Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1614 resultaten - Pagina 30 van 108

...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...
[7] Ik zeg jullie ook dit: Als jullie eens als volleerde leerlingen in Mijn naam aan de mensen Mijn leer zullen gaan prediken, let dan op het volgende: Als men jullie ergens in een plaats of in een huis goed zal ontvangen, blijf daar dan en onderricht de mensen juist en goed, en doop hen vervolgens in Mijn naam met water zoals Johannes dat heeft gedaan, en Ik zal hen dan dopen met Mijn geest van boven!
Hoofdstuk 59: Het wezen van de wereldse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] En op datzelfde ogenblik richtte de dochter zich in bed op en vroeg meteen, wat er nu met haar gebeurd was. Zij wist wel dat ze in het water gevallen was, maar hoe zij nu in dit bed was gekomen wist zij beslist niet.
Hoofdstuk 73: De verdronken dochter van de waard en haar opwekking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] IK zei: 'Enig doorweekt brood hebben ze nog wel, en dat is voldoende voor hun kwaadaardigheid! Ze hebben echter hun boze plannen al opgegeven en zullen nu proberen terug te varen, en daartoe moet de wind hen te hulp komen. Maar zij krijgen nog angst genoeg te doorstaan voor zij de oever bereiken; want erg gemakkelijk zullen zij nog niet van het water op het droge vasteland komen! ,
Hoofdstuk 77: Op een berg bij Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] En IK zei: 'Het is een grote zeeslang, die nu tijdens de storm zoals gewoonlijk op rooftocht uitgaat; maar verder bevindt zij zich altijd in het diepste van de zee. Zodra zij genoeg gegeten heeft, zinkt zij weer naar de bodem en blijft daar vaak verscheidene weken liggen. Als zij dan weer honger krijgt, komt zij weer naar de oppervlakte om jacht te maken op haar prooi. Wanneer zij in het water te weinig vindt om haar honger te stillen, kruipt zij tegen de oever op en rooft daar lammeren en geiten, ook varkens en ezelsveulens. Als zij in de buurt van schepen komt, is dat gevaarlijk, omdat zij in hongerige toestand ook mensen verslindt. En nu weten jullie dus, wat voor dier je nu in dit zeldzame geval gezien hebt.'
Hoofdstuk 62: De grote zeeslang - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[12] In zulke reuzendieren verzamelt zich de allerruwste levensstof van de wereldzielen, en deze wordt daarin verzacht en in zekere zin rijper gemaakt voor een hoger leven. Als het dier dan eindelijk eens doodgaat, gaat zijn verzamelde leven over in duizendmaal duizenden hogere levensvormen, waarin het reeds in kortere tijd een grotere levensrijpheid bereikt, hetzij nog in het water, of in de lucht of op de aardbodem, en dat gaat dan zo door alle levensvormen heen omhoog tot aan de mens. Maar de mensenzielen die zich via deze weg ontwikkeld hebben, staan toch op een heel lage trap en werden door de oude wijzen 'kinderen van slangen en draken , genoemd; want de oude wijzen wisten in hun eenvoud meer van de oorsprong der zielen dan de wijzen van heden.
Hoofdstuk 62: De grote zeeslang - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] In Noach's tijd begonnen zij uit pure overmoed de bergen te verwoesten, hoewel zij door de wijzen onder de bergbewoners gewaarschuwd werden dat er zich onder de bergen reusachtige watersluizen bevonden, en dat, als zij in hun doldriestheid ook maar één grote berg tot op de grond af zouden graven en zijn massa in zee zouden werpen, zich daardoor meerdere onderaardse watersluizen zouden openen, waardoor in korte tijd zoveel water naar het aardoppervlak geleid zou worden, dat het tot boven de hoge bergen zou stijgen en zij daar allen in zouden verdrinken. Maar al die waarschuwingen hielpen niet alleen niet, maar vuurden hen nog meer aan om met nauwelijks te beschrijven energie aan de vernietiging van de bergen te werken.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Toen de slechte dwazen met niet te beschrijven moeite de voet van een belangrijke berg voor het grootste deel weggehaald hadden, werd het loon voor hun werk ook al zichtbaar. De eigenlijke berg, waarvan de steunen weggehaald werden, begon door zijn grote gewicht te zakken, en perste verschrikkelijke watermassa's in machtige stromen naar de oppervlakte van de aarde. Door de vele heetwaterstromen moest daardoor ook de lucht natuurlijk vol raken met dampen en wolken, waardoor de regen werkelijk in stromen begon neer te vallen en het water tot boven de bergen begon te stijgen. Meer dan een derde van het hele werelddeel Azië werd overstroomd, en alle Hanochieten, die meenden dat zij de hele mensheid op aarde uitmaakten, gingen daar te gronde en hun stad verzonk eveneens in de diepte der aarde.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Toen zei IK: 'Maak je daarover maar geen zorgen! Dit ondier woont op de diepste plaats van de zee en komt ongeveer iedere honderd jaar bij bijzonder grote stormen, die onder water hun oorsprong hebben, pas te voorschijn, iets wat op binnenzeeën een zeer zeldzaam verschijnsel is. Zo nu en dan, als deze ondieren honger hebben omdat zij op hun diepte te weinig voedsel vinden, komen zij wel aan de oever en roven daar schapen, lammeren en kalveren, ook ezelsveulens en varkens; mensen en grotere dieren grijpen ze echter slechts zelden of helemaal niet. Maar van nu af aan zal het nooit meer te voorschijn komen, want zijn tijd van leven is voorbij; daarom hoef je er ook niet bang voor te zijn. Stuur de overste echter pas over een paar dagen een edelvis, dan zal hij daarmee volkomen tevreden zijn. -Maar nu kan iedereen weer een vraag stellen als hem nog iets niet duidelijk is; want vanaf morgen zullen we hier een aantal dagen rust houden en weinig over geestelijke zaken spreken!'
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Hier ging het echter om een samenloop van omstandigheden, die sinds lange tijd precies berekend was voor het bereiken van een goed doel. Hier , onder dit stuk land, bevond zich reeds sinds voor jullie onvoorstelbare aardse oertijden een grote holte, die een onderaardse voortzetting van de zee was. Maar in de loop van de tijd blokkeerde en verstopte aangegroeide zeeklei de reeds vanaf het begin wat nauwe verbinding tussen de open zee en de daarmee verbonden onderaardse zee, die zijn water daaruit betrok. Toen de aanvoer van het water in de loop van de tijd helemaal opgehouden was, zakte het onderaardse water steeds verder en er ontstond daardoor een grote holle ruimte. Door herhaalde aardbevingen brokkelde onder dit stuk land het ene loshangende deel na het andere af en viel in de diepte van de holle ruimte. Daardoor is dit ingestorte stuk land natuurlijk steeds dunner geworden en kreeg het steeds minder houvast.
Hoofdstuk 72: Invloed van geesten bij natuurlijke gebeurtenissen als toelatingen van de voorzienigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] Daarna vetrokken wij snel en kwamen tegen de avond in Kana in Galilea, waar Ik het water in wijn had veranderd. We vonden onderdak in hetzelfde huis, omdat het ook een belangrijke herberg was. Dat wij daar ook met de grootste vriendelijkheid werden opgenomen, hoeft nauwelijks nog vermeld te worden.
Hoofdstuk 80: Het bezoek bij de waard in Kana. De genezing van het zieke kind. Een evangelie voor zogende moeders. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] IK zei: 'Kijk, heel gemakkelijk! Als je een levensmeester bent, moeten ook alle elementen je gehoorzamen, en daarom gebied Ik het water dat het het hout hier bij ons op deze oever brengt. Ik wil het; het geschiede!'
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] T oen Ik dat gezegd had, stroomde het water snel naar ons toe en steeg aan de oever tot een hoogte van zeven span, bracht al het hout met het vlot helemaal aan land en stroomde daarna weer terug in de natuurlijke richting en verder .
Hoofdstuk 90: Het menselijke en het goddelijke in de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] JORED zei: 'Meester, dat is ons nu heel duidelijk; maar wat vindt U van mijn tollenaarsbedrijf, dat ik hier op het water en op het land uitoefen? Dat heeft eigenlijk met naastenliefde maar heel weinig te maken! Opgeven kan ik het echter ook niet zo maar, omdat het een openbaar staatsbedrijf is; houd ik er mee op dan neemt een ander het over, die van de reizende handelslieden en vooral van de vreemden nog meer zal eisen dan ik, terwijl ik daarbij toch al menigeen die niets had, voor niets de tolboom heb laten passeren. Wat vindt U daarvan?'
Hoofdstuk 92: De christen als zakenman. Over het betalen van bescherming en het houden van slaven. Welke houding men ten opzichte van afgodenpriesters moet hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] De waard en iedereen was erg nieuwsgierig naar wat er dan daar voor nieuws voor ons zou zijn, en we gingen daarom heel snel het huis binnen. En kijk, de oudste dochter van de waard lag nagenoeg dood op een bed en droop van het water. Zij was alleen naar de grote visvijver gegaan om een paar van de edelvissen voor ons avondmaal te halen; maar zij kon de grote, sterke dieren niet de baas en werd door een vis die heftig opsprong, in het diepe water geworpen. Op haar geroep kwamen weliswaar meteen redders aangelopen; maar zij konden haar met de beste wil niet vlug genoeg uit het water krijgen, en het gevolg daarvan was dat zij dood uit het water gehaald werd. Dat dit grote ontzetting in het hele huis teweeg bracht en men meteen iemand naar de stad stuurde om een dokter te halen, die ook meteen kwam en alle moeite deed om het verdronken meisje weer tot leven te brengen, behoeft nauwelijks vermeld te worden. Maar ondanks alle tranen van haar moeder en de andere broers en zusters, en ondanks alle moeite van de dokter, gaf de drenkelinge geen teken van leven meer .
Hoofdstuk 73: De verdronken dochter van de waard en haar opwekking - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] En PETRUS, als visser die met de zee zeer vertrouwd was, zei: 'Kijk, het zijn eigenlijk een soort waterroofdieren, die alleen dan zo frequent en met grote aantallen te zien zijn, als er voor hen iets te roven valt; anders zitten ze langs de zee op gedeelten die niet toegankelijk zijn, noch vanaf het land, noch vanaf het water. Op zulke plaatsen vind je veel insekten en wormen, die deze dieren als voedsel dienen. Bij grote stormen verschuilen die insekten en wormen zich echter en dan gaan de vogels hongerig op rooftocht naar kleine vissen, en als de storm is gaan liggen keren ze weer terug naar de plaatsen waar zij hun goed verborgen nesten hebben. Nu weetje watje nog niet wist; het is weliswaar niet zo belangrijk, maar toch is het goed om ook dat soort dingen goed te weten.'
Hoofdstuk 74: Het schip van de Farizeeën op de woeste zee - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...