Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1563 resultaten - Pagina 30 van 105

...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...
[8] Toen de slechte dwazen met niet te beschrijven moeite de voet van een belangrijke berg voor het grootste deel weggehaald hadden, werd het loon voor hun werk ook al zichtbaar. De eigenlijke berg, waarvan de steunen weggehaald werden, begon door zijn grote gewicht te zakken, en perste verschrikkelijke watermassa's in machtige stromen naar de oppervlakte van de aarde. Door de vele heetwaterstromen moest daardoor ook de lucht natuurlijk vol raken met dampen en wolken, waardoor de regen werkelijk in stromen begon neer te vallen en het water tot boven de bergen begon te stijgen. Meer dan een derde van het hele werelddeel Azië werd overstroomd, en alle Hanochieten, die meenden dat zij de hele mensheid op aarde uitmaakten, gingen daar te gronde en hun stad verzonk eveneens in de diepte der aarde.
Hoofdstuk 64: Het ongeloof als bewijs van rijpheid voor een nieuwe openbaring, Vergelijking van de mensen ten tijde van Noach en van Jezus. De geestelijke toestand van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Het hemelrijk lijkt hier op een zaaier die goed zaad uitstrooide. Een deel viel op een weg; daarvan werd een deel door de vogels uit de lucht opgegeten en een deel door de wandelaars vertrapt. Het zaad kwam daar dus niet op en gaf ook geen vrucht. Een deel viel op rotsachtige grond. In het begin kwam het op zolang de stenen nog vochtig waren, maar de wortels die voedsel zochten vonden geen houvast in de steen; het vocht was ook niet voldoende om de halm te voeden en zo verdroogde deze en gaf ook geen vrucht. Een ander deel viel tussen doornen en struikgewas. Dat groeide weliswaar in het begin heel goed op, maar toen het zich volledig moest ontwikkelen, werd het door de doornen en het wilde struikgewas overwoekerd, het verkommerde en gaf ook geen vrucht slechts een deel viel op goede grond, kwam op en bracht rijkelijk vrucht voort.
Hoofdstuk 65: De leiding aan gene zijde van de mensen die vóór Jezus leefden. Het hemelrijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Met dit advies ging de waard snel naar de bode buiten en met hem ook snel naar de overste, die niet erg ver van de waard vandaan woonde, maar wel binnen de stadsmuur.
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] ALLEN zeiden: 'Heer, dat begrijpen we nu heel goed omdat het naar waarheid zo is! Maar nu is het de vraag wat wij hier zullen doen. De huidige dag loopt al ten einde en we hebben nog geen onderdak. Ook onze mondvoorraad is helemaal op. Daarom vragen wij U, o Heer, of U ons raad wilt geven! Moeten we hier in de open lucht overnachten of zullen wij in de stad gaan kijken of er ergens wat brood te koop is?'
Hoofdstuk 81: De Heer in het noorden van Galilea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] DE TOLLENAAR zei: 'U bent vreemdelingen, en die kunnen wij in de omgeving van onze rijke stad niet dulden als zij niet precies vertellen wie zij zijn en waar zij vandaan komen!'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] IK zei: 'Ik ken uw wetten en rechten beter dan u, die als pure tollenaar helemaal geen recht hebt ons te vragen wie wij zijn en waar wij vandaan komen! Kijk, wij bevinden ons nog op meer dan zevenhonderd passen van de poort van de stad, en de plaats die wij nu bezetten is volgens uw gemeentewetten van ouds her reeds bestemd voor vreemdelingen, en dus zijn wij volgens uw eigen wetten hier op deze plaats vrij, en dus ook aan niemand enige uitleg en antwoord verschuldigd! Maar zelf kunt u nu beter vlug naar huis teruggaan anders sterft uw oudste zoon die al zeven jaar ziek is, nog voor u thuis bent!'
Hoofdstuk 82: De leerlingen en de strenge tollenaar - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[19] DE VROUWEN zeiden: 'Natuurlijk willen wij dat liever, maar wie zal ons voor werken der waarheid iets geven?! Wij weten allang dat onze goden niets meer met waarheid uitstaande hebben. Maar wat hebben wij daaraan?! Waar halen we betere vandaan, die meer met de waarheid overeenkomen? Deze onware hebben ons toch in leven gehouden; hoe zullen de ware, die we nog niet hebben, ons dan in leven houden?'
Hoofdstuk 93: Het bezoek aan het heilige bos. De vernietiging van de afgodenbeelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Toen hij het monster zag, week DE OVERSTE zo snel mogelijk terug en zei: 'Dit monster heeft in mijn plaats de tiende al genomen! Ik had wel erg graag een paar stukken van die edelvissen op mijn tafel gezien, maar omdat er niets meer is, moet het natuurlijk ook zo in orde zijn. Waar niets is, is ook geen wet en geen recht, en dus zijn we weer goede vrienden; als je echter toch weer eens zo'n edelvis vangt, stuur mij dan tegen betaling wat toe! Want als je minder dan tien vissen vangt, hoef je toch al geen tiende te betalen. Maar nu maken we meteen dat we zo ver mogelijk van de zee vandaan komen; want het ondier zou wel eens het land op kunnen komen en ons allen als vliegen weghappen! Het heeft een bek om huizen mee te verslinden!'
Hoofdstuk 66: De hebzuchtige overste van Kapérnaum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] Kijk, zo zijn de mensen ten opzichte van jouw vraag heel verschillend! Waar het ene volk vaak erg bang voor is, daarvoor heeft een ander volk, zelfs bij de meest verschillende leren en verwachtingen, niet de minste vrees en angst. De joden zijn echter het meest bang voor de lichamelijke dood, en de reden daarvan is juist hun grote liefde voor de wereld en hun zinnelijke lust. Wie deze zo zorgvuldig koestert als de joden, moet mettertijd al het hogere inzicht verliezen; want niets schaadt het juiste, levende geloofsinzicht zo zeer als juist ontucht, allerlei geilheid en lichamelijke hoererij, die reeds lang bij de joden veel erger algemeen gebruikelijk is dan bij de meest duistere heidenen. Deze zonde verstikt de ziel letterlijk in de modder van het vlees en doodt zelfs het vlees zelf. Als dat zo is, waar moet dan zo'n ziel het heldere levensbewustzijn vandaan halen?!
Hoofdstuk 68: De oorzaak van de vrees voor de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Kijk naar die wolkjes daar in het oosten, hoe zij nu eens groter, dan weer kleiner worden, en vervolgens helemaal verdwijnen! Dat zijn eveneens Gods gedachten, die, door Zijn wil slechts heellichtjes uit de lucht samengetrokken en in een vluchtige lichamelijkheid overgaand, in steeds veranderlijke vormen voor ons zichtbaar worden. Deze vormen liggen duidelijk dichter bij de oorspronkelijke, geestelijke elementen dan de massieve bergen en alle andere scheppingen die ons hier aan alle kanten omringen; maar toch is hun bestaan nog onvolkomen en zij moeten eerst, door zich meermalen in een andere vorm te manifesteren, zoals bijvoorbeeld in regendruppels, overgaan en dan als voedingsstof in de een of andere plant een meer bepaalde, bestendiger vorm aannemen, en zo tot aan de mensen opklimmen, van waaruit zij dan als volledig vrije, zelfstandige en zelf vrij denkende, vrij willende wezens voor eeuwig onveranderbaar en bestendig in het zuiver geestelijke en aan God gelijke kunnen en ook zullen overgaan.
Hoofdstuk 75: Over het juiste bekijken van de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Toen zei DE WAARD: 'O ja, Heer en Meester! Maar voor zo'n stimulerende beschouwing heb je ook Uw wijsheid nodig; ik zou wel een eeuw kunnen kijken en dan zou ik dat wat U nu aan ons heeft uitgelegd, toch niet ontdekt hebben! Van nu af aan zal het bij mij ook wel beter gaan; want ik ben een vriend van de natuur en verlustig mij graag in haar scheppingen en vormen. Alleen wanneer zij eens hier of daar uit de band springt, blijf ik daar graag zo ver mogelijk vandaan. Als er zware stormen komen en de wolken ons met bliksem en donder dreigen te vernietigen, dan houdt mijn vriendschap voor de natuur op; maar als zij zo rustig bezig en aanwezig is, houd ik bijzonder veel van haar. Weliswaar is nu deze golvenstorm op zee ook geen rustige bezigheid van de natuur, maar voor ons bewoners van het vaste land is het in ieder geval niet gevaarlijk en daarom nog met een gerust hart aan te zien; maar zou een geweldige orkaan de zee zo in beweging brengen, dan zou het hier niet zo erg behaaglijk zijn om de natuur in haar doen en laten gade te slaan en daarin de door Zijn wil tot leven gebrachte, grote goddelijke gedachten te herkennen.'
Hoofdstuk 75: Over het juiste bekijken van de natuur - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] DE WAARD zei: 'Dat is als waard en herbergier mijn plicht; want ik mag de deuren van mijn huis voor niemand sluiten, wie hij ook is en waar hij ook vandaan komt. Ik heb niet eens het recht een dief en rover er uit te gooien en hem te vragen wat hij van plan is, omdat een echte herberg ook door hem gerespecteerd wordt. Bovendien is mijn herberg een vrijplaats, waarin zeven volle dagen lang zelfs geen misdadiger gegrepen en voor het gerecht gebracht mag worden volgens de wetten van Rome. Waarom zou ik dan, gezien deze omstandigheden, de beroemdste man die de wereld ooit had, geen onderdak geven, omdat hij ten eerste nooit iemand iets schuldig is gebleven en ten tweede de allervriendelijkste en beste mens is die ik ooit ergens ontmoet heb?!
Hoofdstuk 78: Een gesprek tussen de waard en de overste over de Heer De Heer in het noorden van Galilea (Ev.Joh. hfdst.7) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[22] IK zei: 'Ook daarover hoef je je niet druk te maken! Maar Ik zeg nu tegen jullie, onnozele vrouwen: Ga met je kinderen nu maar netjes terug naar waar je vandaan gekomen bent, anders zou Ik genoodzaakt zijn jullie daartoe te dwingen; want jullie hebben nog genoeg te eten en te drinken! Als je niets meer zult hebben, zal er wel voor gezorgd worden dat je met je kinderen niet zult verhongeren! Ga eens naar buiten op je akkers en weiden, en doe ook wat werk! Dat zal nuttiger voor je zijn dan het wassen van jullie goden en het maken van goden uit leem en was.'
Hoofdstuk 93: Het bezoek aan het heilige bos. De vernietiging van de afgodenbeelden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Maar de vijf priesters luisterden alleen maar en spraken weinig, want zij wilden zo uit de gesprekken van de leerlingen en de andere gasten heimelijk te weten komen wie Ik nu eigenlijk was en waar Ik vandaan was gekomen. Maar uit de verschillende gesprekken van de gasten werd hun dat niet duidelijk.
Hoofdstuk 95: Bij de maaltijd in het huis van Jored de tollenaar. De levensleer van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Kijk en luister verder! Het gedrag van deze vissersbaas -die hier nu niet is, zodat Ik met jullie dus ook helemaal vrijuit kan spreken -wordt vooral bepaald door de magie. Hij gelooft zo vast in bepaalde spreuken, amuletten, zalven, in de standen en kwartieren van de maan, in de zon, wolken, lucht en de vogeltrek en nog vele andere dingen, dat hij ontzettend kwaad zou worden op degene die daarin rechtstreeks tegen hem in zou gaan. Met zo iemand zou hij daarna vast ook maar heel weinig meer omgaan omdat hij hem te dom en voor zijn wijsheid onwaardig zou vinden.
Hoofdstuk 113: De juiste manier om godsdienstig onderricht te geven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...