Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

30449 resultaten - Pagina 30 van 2030

...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...
[7] (Jezus antwoordde en zei tot hem: 'U bent toch een leermeester in Israël en u weet dat niet?' Joh. 3: 10) Ik zeg tegen hem: 'Maar - u bent een van de wijste leermeesters in Israël en toch kunt u dat niet in u opnemen en begrijpen?! - Als u, als meester van de Schrift, dat al niet begrijpen kunt, wat moet dat dan met al die anderen, die van de Schrift nauwelijks meer weten, dan dat er ooit eens een Abraham, een Izaak en een Jacob geweest zijn?'
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] ('Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wij spreken over wat wij weten, en wij getuigen van wat wij hebben gezien, en u houdt niet van ons getuigenis en neemt het niet aan!' Joh. 3'11 )
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Als U echter al zo iets eenvoudigs in een begrijpelijk gesprek niet bevatten en begrijpen kunt, terwijl Ik toch op een volkomen aardse wijze spreek over geestelijke dingen, die daardoor gewoon aardse dingen worden, dan zou Ik wel eens willen weten wat uw geloof zou doen, als Ik over hemelse dingen op een hemelse manier met u zou spreken!
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik zeg u: De geest, die in en uit zichzelf geest is, is de enige, die weet wat de geest is en hoe zijn leven er uit ziet! Het vlees is echter alleen maar een buitenste bast en weet niets van de geest, tenzij de geest het aan het omhulsel, de bast, openbaart; uw geest wordt echter nog te veel door uw vlees beheerst en afgeschermd en het kent hem daarom niet. Eens zal uw geest echter, zoals Ik u dat al gezegd heb, vrij worden; dan zult u ons getuigenis begrijpen en aannemen!'
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Nicodémus zegt: 'Beste Meester! Hoe moest ik dat, hoe kon ik dat?! U bezit een speciaal soort wijsheid; zoals ik al een keer tegen U gezegd heb, zou ik gemakkelijker het oude Egyptische vogelschrift kunnen lezen, dan Uw wijsheid begrijpen! Ik moet U openlijk bekennen dat ik U, als ik niet door Uw geweldige daden aan U gebonden was, voor een nar of een potsenmaker moest houden; want zoals U heeft er nog nooit een verstandig mens gesproken! Maar Uw daden tonen dat God U als leraar gestuurd heeft en dat U een overvloed aan goddelijke macht en wijsheid bezit, want niemand kan anders zulke dingen doen.
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Daarop antwoordde Ik: 'Mijn vriend, u bent nog niet rijp genoeg dat Ik u het tijdstip, de dag en het uur kan zeggen! Zie, zolang de nieuwe wijn niet behoorlijk is uitgegist, blijft hij troebel en als u hem in een kristallen beker doet en dan de beker tegen het zonlicht houdt, dan zal zelfs dat onovertroffen licht niet door de vertroebeling van de nieuwe wijn heen kunnen dringen, en precies zo gaat het met de mens. Als hij niet behoorlijk uitgegist is en door het gistingsproces al het onreine uit zich verwijderd heeft, kan het hemelse licht zijn wezen niet doordringen. Ik zal u echter toch iets meedelen; als u het begrijpt dan zult u voor u zelf vast kunnen stellen, wanneer het gebeuren zal! Luister dus naar Mij!'
Hoofdstuk 19: Aardse beelden van geestelijke dingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Beste Meester, voor zo'n Rijk van God op aarde voelen de arme aardwormen, die in ieder opzicht belachelijk genoeg -mensen -heten, niets! Wie weet niet dat het zo is en altijd al zo was? Een of zelfs drie zwaluwen maken nog geen zomer! Wat had Henoch en wat had Elia ervoor gedaan, dat ze van de aarde naar de hemel werden opgenomen? Uit de aard der zaak niets wat ze al niet als deel van hun hemelse persoonlijkheid hadden meegekregen! Daarom was het geen verdienste van hen en zijn ze volgens Uw huidige verklaring alleen maar van de aarde in de hemel opgenomen omdat ze, net als U, eerst uit de hemel naar de aarde zijn afgedaald!
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Kijk, beste Meester, dat klinkt toch werkelijk erg vreemd uit de mond van een Man, Die tevens door Zijn daden toont dat Hij vervuld is met goddelijke kracht en macht! Maar zoals gezegd, ik wil mij door dat alles niet op een dwaalspoor laten brengen en houd U nog steeds voor een door God gezonden grote profeet.
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Daaruit ziet U dat ik niet een van diegenen ben, die een leer meteen verwerpen, als ze deze niet kunnen begrijpen; maar daarom zou ik toch iets meer uitleg van U willen hebben, want in deze vorm kan ik U niet volgen en begrijpen. -Kijk, ik heb veel invloed in het Joodse land en wel speciaal in de stad Salem, want daar ben ik de overste van alle Joden! Als ik U en Uw leer introduceer, dan zal deze worden aangenomen en men zal er naar leven; als ik ze echter Iaat vallen, dan zal ze ook vallen en nergens worden aangenomen. Wees daarom zo goed en licht me nog wat voor!'
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] 'U heeft veel woorden gebruikt', zeg Ik,'en u heeft gesproken als een mens, die onkundig is van de hemelse dingen; maar dat kan ook niet anders, want u bevindt zich in de wereldse nacht en kunt het licht niet zien, dat uit de hemel is gekomen om de duisternis der wereld te verlichten. Het is wel schemerig om u heen, maar toch ziet u dat niet, wat zo gezegd voor uw neus staat!'
Hoofdstuk 20: Nicodemus en het rijk van God op aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Want zo heeft God de wereld liefgehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf, opdat allen, die in Hem geloven, niet verloren zullen gaan, maar het eeuwige leven zullen hebben! Joh. 3:16) 'Ik zeg u: God is de liefde en de Zoon is diens wijsheid. God had de wereld zo lief, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon, d.w.z. Zijn uit Hemzelf alle eeuwigheden door uitgaande wijsheid, aan deze wereld afstond, opdat allen die in Hem geloven niet verloren gaan, maar het eeuwige leven zullen hebben! -Zeg Mij, begrijpt u ook dit niet?!'
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Op die manier ziet ook Uw gericht, dat U eigenlijk alleen van het geloof afhankelijk stelt, er zeer raadselachtig uit! Als het gericht noch een zondvloed, noch oorlog of pest en evenmin een verterend vuur is, maar alleen het ongeloof als zodanig, dan moet ik U, beste Meester, openlijk toegeven, dat ik de zin van Uw redenering nog steeds niet zie! Want wie van een redenering één of twee begrippen niet door heeft, die ontgaat in de grond van de zaak de gehele redenering. Wat is dan toch wel Uw 'gericht'? Welke nieuwe betekenis hecht U daaraan?'
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] 'Mijn vriend', zeg Ik,'weldra zou Ik ook tegen u kunnen zeggen: Ik begrijp nauwelijks meer, waaraan het ligt dat u niet in staat bent de overduidelijke betekenis van Mijn woorden te verstaan! Het begrip 'gericht' begrijpt u niet en Ik heb het u toch zeer duidelijk en in zijn geheel uitgelegd.'
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] (Want ieder, die kwade dingen bedrijft, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet bestraft worden. Joh. 3:20) 'Zie, allen, die slechte en kwade dingen wensen en doen, die doen het kwade. Degene, die van dit kwade houdt en het doet, is een vijand van het licht en haat het en zal er zeker alles voor geven om niet in het licht te komen, opdat zijn slechte werken, waarvan hij wel weet dat ze door het licht verboden en veroordeeld zijn, niet in het licht in hun volle weerzinwekkendheid herkend en bestraft zouden worden!
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Wel, dat is dan het werkelijke gericht; wat u echter onder het gericht verstaat, is niet het gericht, maar alleen een straf, die op het gericht volgt.
Hoofdstuk 21: Wie niet in de Heer gelooft, is al veroordeeld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...