Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2682 resultaten - Pagina 30 van 179

...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...
[1] Ik wenk ZINKA nu en hij gaat meteen naar Zorel en zegt: "Broeder, de Heer, die almachtig en vol erbarming, goedheid en liefde en wijsheid is, wil dat ik je, enkel door het opleggen van mijn levenskrachtige handen, zal genezen. Vrees niet, maar vertrouwen wordt dan een ander mens, en daarna zal niets je onthouden worden wat je maar enigszins lichamelijk en geestelijk tot wezenlijk heil kan strekken! Wil je het en vertrouw je mij, je ware vriend en broeder, sta mij dan toe dat ik je mijn handen opleg!"
Hoofdstuk 48: Zorel komt tot zelfkennis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] Maar in die toestand is de mens dan ook geheel volmaakt en kan hij als wezen niet nog verder vervolmaakt worden. Alleen in het gestadig meer volmaakt worden in de zuivere hemelse liefde en wijsheid en haar macht die de gehele oneindigheid regelt, bestuurt en leidt, en in de kennis daarvan, kan men in eeuwigheid een gestadig toenemen verwachten, en ten gevolge van de steeds hogere liefde, wijsheid en macht daardoor ook het bereiken van een steeds hogere zaligheid.
Hoofdstuk 54: De verhouding tussen lichaam, ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Ja, Hij is alleen de Heer, niemand is aan Hem gelijk! Groot en klein moet zich voegen naar Zijn wil. Er is niets in de gehele oneindigheid dat zich tegen Hem zou kunnen verzetten. Zijn macht gaat alles te boven en Zijn wijsheid is onnaspeurlijk. Al het bestaande is uit Hem en er is niets in de eindeloze ruimten van Zijn scheppingen, dat niet uit Hem zou zijn ontstaan.
Hoofdstuk 55: Zorels blik in de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (Zorel:) "God Zelf is de hoogste en meest volmaakte, eeuwige Oermens uit Zichzelf. Dat wil zeggen, deze Mens is in wezen een vuur, waarvan het gevoel liefde is; een licht, waarvan het gevoel verstand en wijsheid is; en een warmte waarvan het gevoel het leven zelf is in het volste bewustzijn van Zichzelf. Als het vuur heviger wordt, wordt het licht ook intenser en de alles scheppende warmte ook heviger, zodat deze tenslotte ver naar buiten uitstraalt. Deze straling is zelf licht, heeft de warmte reeds in zich, en deze warmte heeft ver weg dezelfde uitwerking als in zichzelve. Het geschapene neemt steeds meer licht en warmte op, het verlicht en verwarmt zo steeds verder en verder en werkt daar waar het komt, ook weer. En zo plant zich alles eeuwig verder voort uit het oervuur, het oerlicht en uit de oerwarmte en vult steeds verder en steeds meer de oneindige scheppingsruimte.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] De behoefte van de liefde drukt zich uit in vormen van licht. Maar de vormen ontstaan en vergaan meteen weer, zoals bij een mens de beelden achter de oogleden van de gesloten ogen tijdens een verhitte fantasie. Er komen steeds weer andere beelden, zij worden groter en nemen langzaam maar zeker meer blijvende en herkenbare vormen aan. Maar bij de voltooide mensen, zoals dat bij mij nu natuurlijk maar voor korte tijd het geval is, blijft de gedachte in zijn vorm bestaan omdat hij, door de wil gegrepen, meteen door een snelle omhulling in de opgetreden vorm wordt vastgehouden en deze niet meer kan veranderen. Omdat de omhulling echter oorspronkelijk slechts heel etherisch teer en daarom ook doorschijnend is, dringt er van de schepper van de nu vastgelegde gedachte voortdurend meer licht en warmte naar binnen. Dit vergroot het eigen licht en de eigen warmte van de vastgelegde gedachte, die oorspronkelijk uit deze beide geestelijke elementen ontstond. De zo gevormde gedachte begint zich al gauw meer en meer te ontwikkelen en wordt volgens het licht van de wijsheid en de volmaakte kennis, waarvoor iedere constructie, ook al is die nog zo kunstig helderder dan de helderste dag is, in al haar noodzakelijke delen, verbindingen en opbouw, doelmatig en als een zinvol geheel ingericht. Als de gedachte eenmaal de organische inrichting heeft, begint in haar zich hierin ook al een eigen leven van zichzelf bewust te worden en zich voor te bereiden.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Na deze woorden sliep Zorel weer rustig en ZINKA zei: "Nee, wat heeft deze man ons nu veel geopenbaard! Als dat allemaal werkelijk waar is, hebben wij dingen gehoord waarvan geen profeet waarschijnlijk ooit heeft gedroomd! Nee, ik ben diep onder de indruk van de grote wijsheid van deze man! Waarlijk! Geen engel kan grotere wijsheid bezitten!"
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Maar als de mens er is of mag zijn terwille van een of ander hoger doel, wat heel goed denkbaar is, konden jouw mathematische principes wel eens op een zeer zwakke en wankele basis staan! Kennelijk is dat echter tot op heden nog niet in je opgekomen, wat maar al te duidelijk blijkt uit je wijsheid, die zich alleen maar druk maakt over de eerste levensbehoeften.
Hoofdstuk 61: Materialistische dwalingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Overigens zeg ik je in vertrouwen, hoewel ik verbaasd ben over jouw vrome en godgewijde wijsheid, dat het van een algoede God, als Hij ook maar enigszins ingrijpt in het lot van de mens, het toch ook wel wat vreemd is om een zo groot aantal welgevormde mensen als wilde dieren op aarde rond te laten kruipen! Een almachtig God zou toch wel zoveel kunnen doen, dat zulke mensen een beter onderdak op de lieve aarde zouden kunnen vinden!
Hoofdstuk 65: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] JOHANNES zegt: "Als je de ware wijsheid uit God meet met de el van het enigszins ontwikkelde verstand, dan heb je gelijk dat je voor geen enkele wijsheid terugschrikt. Maar omdat de ware wijsheid uit God nooit met de korte ellestok van het verstand gemeten wordt, maar, zoals alles uit God, met de maat der eeuwigheid en oneindigheid, daarom kon je met je verstand wel eens iets te kort komen! Maar dat terzijde, laten we bij ons eigenlijke onderwerp blijven.
Hoofdstuk 66: Zorels ontuchtige misdaden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Vriend, nu ken je mijn verantwoording en rechtvaardiging ten opzichte van het grootste verwijt dat je mij gemaakt hebt. Doe nu wat je wilt, maar vergeet met dat er een Zorel die de wereld heel goed kent, met gespannen boog voor je staat en ondanks de lompen die hem nu bedekken, voor geen enkele wijsheid te zeer terugschrikt! Maar verschaf mij nu betere redenen voor het feit dat alles wat bestaat volgens Gods wijsheid zo moet zijn als het is, dan zal ik verlicht ademhalen en je zeer dankbaar zijn! Want jij moet net zo goed als ik inzien dat er menselijk beschouwd op aarde veel onnodige ellende heerst met daarnaast vaak enkele mensen die in grote welstand leven! Waarom heeft nu juist de een alles - en honderdduizenden naast hem niets? Kortom, leg mij de ellende eens uit van al de Zaganen in Klein-Azië! Wie zijn zij, waar komen zij vandaan, en waarom moeten zij in zo'n eeuwige nood smachten?"
Hoofdstuk 65: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Vat dat alles eens tesamen en zeg me dan hoe jij jezelf nu als mens onder de mensen ziet, en of de maatstaf van je verstand hier ook nog een reden vindt om jezelf te verontschuldigen! Je kunt je niet verontschuldigen door te zeggen dat je een totaal verwilderd, ruw natuurmens bent die nauwelijks verschil zou kunnen zien tussen het slechte en het goede; want voorheen heb je mij heel goed aangetoond hoe betreurenswaardig ellendig de Zaganen leven en dat zo'n verwaarlozing van een geheel volk geen bijzondere eer was voor God de Heer en voor Zijn liefde en wijsheid. Ja, je verzocht mij zelfs dringend jou te tonen vanuit welk goddelijk wijsheidsprincipe een god een groot volk zo ellendig gebrek laat lijden! Daaruit blijkt dus dat je een heel respectabel rechtsgevoel hebt en een volmaakte kennis van goed en kwaad. Hoe kon je dan met die meisjes zo onmenselijk handelen? Naderhand heb je ze wel zelf volgens je ondeugdelijke kennis geneeskundig behandeld, maar daardoor deed je hun nog meer kwaad dan daarvoor door je geilheid! - Spreek nu, en rechtvaardig je voor God en de mensen!"
Hoofdstuk 66: Zorels ontuchtige misdaden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Toen de vrouwen zo ondergebracht waren, zei JOHANNES tegen Zorel: "Wel, hoe staat het nu met het afschieten van je gespannen boog? Ik geloof, dat je al je puntige pijlen in de lucht hebt geschoten zonder ergens iets getroffen te hebben. En toch wilde je eerst zelfs een gevecht aangaan met de oneindige wijsheid van God! Ik raad je aan nu te spreken, als je nog iets zeggen kunt!"
Hoofdstuk 68: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[11] CYRENIUS zegt: "Dat niet, o Heer en hoogste Meester van eeuwigheid, maar weet U, ouder gewoonte steekt er bij mij af en toe een klein stormpje op, als er ergens zo'n doortrapte booswicht opduikt! Maar U ziet wel hoe snel ik mij laat vermanen en daarbij mijn oude domheid ook meteen inzie! Nu verheug ik mij alweer op het verdere onderzoek, waar onze Johannes zeer bekwaam in schijnt te zijn! Maar daartoe behoort ook Johannes' wijsheid en zijn innerlijke doorzicht, natuurlijk geleid door Uw geest. Het mooiste is echter dat Zorel eigenlijk nog niets merkt van iets wonderbaarlijks, terwijl het hem toch zou moeten opvallen dat de wijze Johannes hem zijn gruwelijkste doodzonden uit alle landen waarin hij deze begaan heeft zo goed beschrijft, alsof hij overal oog en oorgetuige zou zijn geweest!"
Hoofdstuk 67: Cyrenius' verontwaardiging over Zorels misdaden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Waarom kunnen er duizenden mensen makker dan lammeren zijn en waarom ben ik dat dan niet?! Heb ik soms mijzelf geschapen en zo gemaakt? Als ik echter alleen maar slecht zou willen zijn, dan zou ik nu alles wat je ook maar door je wijsheid over mij hebt gezegd, nog helemaal kunnen ontkennen, want de wijze uitspraken van één enkel mens gelden bij ons voor het forum van het wereldse recht nooit als bewijs zolang zij niet door uitspraken van andere getuigen geheel en al bevestigd zijn. Maar ik erken je wijsheid en denk dat je een mens bent die mij nu niet wil schaden, maar alleen wil helpen en daarom beken ik, dat wat je over mij vertelde waar is. Ik loochen de waarheid van dat alles niet in het minst, maar ik zal me toch altijd nog wel mogen rechtvaardigen!
Hoofdstuk 68: Zorels verontschuldigingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Johannes heeft mij reeds in zijn hart gezegd dat zijn wijsheid hier te kort schiet en de andere leerlingen peinzen en peinzen nu wat dat mag betekenen, maar Ik laat hen nog een klein poosje nadenken, opdat zij zichzelf beter leren kennen. Als zij wat dieper in zichzelf hebben gegraven, zal Ik hen wel weer vooruit helpen. Maar hij zal hun nog wel zoveel moeite bezorgen dat zij zich allemaal geweldig achter de oren zullen beginnen te krabben! Daarna zullen zij weer een stap verder kunnen doen. - Nu zal Ik echter Johannes' tong weer losmaken, en dan zal hij opnieuw gaan spreken. Let daarom nu maar goed op.
Hoofdstuk 71: Cyrenius' verwondering over Zorels scherpzinnigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...