Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

3483 resultaten - Pagina 30 van 233

...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...
[7] Je kunt je wel voorstellen, dat een voltooid mens reeds in enkele ogenblikken een eindeloze hoeveelheid verschillende gedachten en ideeën, volkomen organisch ingericht, zal kunnen denken en samenvatten. Als hij deze wil omhullen met zijn wil, zullen zij blijven bestaan en zich ontwikkelen. Uiteindelijk zullen zij bij het bereiken van hun natuurlijke, hoogste, voltooide vorm zelf gelijk worden aan hun schepper en zij zullen hun soortgenoten voortbrengen en scheppen en zo uit zichzelf, op gelijke wijze als waarop zij zelf ontstaan zijn, een eindeloze vermeerdering van hun eigen soort tot stand brengen. Daarvan vind je reeds duidelijk aantoonbare voorbeelden in de materiële wereld.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Als een van jullie een zondaar is, moet hij zijn ambt als rechter neerleggen, want als hij oordeelt, roept hij een dubbeloordeel over zichzelf af, waaruit hij zich moeilijker zal kunnen bevrijden dan degene die hij berecht en verdoemd heeft. Kan een blinde ooit een ander leiden of hem de juiste weg wijzen?! Of kan een dove een andere dove iets vertellen over het effect van de harmonieën in de muziek zoals die het zuiverst beoefend werd door David? Of kan de ene lamme tegen de andere zeggen: "'Kom hier, ongelukkige, ik zal je naar de herberg brengen!'? Zullen beiden niet al gauw uitglijden en in een greppel vallen? !
Hoofdstuk 58: Oordeel niet! - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Waar jullie licht, vuur en warmte zien, daar is ook de mens, hetzij al gereed of in een beginstadium. Miljarden licht-, vuur en warmteatomen verpoppen zich en brengen vormen voort. De afzonderlijke vormen gaan opnieuw samen en verpoppen zich in een grotere vorm, die de menselijke vorm al meer benaderden ontwikkelen zich daarin tot een wezen. Dit wezen produceert nu al meer vuur, licht en warmte, waardoor echter een grotere behoefte aan een hogere en meer volmaakte vorm ontstaat. De vele vormen die op zichzelf reeds volmaakter zijn, verscheuren eveneens hun omhullingen, voegen zich samen en verpoppen zich door de substantie van hun wil wederom in een hogere en volmaakter vorm. Dat gaat zo door totdat de mens voltooid is, en daarna ontpopt de mens zichzelf tot de toestand waarin ik mij nu bevind en waarin hij dan volledig gelijk is aan het Oervuur, het Oerlicht en de Oerwarmte. Dat alles nu is God, die ik nu onafgebroken zie in Zijn Oerlicht, met in Zichzelf het volle vuur en de volle warmte, en dat alleen is het wat van eeuwigheid tot eeuwigheid het wezen van God uitmaakt.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] De behoefte van de liefde drukt zich uit in vormen van licht. Maar de vormen ontstaan en vergaan meteen weer, zoals bij een mens de beelden achter de oogleden van de gesloten ogen tijdens een verhitte fantasie. Er komen steeds weer andere beelden, zij worden groter en nemen langzaam maar zeker meer blijvende en herkenbare vormen aan. Maar bij de voltooide mensen, zoals dat bij mij nu natuurlijk maar voor korte tijd het geval is, blijft de gedachte in zijn vorm bestaan omdat hij, door de wil gegrepen, meteen door een snelle omhulling in de opgetreden vorm wordt vastgehouden en deze niet meer kan veranderen. Omdat de omhulling echter oorspronkelijk slechts heel etherisch teer en daarom ook doorschijnend is, dringt er van de schepper van de nu vastgelegde gedachte voortdurend meer licht en warmte naar binnen. Dit vergroot het eigen licht en de eigen warmte van de vastgelegde gedachte, die oorspronkelijk uit deze beide geestelijke elementen ontstond. De zo gevormde gedachte begint zich al gauw meer en meer te ontwikkelen en wordt volgens het licht van de wijsheid en de volmaakte kennis, waarvoor iedere constructie, ook al is die nog zo kunstig helderder dan de helderste dag is, in al haar noodzakelijke delen, verbindingen en opbouw, doelmatig en als een zinvol geheel ingericht. Als de gedachte eenmaal de organische inrichting heeft, begint in haar zich hierin ook al een eigen leven van zichzelf bewust te worden en zich voor te bereiden.
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Men zegt wel, dat zij wetten van God Zelf hebben, die Hij hun door hun eerste leraar Mozes op de berg Sinaï gegeven zou hebben. Die wetten zijn weliswaar op zichzelf heel goed als iedereen ze als een absoluut noodzakelijke leefregel zou opvolgen. Wat heeft het echter voor zin als men de arme mens ten strengste verbiedt te stelen en te bedriegen, maar zelf, omdat men op de heersersstoel zit, de gehele hem slaafs onderworpen mensheid bij iedere gelegenheid zoveel als maar mogelijk is leegrooft, besteelt en bedriegt en zich om haar, in weerwil van de goddelijke wet, niet in het minst bekommert! Zeg mij eens wat iemand die het eerlijk meent, van zo'n wet en de bewaarders daarvan moet denken!
Hoofdstuk 60: Zorels kritiek op moraal en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[13] Wat wil je dan gezien het hoge doel waarvoor ieder mens is geschapen, met zo'n mens doen? Wat voor ontwikkeling zul je hem kunnen geven? Wanneer zal zo' n mens komen tot de kennis van zichzelf en tot de kennis van de ware God, de Oergrond van alle dingen en al het licht en alle zaligheden? Bestudeer het lichaam van een gezond mens, bekijk en onderzoek het secuur met je kritische verstand en je zult vinden dat een zo wijs en buitengewoon kunstig samengesteld lichaam toch ook nog een andere bestemming moet hebben dan alleen maar het dagelijks vullen van zijn buik, om vervolgens behoorlijk wat afval te kunnen produceren!"
Hoofdstuk 61: Materialistische dwalingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Dat echter niet ieder mens die op deze aarde geboren wordt, grondbezitter kan worden en kan zijn, ligt wel duidelijk in de aard der dingen. De weinige eerste mensen konden natuurlijk gemakkelijk delen in het bezit van de landerijen want de gehele aarde was toen nog vrij. Maar nu wordt de aarde, vooral op haar vruchtbare gronden, bewoond door een haast niet te tellen aantal mensen en men kan onder hen toch die families, die de aarde al sinds lang in het zweet huns aanschijns bewerkt hebben en deze met veellevensgevaar gezuiverd en vruchtbaar gemaakt hebben, het hun toegemeten grondbezit niet meer betwisten. Men moet het juist vanwege het algemene welzijn zo krachtig mogelijk beschermen, opdat de mensen die eens door hun vlijt de aardbodem gezegend hebben hun deel niet kwijtraken. Zij hebben het namelijk niet helemaal alleen voor zichzelf, maar daarnaast nog voor honderd andere mensen die geen grond en bodem kunnen bezitten, ieder jaar moeten bewerken.
Hoofdstuk 62: Over de terechte bescherming van eigendom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Nu is onze Zorel eindelijk helemaal verslagen en weet hij niets meer tot redding van zijn eer naar voren te brengen. Hij begint bij zichzelf diep na te denken over wat hij nog ter rechtvaardiging van zichzelf uit zijn brein te voorschijn zou kunnen brengen, maar hij vindt alle uitwegen afgesloten en er vertoont zich geen enkel nog zo klein gaatje waardoor hij zou kunnen ontsnappen.
Hoofdstuk 67: Cyrenius' verontwaardiging over Zorels misdaden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Johannes heeft mij reeds in zijn hart gezegd dat zijn wijsheid hier te kort schiet en de andere leerlingen peinzen en peinzen nu wat dat mag betekenen, maar Ik laat hen nog een klein poosje nadenken, opdat zij zichzelf beter leren kennen. Als zij wat dieper in zichzelf hebben gegraven, zal Ik hen wel weer vooruit helpen. Maar hij zal hun nog wel zoveel moeite bezorgen dat zij zich allemaal geweldig achter de oren zullen beginnen te krabben! Daarna zullen zij weer een stap verder kunnen doen. - Nu zal Ik echter Johannes' tong weer losmaken, en dan zal hij opnieuw gaan spreken. Let daarom nu maar goed op.
Hoofdstuk 71: Cyrenius' verwondering over Zorels scherpzinnigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Ja, als je helemaal geen enkel idee van enige zuivere waarheid, en dus van het goede, in jezelf gevonden zou hebben, je daarentegen slechts in een duister bijgeloof bevond, gestaafd door je gehele levenssfeer, dan zouden je daden ook al waren zij op zichzelf voor de rechterstoel van het zuivere verstand nog zo slecht -je niet als schuld aangerekend worden. Dan zou je dus net zo vrij van zonden zijn als jouw mens geworden tijger en rotsblok, en niemand zou het recht hebben tegen je te zeggen: 'Verbeter je, heb berouw over je misdaden en doe oprecht boete opdat je voor de ware God aangenaam wordt!
Hoofdstuk 72: Johannes geeft Zorel advies zijn leven te beteren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Want wat zou het een menselijke maatschappij baten als Ieder mens op zichzelf helemaal volmaakt zou zijn, maar zich steeds voor zijn buurman verborgen zou houden? Dan zou de een de ander gaan wantrouwen, en als er ook maar een mug om het hoofd van een totaalonschuldige buurman zou zoemen, zou men louter draken en olifanten zien! Maar als allen je nu leren kennen, wie je was en hoe je was, wat je gedaan en hoe je geleefd hebt, en als je je leven nu verbetert en iedereen ziet en hoort dat je een ander mens bent geworden, die volkomen inzicht heeft in zijn eerdere dwalingen en deze waarachtig en oprecht verafschuwt, dan zal ieder mens je ook met oprecht vertrouwen goedgunstig omarmen en je liefhebben, zoals de ene reine broeder de andere reine broeder liefheeft. Daarom moet hier tevoren alles over je bekend gemaakt worden aleer je effectief in een betere leer opgenomen kunt worden.
Hoofdstuk 63: Zorels afkomst en verwantschap. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] IK zeg: "Luister, - omdat Ik toevalligerwijs hier de Heer ben en jij welbeschouwd alleen aan Mij je eed verschuldigd bent en Ik je daarvan kan ontslaan hoe en wanneer Ik wil, heb ook Ik intussen alleen te bepalen wat hier achtereenvolgens voor de genezing van een zieke ziel gedaan moet worden! Bovendien heb je je eed aan goden gezworen die eeuwig nergens bestaan, en omdat die beschermers van je eed zo weinig voorstellen, zal je eed ook niet veel meer voorstellen. Je goden en je eed zijn daarom op zichzelf één grote nul. Slechts in zoverre Ik je eed als teken van trouw beschouw, heeft deze ook waarde; maar voor zover Ik je eed als nul zie, heeft deze voor Mij ook niet de minste waarde en ben je in ieder geval voor dit ogenblik geheel daarvan ontheven.
Hoofdstuk 67: Cyrenius' verontwaardiging over Zorels misdaden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Een wil die iets tot stand wil brengen, moet vastbesloten en ernstig optreden en nergens bang voor zijn. Met stoïcijnse onverschilligheid moeten hem alle wereldse voordelen volkomen koud laten en zelfs ten koste van zijn lichamelijke lichaam moet hij de lichte weg van de waarheid blijven volgen. Dan is de anders zo zwakke waarheidsliefde sterk en krachtig geworden en heeft deze de puur wereldse wil van het gevoel en het genot volledig onderworpen. Die gaat uiteindelijk zelfs geheel over in het licht van de waarheidsliefde en dan is de mens in zichzelf tenslotte één geworden, hetgeen van het grootste belang is voor de innerlijke vervolmaking van het onsterfelijke wezen van de mens.
Hoofdstuk 73: De zucht naar kennis en de zucht naar genot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Want als je in het denken en in je zelf niet één kunt worden, hoe kun je dan zeggen: 'Ik heb de waarheid in al haar diepte en volheid onderkend!', - terwijl je in jezelf nog volkomen verdeeld bent en dus voor jezelf niets dan een pure leugen bent? De leugen is echter vergeleken bij de waarheid niets, zoals de donkerste nacht niets is vergeleken bij de klaarlichte dag. Zo'n nacht kent geen licht en de mens die in zichzelf een leugen is, kan geen lichte waarheid onderkennen, en daarom is bij alle wereldse mensen die nog vol innerlijke tweespalt zijn, het trek en voertouw van de waarheidsliefde zo zwak dat het reeds bij het geringste tegenovergestelde trekje door het wereldse genot buiten spel wordt gezet en dus overwonnen wordt.
Hoofdstuk 73: De zucht naar kennis en de zucht naar genot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Omdat een ziel zich echter zo'n buitengewoon pijnlijke loutering niet uit liefde tot de waarheid of tot het licht zal laten welgevallen, maar zich uit oude genot en duistere heerszucht daaraan als een Proteus zal trachten te onttrekken, daarom is een mens die in deze wereld in zichzelf één is geworden in zijn levensnacht, ook zo goed als voor eeuwig verloren.
Hoofdstuk 73: De zucht naar kennis en de zucht naar genot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...