in het oneindige). Oordeel nu zelf en zeg me wat vaster is: een zich naar alle kanten uitbreidende nevel, zelfs wanneer zijn vluchtige grootte hele werelddelen omhult, of een klein, rond, op een dauwdruppel lijkend doorzichtig steentje! Zie, daarin ligt de reden van je angst en de grond van je blindheid!
Hoofdstuk 69: Seths troostende woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Zie, jullie zijn door je ongehoorzaamheid tot een nevel geworden! Maar er kwamen allerlei winden en duwden en verontrustten je van alle kanten. Jullie ondervonden de druk en huilden tranen van smart. Zie, dat is de regen! Maar het is niet genoeg dat je net als de enkele druppel tot water werd, maar jullie moesten een meer vormen in je berouw. Dat zijn jullie nu geworden. Dat drukt je nu weliswaar meer dan vroeger in de diepte van je leven; maar luister en kijk en begrijp het goed: juist door deze huidige, laatste druk heeft je tweevoudige leven net als de waterdeeltjes zich weer aaneengesloten en heeft zich een nieuwe steen des levens van de ware wijsheid in je gevormd. Wees daarom blij en vol goede moed; want wij zijn niet gekomen om jullie te verderven, maar opdat jullie een nieuw leven in de ware liefde tot God, ons aller, meest heilige Vader, zullen krijgen. Amen."
Hoofdstuk 69: Seths troostende woorden - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...