Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

32391 resultaten - Pagina 30 van 2160

...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...
[2] Maar laten we het niet hebben over de verhoudingen die hier aan déze kant heersen, want die zijn de vrucht van de verdorvenheid van de ziel, die we nu grondig kennen, maar laten wij ons eens richten op de meer dan ijzingwekkende gevolgen in het toekomstige, grote hiernamaals! De haren rijzen te berge alleen al bij een serieuze gedachte aan de meer dan afgrijselijk erbarmelijke toestand waarin zo'n verdorven ziel terechtkomt! Welke vloek is kleurrijk genoeg om dat door een menselijke mond te laten beschrijven?! Slechts de grootste kwellingen van het vuur, dat in de ziel zelf woedt, kunnen haar door middel van een onbeschrijfelijk gevoelige les in een wat draaglijker toestand brengen, waarvoor altijd meteen zoiets als een eeuwigheid, in de tijd gezien, nodig is! Hoe ontzettend veel zielen zullen dus vanaf nu, over myriaden jaren pas goed in de diepste en ijzingwekkendste ellende terechtkomen, om het pas weer na nogmaals myriaden aardse jaren maar net een haartje vrijer en zodoende draaglijker te krijgen!
Hoofdstuk 242: Schijnbare onrechtvaardigheden bij het leiden van zielen hier en aan gene zijde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] (DE HEER:) "Dat jij, Mathaël, echter zegt dat de schuld uiteindelijk toch bij Mij ligt voor het feit, dat in de loop van de tijd de mensen in zo'n totaal verkeerde manier van leven terecht gekomen zijn, die hen overduidelijk ten gronde zou moeten richten, daar stel Ik ook meteen het volgende tegenover: Zielen zoals die van deze zwarten, zijn tot op heden nog niet geroepen tot het kindschap van God, en voor datgene waarvoor zij er zijn, was een meer stereotiep, vast bewaarde volmaaktheid van hun ziel voldoende; want je moet deze niet zien als een speciaal gevolg van hun voortreffelijke zelfontwikkeling, maar zij is hun gegeven, net als hun zwarte huid. Als zij echter ook het kindschap van God willen bereiken, dan zal hen dit alles niet meer gegeven worden, maar alleen de leer .
Hoofdstuk 245: De zelfstandige ontwikkeling van een mensenziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Jou, Mijn beste Mathaël, heeft de buitengewoon lange tijd teveel benauwd maar als je zou beseffen wat ervoor nodig is om een ziel zodanig vrij te maken dat zij wordt wat zij nu al in jou is, dan zou je aan de tijdsduur beslist geen aanstootgenomen hebben! Hoeveel tijd denk je wel dat er voorbij gegaan is aleer je als mens met een nu al een zeer volmaakte ziel, tot je huidige levensniveau kwam? Als Ik je dat allemaal voor zou rekenen, zou je met afgrijzen vervuld worden en je zou dat nu nog lang niet kunnen begrijpen! Onze Raphaël weet het echter wel en begrijpt de onpeilbare diepte daarvan.
Hoofdstuk 246: Waarom de vrije mensenziel zelfstandig haar volmaaktheid moet bereiken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Ja, Mijn vriend, een zon, een aarde en alle dingen daarop te scheppen is eenvoudig! Daar is niet zo'n lange tijd voor nodig. Ook gerichte dieren en plantenzielen scheppen is niet moeilijker. Maar een ziel maken die in alles volledig aan Mij gelijk is, is ook voor de almachtige Schepper een bijzonder moeilijke zaak, omdat almacht Mij daar niet bij kan helpen, maar alleen wijsheid en het grootste geduld en de grootste lankmoedigheid!
Hoofdstuk 246: Waarom de vrije mensenziel zelfstandig haar volmaaktheid moet bereiken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] IK zeg: "Ja, Mijn vriend, dat was een heel ander geval; met Jullie zielen, maar alleen jullie lichamen waren bedorven, omdat zich in jullie ingewanden een aantal boze geesten genesteld hadden! Die veroverden het lichamelijke organisme in zoverre dat zij daarin heer en meester waren zoveel zij maar wilden, en jullie zielen, die lang niet opgewassen waren tegen zoveel geesten, trokken zich gedurende die tijd terug en moesten de kwade geesten in jullie lichaam hun gang laten gaan.
Hoofdstuk 247: Over de bezetenheid. De langzame uitbreiding van het evangelie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] De geringste uiting van Mijn macht is dan voldoende om duizendmaal duizend van zulke zielen uit het lichaam te verwijderen, waarvan een voorbeeld, dat vandaag nog gegeven zal worden, je nog meer zal overtuigen. Als de geesten eenmaal uit het lichaam zijn, zul je zeker een behoorlijke zwakte in je lichaam voelen, die aanhoudt tot de ziel zich weer meester gemaakt heeft van het gehele lichamelijke organisme. Zodra dit heeft plaatsgevonden, beheerst. de oude, helemaal gezonde ziel weer het lichaam; hier werd dus alleen het lichaam en niet de ziel door Mijn almacht geholpen. Maar wanneer een ziel als zodanig door haar eigen wil verwoest is, kan Mijn almacht niet helpen, maar alleen liefde, onderricht en geduld, omdat iedere ziel zelf moet gaan. bouwen en zich met het haar gegeven materiaal zelf moet vervolmaken. -Begrijp je dat nu? Als je nog iets niet duidelijk is, vraag het dan, want het is nu de tijd van de.algehele uitleg over alles, en jullie hebben veellicht nodig om alle anderen in al hun duistere levenskamertjes zo goed mogelijk te verlichten!" ..
Hoofdstuk 247: Over de bezetenheid. De langzame uitbreiding van het evangelie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] In deze tijd van magiërs en tovenaars kunnen de tekenen echter al tamelijk sterk en overtuigend gebracht worden, want waar je nu ook maar een teken zult doen, hebben de mensen tevoren wel honderd goochelkunsten door Perzische en Egyptische magiërs zien opvoeren en daarom maakt een door ons gedaan teken nu juist geen bijzondere indruk op de wereldse geleerden. Bovendien worden we ook aan alle kanten door de Essenen omringd, die voor het blinde volk zonder veel moeite allerlei tekenen doen om het mettertijd helemaal voor zich te winnen. En zodoende brengen nu onze grotere en wonderbaarlijker zijnde tekenen het volk in het algemeen op z 'n minst tot verbazing, ook al wordt het er niet volledig door overtuigd, en dat is precies de juiste maat, en het zou geen zegen voor het volk zijn als wij met de tekenen nog groter opzien zouden baren.
Hoofdstuk 248: Op het juiste moment wonderen doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] Maar Ik heb al die zaken voor deze tijd zo voorzien, en alles zo laten ontstaan en worden dat wij nu daarnaast heel gemakkelijk en door niets gestoord, zoveel mogelijk kunnen doen voor het ware, vrije heil van de mensen, zonder iemand door onze daden de waarheid nadrukkelijk op te dringen. Voor deze tijd zijn daarom voor de oppervlakkige toeschouwer onze krachtige tekenen niet bijzonder opzienbarend. Alleen degene die zich meer in ons verdiept, zal tussen de door Mij gedane tekenen en die van de magiërs der Essenen natuurlijk al meteen een onnoemelijk groot verschil ontdekken. Maar hem zal deze kennis ook geen schade aan zijn ziel toebrengen, omdat hij reeds de waarheid moet hebben leren kennen voor hij in staat was een juist onderscheid tussen de tekenen van Mij en die van de Essenen te ontdekken. Hij is zodoende reeds rein, en voor de reine is dan alles rein."
Hoofdstuk 248: Op het juiste moment wonderen doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Ja, als een volk eenmaal geheel in Mijn licht zou staan, en het zou bedreigd worden door hardnekkige, blinde, heidense volken van buiten, die het geloof in Mij beslist niet aannemen wilden, maar die wel Mijn lammeren met alle haast en woede zouden willen vervolgen, dan is het tijd het zwaard te grijpen en de wolven voor altijd te verjagen van de zachtaardige kudde. Als echter eenmaal in Mijn naam naar het zwaard tegen de wolven gegrepen wordt, moet dat in alle ernst gebeuren, opdat de wolven zich het zwaard, dat hen in Mijn naam geraakt heeft, zullen herinneren. Want als ergens eenmaal een gericht in Mijn naam plaats vindt, moet het er niet uitzien als iets wat niet helemaal ernstig te nemen is!
Hoofdstuk 251: Het zwaard als tuchtigingsmiddel bij ongelovige volken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Alleen, als ik mij in gedachten verplaats naar het begin van alle tijd en eeuwigheid, dan moet ik mij voorstellen dat al het geschapene dat bestaat, alle oorspronkelijke aartsengelen, alle hemelen, alle werelden -zoals zonnen, aarden, manen, al de sterren, die volgens Uw uitleg ook niets anders zijn dan zonnen, aarden en hun manen, die wij stervelingen met onze lichamelijke ogen vanwege de te grote afstand weliswaar nooit kunnen zien -, toch eens een begin gehad moeten hebben, omdat anders de mogelijkheid van hun bestaan, in ieder geval voor mij, eigenlijk niet denkbaar zou zijn! Want in bepaalde, positieve verhoudingen stel ik het mij als volgt voor: Iets, een wezen, ding of zaak zonder enig begin, kan eigenlijk ook helemaal niet bestaan! Of zou een ding wel uit het niets kunnen ontstaan wanneer U, als Schepper, dat nooit gedacht heeft? !
Hoofdstuk 253: De verschijnselen bij de doop van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] MATHAËL zegt: "O Heer, ja zeker, ja zeker snap ik het; maar terwijl ik het snap, begin ik mij zo'n beetje helemaal te verliezen en op te lossen in het niets! Want Uw eeuwige macht en grootte, de oneindige ruimte en de eeuwige duur der tijden verslinden mij volledig. Het begint al wel heel vaag tot mij door te dringen, en - of ik het goed begrepen heb wat U, o Heer, in zekere zin ingefluisterd heeft, weet ik natuurlijk nauwelijks of eigenlijk helemaal niet nauwelijks uit te spreken zo schemerig begint het mij te dagen, dat U van zulke scheppingsperioden er niet slechts -om ook op Arabische wijze te tellen -zeg maar tientallen of honderdtallen meegemaakt heeft, maar ontelbare! Want als ik in de tijd terug tel en bij het heden begin, zou ik met het tellen beslist nooit klaar komen, en nooit in der eeuwigheid tot de tijd komen, waarvan men zou kunnen zeggen dat het Uw eerste was!
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kortom, U heeft geen begin, en dus is het ook onmogelijk dat Uw scheppingen ooit een begin hebben gehad, en hoeveel de eeuwige ruimte er ook moge bevatten, er is er toch niet één bij waarvan men zou kunnen zeggen: 'Kijk dat was de eerste! Vóór deze is er niets geschapen!' Want achter zo een, die de eerste zou moeten zijn, verschuilt zich toch weer een volmaakte, hele eeuwigheid! Wat zou U dan gedurende die tijd, terwijl U steeds hetzelfde wezen was, gedaan hebben? In de eindeloze ruimte is ook plaats voor eindeloos veel scheppingen; ook al zijn hun afstanden nog zo eindeloos groot, dat maakt niets uit! De eindeloze ruimte heeft plaats genoeg voor al de eeuwige, eindeloos vele, en zal eeuwig nog plaats hebben voor ontelbare maalontelbaar vele, en zo eeuwig verder en verder voor nog talloze nieuwe, en deze toekomstige zullen de reeds van eeuwen her aanwezige ook in zekere zin niet vermeerderen; want eindeloos veel en talloos veel kan nooit méér worden, omdat het zonder meer al eindeloos veel is.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Verder maak Ik je erop opmerkzaam, dat uit de menselijke geest, ook a1s deze nog niet volledig één is geworden met de ziel, toch een speciaal gevoel in de ziel stroomt en zich als iets puur geestelijks kenbaar maakt door zich alle gebeurtenissen ook al zijn die een eeuwigheid voor de huidige tijd gebeurd! steeds zo voor te stellen alsof zij nu gebeuren, of alsof de geest er toen ook reeds als oog en oorgetuige bij was. De afstand tot zulke reeds lang gebeurde dingen stelt de beperkte ziel er zich pas later in haar hersenen bij voor. In de ziel komt de herinnering in de plaats van dit geestelijke gevoel; maar de herinnering plaatst het feit niet in de tegenwoordig.e tijd, maar verplaatst het, afhankelijk van het tijdsverloop, naar de tijd waarin het plaats vond. De geest verplaatst zich echter geheel in de periode van handeling alsof hij daar aanwezig is, en haalt zich iets toekomstigs ook zodanig voor de geest alsof het reeds aanwezig is, hetzij reeds begonnen of ook wel als reeds lang gebeurd.
Hoofdstuk 255: De menswording van de Heer in onze scheppingsperiode en op onze aarde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] IK zeg: "Zolang je wilt, kun je bij Mij blijven en ook vragen stellen! Als je nog iets hebt wat je niet duidelijk genoeg is, dan heb je net als alle anderen het vrije en volle recht om te vragen! Want nu op deze plaats ben Ik geheel en al oor; later zal er een tijd komen dat Ik gedurende enige tijd op geen enkele vraag zal reageren. Je mist nog iets; onderzoek jezelf en vraag, en ook dat zal je uitgelegd worden!"
Hoofdstuk 257: De alwetendheid van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] En zo kan ook Ik wel, als een echte leraar en als een zeer rechtvaardige rechter, altijd vragen aan jullie mensen stellen, niet om van jullie iets te horen wat Ik eerder niet geweten zou hebben, maar om jullie daardoor te dwingen tot nadenken en zelfonderzoek! Dus in die geest kan Ik wel iedereen vragen stellen; maar als Ik iemand van jullie zo zou vragen, alsof Ik Mij zou willen overtuigen of deze of gene van de leerlingen Mijn les wel begrepen zou hebben of niet, dan zou dat wat Mij betreft een ijdel en misplaatst vragen zijn, omdat Ik ook zonder al die vragen, als God toch al sinds eeuwigheden heb kunnen weten wie Mij in deze tijd op deze aarde begrijpen zal en hoe goed! -Is je dat nu ook duidelijk!"
Hoofdstuk 257: De alwetendheid van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...