Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8736 resultaten - Pagina 30 van 583

...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...
[13] Baram gaat weer in zijn schip, waar een aantal zakken goede wijn in een grote kist opgeborgen zijn, en hij laat deze door zijn mensen in de keuken brengen en daar alle kruiken vullen en hij zegt tegen de koks en kokkinnen dat ze nog een half uur moeten wachten, en de spijzen dan pas op moeten dienen als hij hen een teken zal geven. Daarna komt hij weer bij Mij, en luistert mee naar wat Ik al de leerlingen over deze zelfbeschouwing en het nut daarvan zeg.
Hoofdstuk 225: De leviathan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Daarop zegt Judas: ' Als dat zo is, dan is de satan ook een heer met veel, zij het dan kwade, macht toegerust! Dan vind ik toch, dat indien dat mogelijk was, het beter zou zijn om een satan te vernietigen, dan duizendmaal duizend mensen door hem te laten vernietigen! Waarom moet er in een goddelijke ordening ook een satan zijn?'
Hoofdstuk 226: De weg tot wedergeboorte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Wij mensen hebben een gevoelige huid en een nog gevoeliger maag; deze twee willen tevreden gesteld worden, en daarom blijft ons niets anders over dan het verstand en de rede maar aan de kapstok te hangen en met de stroom mee te gaan, of als een verachte bedelaar ergens in een hoek van de aarde dood te gaan als wild, dat door een geworpen steen verwond is.
Hoofdstuk 229: Het verweer van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] En deze Jezus, deze God onder alle mensen, vervolgt u te vuur en te zwaard en u zult waarschijnlijk niet eerder rusten dan tot u met Hem gedaan hebt, wat uw vaders met alle profeten gedaan hebben!
Hoofdstuk 229: Het verweer van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Ja, ik zou uw dochter nog wel kunnen helpen; ik voel de kracht nu in mij. Maar ik wil haar niet helpen, want jullie zijn duivels en geen mensen meer! En duivels zal ik nooit de helpende hand reiken!'
Hoofdstuk 229: Het verweer van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Dan zegt het hoofd van de tolwachters: 'Heer en gebieder! U weet, hoe zeer wij al uw rechtvaardige en voor de arme mensen werkelijk buitengewoon milde voorschriften eren en respecteren; maar aan deze vangst komt geen armoede te pas, maar een veelvoudig schandaal van de kant van de joodse Farizeeën en priesters en levieten.
Hoofdstuk 231: Booswichten in de val. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Als Ik hen echter zonder meer verteld zou hebben, dat Ik als Zoon van de Allerhoogste de beloofde Messias was, dan zouden deze orthodoxe Joden zich bovenmatig zijn gaan ergeren en zouden Mij voor een magiër gehouden hebben die zich het hoogste aanmatigde en die met de satan een verbond had gesloten, en als zo iemand zouden ze Mij ook belasterd hebben, en de genezing van hun hierheen gebrachte zieken zou voor hun de ergste steen des aanstoots geworden zijn! Maar omdat ze Mij nu voor een pure Esseen houden, gaan ze heel gemoedelijk naar huis en loven en prijzen God die de mens zulke geheime kennis en kracht geeft, dat hij de lijdende mensen de zekerste, hoewel wonderbaarlijkste hulp kan geven!
Hoofdstuk 223: Een les in het geven van onderricht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Opdat ze echter thuis bij rustiger en rijper nadenken toch gemakkelijk er achter kunnen komen dat Ik zeker geen Esseen ben, omdat de door Mij aan hen bekend gemaakte principes over het zedelijke en maatschappelijke onderlinge verkeer der mensen rechtstreeks indruisen tegen die van de Essenen, heb Ik hen precies zoveel onderricht gegeven als voor dit bepaalde doel nodig was. Zij zullen thuis Mijn leer mooi en netjes met de leer van de Essenen, die ze wel hebben, vergelijken en na de gevonden schrille contrasten pas echt raar opkijken. Zoals de vijf reeds in jullie bijzijn achterdocht kregen toen ze Mijn woorden hoorden, omdat Mijn leer voor hen, zoals Ik al zei, rechtstreeks indruist tegen die van de Essenen.
Hoofdstuk 223: Een les in het geven van onderricht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Baram gaat nu vlug aan dek en zegt: 'Geëerde afgezanten van de overste! Ik vind het echt jammer voor u dat ik u van Jezus, de Heer, geen gunstig antwoord kan brengen! Maar daaraan hebben de Kapérnaumers zelf schuld; want nadat Hij destijds het dochtertje van de overste wezenlijk uit de zichtbare en voelbare dood weer tot het volle leven gewekt heeft, verklaarden zij, de Farizeeën van deze door Hem vervloekte stad, al gauw daarna dat Hij een bedrieger was. Zij hebben voor het hele volk bewezen en verklaard dat Jaïrus Jezus slechts op de proef wilde stellen en daarvoor zijn kerngezonde dochtertje op een speciaal gemaakt doodsbed had gelegd; en toen had de bedrieger Jezus, die niet vermoedde dat het een val was, haar natuurlijk heel gemakkelijk uit de dood tot leven kunnen wekken, hetgeen hij deed - zoals ik van een paar mensen gehoord heb - door haar behoorlijk hard in haar hand te knijpen, omdat hij inmiddels gemerkt had dat ze leefde, en toen was ze maar liever opgestaan dan de pijn in haar hand nog langer te moeten verdragen.
Hoofdstuk 227: Een tochtje op zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] U weet, dat er vanwege de hoge rots die met zijn hoge en steile wand in zee vooruitsteekt, over land geen begaanbare weg is naar Sibarah, waar uw hulptol is die u altijd verpacht; men moet dus als men rechtstreeks van Sibarah hierheen wil, op de daarvoor aangewezen aanlegplaats mensen, vee en alle andere bezittingen over het water laten komen, of men vaart als de zee rustig is, wat zelden het geval is, rechtstreeks naar Pirah, waar ook een tol van u is die nu voor tien jaar verpacht is.
Hoofdstuk 231: Booswichten in de val. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Juist komt de Romeinse rechter aangelopen en vraagt, wat er te doen is bij de tol, of er soms verdachte mensen verwacht worden, en of men militaire hulp nodig heeft. Het hoofd van de tolgaarders herinnert de rechter echter aan datgene, wat hij hem overdag al gemeld had.
Hoofdstuk 231: Booswichten in de val. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] De opperrechter antwoordt: 'De zaak waarvoor u hier terecht staat gaat helemaal niet over de panden, hoewel u zich voor God en alle eerlijke mensen daarvan veel eerder meester gemaakt hebt door schandelijke roof, dan dat u daar het een of andere werkelijke recht op had. Want ik weet maar al te goed, welke voorrechten u door uw huichelarij van de keizer afgeperst hebt.
Hoofdstuk 233: Romeinse rechtspraak. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Heel verbaasd zegt de opperrechter: 'Wat?! Is deze Godmens hier?! Ei, waarom hebben jullie mij dat niet direkt gezegd?! Waarlijk, ik zou hem meteen in mijn plaats hebben laten rechtspreken en daar zou ik me drie kwart van het werk mee bespaard hebben! Breng me toch snel naar hem toe! Want de overste Cornelius heeft mij ook heel dringend opgedragen om intensief navraag te doen naar deze goddelijkste van alle mensen en hem daarover meteen te informeren.
Hoofdstuk 235: Weerzien met de opperrechter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] O laat U omarmen en Uw heilige aangezicht met duizend vrienden en broederkussen bedekken! O, heilige vriend van mij! Ik ben zo onuitsprekelijk gelukkig, nu ik U eindelijk weer terug heb! Waarlijk, waar ook maar mensen in de grootste nood zitten, daar bent U ook aanwezig om hen te helpen! Ach, ik weet me van vreugde geen raad, dat ik U hier gevonden heb!'
Hoofdstuk 235: Weerzien met de opperrechter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Dan zegt de opperrechter, die Faustus Caji Filius heet: 'Dat moest er nog bijkomen! Ik ben toch zelf in mijn hart een van de vurigste aanhangers van Uw goddelijke leer! Want ik vind, dat een God die een wereld kon bouwen en daarop allerlei levende wezens en tenslotte zelfs mensen kon scheppen, buitengewoon wijs moet zijn! Als zo'n wijze God de mensen een leer wilde geven, dan moest die leer toch ook zeer wijs zijn. Deze zou dan toch zeker geheel overeenstemmen met de natuur en de onderlinge instandhouding van zeg maar -Zijn mensen.
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...