Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3666 resultaten - Pagina 30 van 245

...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...
[9] Maar als God Zelf door de onnoemelijk versterkte geest van een daarvoor uitgelezen mens spreekt, handelt eli werkzaam is, moeten er voor ons zwakke stervelingen natuurlijk wel buitengewone wonderen aan de dag treden. Woord en daad zijn één, -wij kunnen noch het een noch het ander nabootsen, want wij zijn met ons lichaam en onze beperkte geest slechts mensen. Hij is echter met Zijn lichaam een mens zoals wij, maar met Zijn geest een God van de hoogste rang en Hij beheerst de gehele oneindigheid!
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] JULIUS zegt: "Ongetwijfeld, maar ik weet ook heel zeker dat Hij nergens enig stoffelijk loon aanneemt, maar altijd slechts een zuiver geestelijk! O, Hij heeft nooit ook maar enig geld bij Zich en blijft toch nooit iemand iets schuldig! Wie iets voor Hem doet, vergeldt Hij het op een andere wijze duizendvoudig. Want Zijn woord en Zijn wil zijn meer waard dan de gehele wereld. Meer behoeven jullie niet te weten en jullie kunnen nu doen wat je wilt!"
Hoofdstuk 7: De geloofsdwang van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Hij moet alle leven van vermaak vermijden als de pest; maar daarentegen alles inzetten om door Mijn levende woord In zijn eigen hart letterlijk een nieuwe geest te vormen en om vervolgens eeuwig geheel in deze geest verder te leven in de overvloed van alle geestelijke kracht.
Hoofdstuk 8: De voorwaarden die de Heer aan leerlingen stelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] Dat er nu echter al weer veel mensen zijn die door hun overgrote zorg voor de wereld en hun lichaam niets meer weten van hun eigen ziel, dat kunnen jullie voor een deel bij je zelf, voor een deel bij de Sadduceeën en voor het grootste deel bij alle mensen zien. Want niemand weet meer te vertellen wie en wat de ziel is! Men gebruikt het woord wel en zegt: 'Bij mijn ziel', en 'in mijn ziel', maar als men iemand dan daarnaar vraagt en zegt: 'Vriend, wie en wat is toch de ziel?', dan is de gevraagde ten einde raad!
Hoofdstuk 11: De aanleiding tot de zondvloed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "Marcus, het morgenrood begint reeds .de toppen van de bergen te kleuren, zorg jij er nu voor dat we een morgenmaaltijd krijgen, want met een nuchtere maag kunnen we niet naar de vijf misdadigers gaan! Die zullen wel erg tegen ons te keer gaan eer ze genezen worden! Zodra ze genezen worden moet er zout, brood en wijn klaar staan om hen te versterken, want zij zullen na de genezing zeer zwak zijn. Zout, brood en wijn zullen hen weldra op krachten brengen!"
Hoofdstuk 18: Over het op schrift stellen van Jezus woorden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] De oplossing en de sleutel is Hij, die nu met je spreekt. Het woord, een woord van altijd durende, eeuwige liefde, dus de zuivere liefde van God voor jullie mensen, is de mooie bruid, de ware zuster van de mens en zijn lieve vriendin! Lees met deze sleutel het hooglied en je zult het begrijpen en de zuivere betekenis daarin vinden! Snap je, begrijp je nu iets van Salomo's wijsheid?"
Hoofdstuk 19: Het hooglied van Salomo. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] IK zeg: "Wat hij zegt is goed en waarachtig, dus weet je nu wat je er van moet denken. Maar nu houden wij erover op want de ochtendmaaltijd staat gereed! Onze ledermaten hebben voedsel nodig, daarom gaan wij deze nu eerst versterken en daarna gaan wij naar de misdadigers buiten, want ze zullen nu spoedig rijp zijn voor de genezing!" -Daarna werden vissen, brood en wijn op de tafels gebracht.
Hoofdstuk 19: Het hooglied van Salomo. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Maar na dit amen zeg IK: "En nu, Mijn vrienden en broeders, eten en drinken wij, want het moment nadert waarop de vijf misdadigers genezen moeten worden!" -Toen grepen allen gretig naar de vissen, het brood en vervolgens naar de wijn.
Hoofdstuk 20: Voorbereiding voor de genezing der misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Ja, jullie zielen en de zielen van miljoenen weten niet eens meer, dat zij dragers van de geest van God zijn. Laat staan dat zij bij hun eindeloze, wereldse zorgen ook maar iets ten bate van het vrij en zelfstandig worden van hun geest zouden kunnen en willen doen. Daarbij wordt de arme en zwakke mensheid door jullie te veel tot bloedige en rusteloze knechtenarbeid opgejaagd terwille van jullie liefde voor pracht en luxe en kan daarom óók niets doen voor het vrij en zelfstandig worden van haar geest. En zo zijn jullie samen met jullie onderdanen dood en waarachtige kinderen van satan en willen Mijn woord niet horen dat je oprecht en waarachtig naar het leven voert. Daarentegen verdedigen jullie je éigen woord dat jullie en al jullie ondergeschikten onvermijdelijk de eeuwige dood zal brengen!"
Hoofdstuk 10: Behoeften en het kwaad daarvan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] CYRENIUS zegt: "Ik zie wel dat je zeker niet dom bent, want het is een hele prestatie om stoffelijk gezien zulke Salomo's onzinnigheden, woord voor woord te onthouden. Want zij bevatten zoveel onsamenhangende onzin, als mij nog nooit eerder ter ore is gekomen! Maar desondanks begint deze pure onzin mij nu toch meer te verontrusten dan het eerdere snelschrijven van de engel. Wat wilde deze bekende Croesus van de Joden daar toch mee zeggen? Was het serieus een liefdesverklaring aan een mooi Joods meisje, dat er volgens zijn vergelijking heel vreemd moet hebben uitgezien? Of wordt daar iets heel anders mee bedoeld? Maar wat, - dat is een andere vraag! Is daar een sleutel voor? Als er één is, zal onze Heer en Meester dat zeker in de eerste plaats weten! Daarom kunnen we beter meteen naar de grote smid in plaats van naar de knecht van de smid gaan!"
Hoofdstuk 19: Het hooglied van Salomo. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Als de jonge Farizeeërs en levieten de tafels zo rijkelijk beladen zien met heerlijk toebereide vissen, met brood en met wijn, zegt HEBRAM: "Nou, erg behoeftig leven de leerlingen van de Meester uit Nazareth ook niet! Nu is er helemaal geen reden om ons nog langer er van af te houden in de eerste plaats Romeinse soldaten te zijn en daarbij met hart en ziel Zijn leerlingen! Hoe vaak hebben we niet in de tempel ter meerdere ere van Jehova moeten vasten en hier wordt niet gevast, hoewel het voor de Joden vandaag op de voorsabbat voorgeschreven is om streng te vasten! En toch wordt God daardoor zeker niet onteerd, want anders zou de goddelijke geest door de mond van onze Heer en Meester dat niet hebben gezegd! Kortom, wat Hij nu ook zegt of wil, wij zullen het altijd doen of wij het nu zoet of zuur vinden! Want de geest die op de sabbat zijn zon net zo op laat gaan als op een werkdag en die zijn winden geen rustdag geeft, staat zeker hoger dan de domme geest van onze tempel die eens voor de juiste heiliging van de sabbat drie voor en drie na rustdagen voorschreef. Omdat de week echter inclusief de sabbat maar zeven dagen telt, vroeg men zich af, wanneer er onder die omstandigheden dan gewerkt moest worden! De domme wetgever zag het onzinnige ervan in en deed daarna veel water in de wijn! Vrede zij met zijn as!
Hoofdstuk 20: Voorbereiding voor de genezing der misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] De morgenmaaltijd werd zo in korte tijd genuttigd en dat gebeurde zichtbaar met zeer grote eetlust, want de vissen waren zo smakelijk toebereid dat de heerlijke smaak meer dan normaal tot eten aanspoorde. Ook Mijn Jarah tastte gretig toe en haar Raphaël niet minder, wat verscheidene jonge levieten en Farizeeën zo zeer opviel dat zij zich onderling af gingen vragen, waarom de engel, die toch een echte geest moest zijn, de vissen en het brood en de wijn met een soort onbedwingbare trek opat en ook zijn lieflijke leerlinge flink aanzette om te eten, die zich er ook helemaal niet voor geneerde om behoorlijk met haar hemelse meester te wedijveren.
Hoofdstuk 20: Voorbereiding voor de genezing der misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Maar HEBRAM zegt tegen zijn makkers: "Hoe kunnen jullie je daar nu over verwonderen? De goede engel, die daarnet met zo'n enorm gemak die ongeveer dertig pond zware steen met zijn tere vingers beheerste, zal met de gare vis, het brood en de wijn nog veel gemakkelijker om kunnen springen! En dat zijn lieve leerlinge bij dit eetfestijn zo weinig voor hem onderdoet, komt omdat ze volop in de groei is. Want zo gezien zal het meisje nog geen vijftien lentes tellen maar is toch al zo sterk als een jonge vrouw van twintig zomers en dat komt door de goede voeding. Cyrenius' zoon, die tussen de eetlustige en de nog meer etende engel zit, heeft ook wel veel trek, maar het meisje en de engel overtreffen hem toch behoorlijk! Maar voor het meisje is het jammer dat zij zo veel eet! Ze heeft toch een heel mooi figuur en spreekt heel geestdriftig, maar door dat vele eten verliest zij veel van haar bekoorlijkheid. -Ook onze Meester eet en drinkt heel vaardig. Dat is overigens geen ongewoon beeld bij grote geesten. Allen, die ik tot nog toe heb Ieren kennen, waren eerder grote dan kleine eters en ook drinkers! Overigens wordt hier nauwelijks te veel gegeten en gedronken, behalve dan door de engel, die waarachtig reeds zoveel heeft gegeten als wij allen bij elkaar! Daarbij is het opmerkelijk, dat een reine geest de stoffelijke spijzen net zo eet als een van ons! Ik zou eigenlijk wel eens willen weten of hij daarna het genotene ook op de natuurlijke manier door de zogenoemde stoelgang verwijdert, of zou hij al het genotene totaal in zich opnemen?"
Hoofdstuk 20: Voorbereiding voor de genezing der misdadigers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[16] IK richtte Mij nu tot Marcus, die al met brood, wijn en zout klaar stond en zei tegen hem: "Geef de vijf nu vlug wat wijn, daarna wat brood met zout!"
Hoofdstuk 21: De genezing van de vijf bezeten roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] IK zei tegen hen: "Neem nu wat brood met zout en dan nog wat wijn, dan zullen jullie weer op krachten komen en je bezinning weer helemaal terug krijgen!"
Hoofdstuk 21: De genezing van de vijf bezeten roofmoordenaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...