Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

10915 resultaten - Pagina 30 van 728

...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...
[2] Ik zeg echter: 'Ik kom gauw weer langs, want voordat Ik voor het volgende feest naar Jeruzalem trek, moet Ik Nazareth bezoeken, en op de heen en terugreis zal Ik je weer opzoeken.' .
Hoofdstuk 93: Naar Kapérnaum. De Heer dwingt niemand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] De gastheer zegt: 'Heer, daarmee maakt U me erg gelukkig! Als U nu echter beslist niet langer hier wilt blijven, wilt U dan zo vriendelijk zijn om mij toe te staan, dat ook ik U weer m.ag vergezellen!'
Hoofdstuk 93: Naar Kapérnaum. De Heer dwingt niemand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Wat eenmaal, bij de grote levenstest van iedere mens voor Gods aangezicht, als vreemd aan de mens wordt onderkend, dat zal waardeloos Voor hem zijn en het zal van hem worden afgenomen, en er zal dan worden gezegd: Wie heeft, die zal het behouden en hij krijgt er nog veel meer bij; wie echter niets eigens heeft, die zal worden ontnomen wat hij heeft, omdat het niet van hemzelf, maar van een vreemde is!
Hoofdstuk 93: Naar Kapérnaum. De Heer dwingt niemand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar Ik raad hem aan: 'Maak je vrij van alles, dan zul je veellichter wandelen; want de dieven vallen alleen maar diegenen aan, waarvan ze weten dat ze iets bij zich hebben! Heb je echter niets, dan kunnen ze ook niets wegnemen!'
Hoofdstuk 93: Naar Kapérnaum. De Heer dwingt niemand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Maar Judas Iskariot, die er vlak naast staat, zegt: 'Ik vind echter, dat het de mens nooit schaadt, als hij wat geld bij zich heeft tijdens de reis!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg je echter nog bovendien, dat Ik binnenkort vele duizenden zal voeden, zonder meer geld bij Mij te hebben dan nu.
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Ik zeg je: Een echt en algeheel vertrouwen op God is meer waard dan alle schatten der aarde, waarmee je wel voor korte tijd je vlees, maar nooit je ziel kunt helpen! Als je echter je ziel te gronde gericht en verloren hebt, wat heb je dan later nog te geven voor de verlossing van je ziel?!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Er komen echter nog tijden die slechter zullen zijn dan diegene waarin Noach de ark bouwde, en hun ellende zal te wijten zijn aan het goud en het zilver, -en slechts een vuur uit de hemel dat al de produkten van de hel zal verteren zal de mensen verlossen van de ellendigste van alle ellendes!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Ik wil heus niet beweren dat U ongelijk hebt met datgene, wat U van het geld zegt; maar waar is op deze armzalige aarde dan iets te vinden, waarmee geen duizendvoudige slechtheden begaan zijn?! Als God die dingen echter niet zo bijzonder vervloekt vanwege hun slechte gebruik, waarom moet het geld het dan bij Hem zo ontgelden?!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Ik zeg: 'Wat iemand lief heeft, daarvoor heeft hij ook verstand genoeg om het te prijzen; jij houdt uitermate veel van het geld en kunt daarom het geld heel goed bejubelen. Ik zal je daarom ook verder niets meer zeggen, want waar men van houdt, dat wil men ook prijzen! Je zult echter binnen niet al te lange tijd de vloek van het geld nog leren kennen! Nu houden we er echter over op! De weg naar Kapérnaum is vrij pittig, en we moeten toch voor zonsondergang daar zijn en er onderdak voor ons vinden!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik zeg: 'Ik zeg je: Ja, als men het goed gebruikte, dan zou het net zo goed zijn als al het andere op aarde, dat men ook goed en slecht gebruiken kan! Maar het grote verschil ligt hierin: Als je een stad ingaat, dan moet je allerlei zaken op je schouders meedragen, hetzij gereedschappen of etenswaren, en daarvoor krijg je iets anders terug wat je nodig hebt, of ook wel een toebereide maaltijd. Het is wel wat omslachtig en beslist niet erg gemakkelijk -maar het is ook ongeschikt om daarmee tot zondigen verleid te worden! Want als je met koopwaar en pakken komt of je trekt een kar vol gereedschappen, en je gaat daarmee naar een hoer en je wilt met haar voor een paar potten of schotels zondigen, dan zal ze je bespotten en uitlachen, en je bent gevrijwaard van de zonde. Kom je echter bij haar met goud en zilverstukken, dan zal ze je niet bespotten en uitlachen, maar je meenemen in haar slaapkamer en ze zal je met allerlei dingen prikkelen om te zondigen, om je daardoor des te meer goud en zilver te ontfutselen! Daarom is het geld wel gemakkelijk maar ook buitengewoon verlokkend en gemakkelijk om te zondigen!
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Judas zegt: ' Ja, ja, dat is juist! Maar als men allerlei dieven tegen zou willen houden, door de mensen niets te laten bezitten wat de dieven beviel, dan moest er bij de mensen toch ontzettend veel veranderen! Ten eerste zou iedereen even arm aan aardse goederen moeten zijn, ten tweede moest iedereen op iedereen lijken net als mannetjes en vrouwtjes mussen, en ten derde zou er niet één verstandiger mogen zijn dan de ander! Maar zolang dit allemaal niet het geval is, heeft al het praten, leringen geven en tekenen doen geen nut! Velen zullen zich daardoor wel bekeren, maar nog tien keer zoveel zullen ondanks de leer of de tekenen blijven zoals ze zijn, en even gemakkelijk of zelfs nog gemakkelijker kunnen ze ook wel tien keer erger worden dan ze eerst waren. Want ieder mens heeft enige eigenliefde en hij wil een redelijke verzorging hebben; daarom denkt ieder mens toch heel natuurlijk eerst aan zichzelf en dan pas aan de anderen! En dat kun je hem toch onmogelijk kwalijk nemen! Huis en grond kan niet iedereen hebben, want dan moest God bij iedere geboorte een stuk grond met een huis laten geboren worden en dat ook op laten groeien. Omdat dat echter niet zo is en de eerder geborenen zich reeds lang ieder plekje op aarde toegeëigend hebben, zodat daardoor de meeste pasgeborenen nog geen voetbreed stukje aarde kunnen bezitten, blijft hen uiteindelijk niets anders over dan zich zelf door allerlei kennis onontbeerlijk te maken voor de luie bezitters en dus op de een of andere manier in dienst te gaan bij de rijke bezitters der aarde, of zich op de diefstal toe te leggen, om niet de zware bedelstaf te hulp te moeten roepen. -Als dan de besten van degenen, die geen grond en geen huis bezitten, voor hun diensten alleen maar geld krijgen en het geld indien mogelijk bij elkaar sparen, zodat ze voor hun oude dag iets hebben, dan zie ik daar niets slechts in, en ik vind dat het geld een nieuwe schepping van grond en vastigheid is voor al degenen, die op deze armzalige aarde niet door opvoeding en geboorte ooit tot het vurig verlangde bezit zijn gekomen. En ik moet eerlijk bekennen, dat God Zelf, Die niet tegelijk voor iedere pasgeborene ook een nieuw stuk land scheppen kan of wil, de heersers het goede idee ingegeven heeft om geld te scheppen, waardoor ook kinderen van bezitslozen de nodige verzorging kunnen krijgen, die vaak beter is dan die, welke uit grond en bezit bestaat. En God kan toch niet willen, dat de kinderen van bezitslozen te gronde zullen gaan!? Want ze kunnen er toch duidelijk niets aan doen, dat ze op de wereld geboren zijn met dezelfde levensnoden als de kinderen van de bezitters!
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik ben nu pas een paar uur in het gezelschap van deze grote profeet, en het is mijn heilige plicht om Hem te doorgronden en zoveel mogelijk te Ieren kennen, zowel in Zijn zienswijze als in de strekking van Zijn optreden! Jij bent nu al ongeveer een half jaar in Zijn omgeving en je moet Hem daarom ook beter kennen dan ik! Moet ik me echter daarom, omdat jij Hem al kent, helemaal geen moeite geven om Hem tenminste ook zover te leren kennen als jij Hem tot nu toe hebt leren kennen?!' ,!,
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Thomas zegt: 'Je wilt toch hopelijk niet vandaag al alles weten, o : dan morgen weer naar huis te gaan!? Het is maar goed, dat de Heet: eindelijk weer op weg is gegaan, anders waren jullie beslist morgen ook nog lang niet over jouw domme geld uitgepraat geraakt! De Heer heeft gelijk; dat vervloekte geld wordt je dood nog eens, omdat je het zo bijzonder aantrekkelijk vindt! De Heer heeft je toch duidelijk genoeg gezegd, welke waarde het geld heeft en op welke manier het zeer nadelig is voor het;;: geestelijke leven van de mens; maar jij vindt jezelf al heel lang wijzer li dan God en daarom ook kun je voor God de kroon op je wijsheid zetten! :; Pas maar op dat je op een keer niet stikt van louter wijsheid!
Hoofdstuk 95: Het karakter van Judas. (15.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ik zeg: 'Ik heb hem niet gevraagd om te komen en zal hem daarom; ook niet wegsturen; als hij echter wil gaan zoals hij gekomen is, dan;j zullen we daar geen traan om laten! Maar jij moet uit zijn buurt blijven, want jullie passen niet bij elkaar. Vergeef hem echter alles, zoals Ik hem vergeef, dan zal je hart vrij blijven!'
Hoofdstuk 96: De wil van Judas. (16.10.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43  ...