Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

25552 resultaten - Pagina 4 van 1704

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Toen wij in deze herberg aankwamen, zei Roclus tegen Mij: o Heer en Meester! Kijk, dat is nu nog mijn grootste punt van zorg! Die vele kreupelen genezen en hen dan voor een of andere dienst te gebruiken, zou, vooral nu U aanwezig bent, gemakkelijk zijn; maar deze vele kreupelen waren in vroeger tijden in het bijzonder bij de grote ceremoniën ter opwekking van doden eensgezinde handlangers, en zij weten ook hoe de gestorven kinderen hier weer tot leven gewekt zijn! Als wij hen nu gezond maken en hun ergens anders in de wereld een betrekking geven, dan kan het gemakkelijk gebeuren dat de een of ander in een onbewaakt ogenblik onze oude burcht verraadt, en dan zouden wij wel eens in grote verlegenheid kunnen raken, waar noch wij noch iemand anders mee gediend zou zijn.
Hoofdstuk 218: Hoe de helpers van de Essenen ingezet kunnen worden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Er werden nu ook enkele Essenen naar de burcht gestuurd vanwege het reeds bekende tot leven wekken van de dode kinderen. T oen ze weldra terugkwamen, was ook het avondmaal al klaar, en wij gingen dan ook onmiddellijk aan tafel zitten en namen het welgemoed tot ons.
Hoofdstuk 220: De Heer neemt afscheid van de Essenen (16.8.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] De weduwe zei: 'O heer! Uw woorden verkwikken mijn hart wel heel erg, maar een dode kan en zal overeenkomstig Gods belofte alleen door Hem op de jongste dag weer tot leven gewekt worden! Of bent u een grote profeet, vervuld van Gods geest, zodat u met de almacht daarvan ook een dode levend kunt maken?'
Hoofdstuk 33: Het opwekken van de dode jongeman in Nahim - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Mijn zuivere leer zal lijken op de weduwe die zo treurig was en wier dode zoon Ik weer tot leven heb gewekt; en het geloof betekent de dode zoon, die Ik opwekte. Hij werd gedood door de kwaadaardige koorts, die weer overeenkomt met de wereldse mentaliteit die vol winstbejag is, waartoe ook deze mensen hier overgingen, en wel op grond van de weerzinwekkende en slechte bedriegerij van Jeruzalem en daarnaast ook op grond van de totale afwezigheid van de heidenen die dit dorp omringen, die in de voorspelde vreselijke toekomstige tijd de naam 'industriëlen' zullen hebben.
Hoofdstuk 40: Over de geestelijke omstandigheden van onze tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] Maar dan kom Ikzelf, bekeer de heidenen en kom met hen hierheen op de meest treurige avond van deze gemeente; Ik maak het dode geloof weer levend en geef het weer terug aan de weduwe, dus aan de zuivere leer van God. En na deze daad van Mij zullen ook alle heidenen hierheen komen, het weer opnieuw tot leven gewekte geloof in één, enig ware God aannemen en hun leven inrichten volgens Zijn wil die Hij hun bekend heeft gemaakt.
Hoofdstuk 40: Over de geestelijke omstandigheden van onze tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Maar juist toen wij bij wijze van spreken onze voeten in beweging wilden zetten, kwam er een groot aantal mensen uit de stad voor de deur van de herberg staan, die wilden informeren of de uit de dood opgewekte zoon van de weduwe nog leefde, en of de opwekking echt of misschien alleen maar schijnbaar was geweest. Want het gerucht ging dat ook grote tovenaars, die dikwijls uit de verre morgenlanden naar Judea waren gekomen, al eens dode mensen levend hadden gemaakt; maar dat leven was maar van korte duur geweest, omdat het maar een schijnleven en geen echt leven was, en daarom zouden ze nu graag direct willen vernemen of de zoon nog leefde of dat hij het leven weer begon te verliezen, zoals dat na alle wederopwekkingen door tovenaars steeds onvermijdelijk het geval was geweest.
Hoofdstuk 42: De weduwe en haar uit de dood opgewekte zoon getuigen tegenover het volk. (20.10.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] Kijk, zo blijkt reeds in de dode materiële wereld dat er om vuur en licht te maken een zekere activiteit aan vooraf moet gaan! Aan het licht van het leven van de ziel moet dus des te meer een zekere activiteit voorafgaan; hierdoor wordt de liefde gewekt, die het levenselement is, en uit de toegenomen werkzaamheid hiervan ontstaat dan pas het licht van de ziel, en dat is de wijsheid, die zichzelf en alle dingen vanuit zichzelf ziet, beoordeelt en ordent.
Hoofdstuk 142: De werkzaamheid van de ziel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Wij troffen hier zeker geen wereldse rijkdommen aan en geen bont gedoe van mensen, zoals dat in de steden het geval is, waar niets anders dan handel en nog eens handel, bedrog, leugens en huichelarij bedreven wordt, en alle mensen van God de enige Heer afgekeerd raken en de mensen dag en nacht elkaar opjagen, ruzie met elkaar maken en elkaar bedriegen en vervolgen; toch troffen we datgene aan wat wij nodig hebben om in leven te blijven, maar vooral rust in ons gemoed en ook een goede gelegenheid om ons steeds meer vertrouwd te maken met de ene, enig ware God van de Joden, Zijn geboden steeds weer gewetensvol te houden en onze kinderen in Zijn geopenbaarde orde op te voeden.
Hoofdstuk 127: De geestelijke alomtegenwoordigheid van de Heer en de leiding van Zijn genade - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[10] Om te verhinderen dat een ziel helemaal materieel wordt, bestaan er geen andere middelen dan de grote ziekten van het lichaam zelf. Zo iemand verliest dan alle eetlust en probeert door geneesmiddelen het oude vuil uit zijn lichaam te verwijderen. Hier en daar bereikt hij wel een soort genezing, maar nooit helemaal volledig, en zo iemand hoeft maar een beetje onachtzaam te zijn of hij heeft zijn vroegere kwelgeesten weer tot leven gewekt, en zijn tweede lijdende toestand is dan gewoonlijk erger dan de eerste.
Hoofdstuk 209: Het voedingsproces in het menselijke lichaam - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 10)
[11] Zeg tegen Mijn dienaren en knechten: Mijn kantoren zijn geen wisselbanken en geen geldwinkeltjes! Want wie Mij vanwege het geld dient, dient Mij niet uit liefde; maar wie Mij niet uit liefde dient, diens dienst is Mij vreemd, zoals Ik voor hem een volslagen vreemde moet zijn omdat hij Mij niet uit liefde dient; met hem heb Ik de rekening al vereffend. Maar hoe kan hij een getrouwe knecht zijn, die de schatten van de Heer, zonder ertoe bevoegd te zijn, als een dief voor de schandelijkste prijzen verkoopt?! Iskariot verkocht Mij tenminste nog voor dertig zilverlingen, zonder dat hij van tevoren wist wat er met Mij zou gaan gebeuren; want hij was verblind en ging verloren. - Maar nu ben Ik gemarteld, gedood en weer opgestaan reeds voor de schandelijkste spotprijs op elk moment verkrijgbaar. 0 jullie schandelijke dieven, jullie moordenaars, waar kan Ik je mee vergelijken? Jullie kinderen van de draak, jullie addergebroed, jullie slangengebroed! Dienen jullie Mij zo, moet Ik je zo aantreffen?! Ik liet immers door Mijn geliefde Paulus zeggen, dat hij die het altaar dient, ook van het altaar zal leven, maar alleen door werken der liefde, die alles ten goede doen verkeren; maar jullie hebben geen werken der liefde, - daarom zijn jullie rovers en dieven en sluipmoordenaars van het evangelie en van alle waarheid. Naar het werk zal het loon zijn! Liefde is niet te koop, maar alleen door wederliefde te verkrijgen. Ik ben de liefde Zelf en zonder uitzondering voor geen andere prijs dan slechts de wederliefde verkrijgbaar. Met liefde heb Ik jullie allen gekocht; daarom eis Ik wederliefde van jullie allen. Wie Mij dus dienen wil, laat hem Mij dienen uit de liefde, waarin Ik voor hem aan het kruis ben gestorven; en wie tot Mij wil komen, laat hem komen in de liefde tot Mij, die aan het kruis voor hem bloedde.
Hoofdstuk 2: De geboden van de Heer aan de mensen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[6] En zie, zo heb Ik Mij in korte tijd een volk opgewekt waarvan tot op dit uur nog afstammelingen bestaan, - waar echter, daarover later! Welnu, toen zij nu zo goed voorbereid waren, liet Ik op de achtergrond een hooglied vol wijsheid en liefde voor hen klinken door middel van Meduhed; het werd daar reeds opgetekend en is nog heden ten dage voorhanden - waar echter, ook daarover later! Het luidde als volgt: Luistert allen, gij late kinderen van Mijn genade, hoe Ik u onthaal, luistert, hoe Ik u allen uitnodig aan Mijn grote gastmaal! Komt allen, die trouw van harte zijt hier in Mijn midden, en doet mede met 't gemeenschappelijk loven van Mijn naam, nog volgens d' oude zede, die Meduhed u zo vroom en trouw wist te leren, daar hij - als eerste - Mij in zijn hart heeft willen begeren! Neemt dus zijn goed en zinnig voorbeeld wel in acht; ziet zijn ogen, mond en oren, en zijn witte baard, zo zacht, als veilige tekenen van zijn vroom en zeer wijs spreken! O, dat toch jullie allen in dit alles hem geleken! Zodat ook gij straks worden kunt Mijn lieve, trouwe kinderen, die dat kwade slangen broed niet meer vermag te hinderen. Ziet, schoon spoelen van haar gruwelen zal Ik spoedig heel deez' aarde, der zondaren streven naar Mijn liefde zal dan blijken zonder waarde! Maar als gij van binnen trouwen vroom van hart zult blijven, zal Ik Mijn watervloeden graag aan u voorbij doen drijven! En als Ik straks Mijn toorn zal ontkluisteren van zijn banden, dan zult gij veilig zijn geborgen: Ik zorg voor hogere landen! Dan zullen op aarde alle geslachten klagen,en de 'groten' zullen geen hoongelach meer wagen. En als dan d'hoge watervloeden ruisend stromen over de bergen, zullen ze slechts weinig kinderen sparen: dat zijn Mijn liefdedwergen. Ja, zeer klein werden ze en heel veel minder waard; hun groot gebrek aan liefde heeft hen zeer ontaard! Ziet op dus naar Mijn licht-doorstroomde hemelzalen, Ziet Mijn sterren stralend van Mijn genâ verhalen. Ziet hoe de vlakten der aarde worden verlicht door de zon. Ziet hoe de maan haar begeleidt, welwillend van toen ze begon. Ziet alle werelden gehoorzamen aan Mijn wil. Doet gij ook zo dus al uw werken steeds heel stil. Ge wilt het wezen van de sterren geheel doorleven? Hoor! Ik zeg: de liefde zal het juiste antwoord geven! Als het hart volkomen zuiver op de liefde zal zijn gericht, zal Ik de fakkel van Mijn genade geven als een licht; daar leest een ieder dan gemak'lijk in fel en vlammend schrift, Gods naam in grote letters heel duidelijk gegrift. O gij, klein hart, in nauwe borstkas ingesloten, kendet gij de bron, waaruit zo groots ge zijt ontsproten..., dan zouden er geen vragen over de dode materie in u rijzen; ge liet ze, onbekommerd, dan graag zweven op hun eigen wijzen, wetend dat de Schepper Zelf van al deez' nietig kleine dingen..., onbeduidend vergeleken met een hart, dit steeds met liefde wil omringen. Dàt, wat voor zwakke mensenkinderen zo vaak als groot opdoemt, wordt door Mijn liefde daarentegen slechts zo klein genoemd! Want die dingen in de ruimten, ze zijn als niets zo klein... gelijkend mensenharten, die nog niet ontkiemd in liefde zijn! Houdt daarom niets voor groot dan slechts Mijn liefde trouw en, wat direct daarna komt: des zondaars waar berouw. Ik alleen ben groot, daar Mijn liefde en machtig besturen, en een vrije geest, die in de orde is gegrondvest, zal voortduren. Wat betekenen Mijn zonnen in hun onbekende banen?! Slechts dat ze u als al het andere, steeds uw zwakte manen! Wat zijn zij meer... in het licht van Mijn volmaakte Godheid...dan 't afgevallen hulsje van een zojuist ontpopte mijt? Stel dat g' eens tot in het centrum al dezer werelden in mocht keren... om daar dan het geruis te horen van hun snelle vluchten door de sferen... Om daar ook de sterkte te meten van aller zonnen felste licht... en d'almacht te verstaan, waarmee Ik al dat groots verricht... Zoudt ge ook dan nog nader tot Mijn grote liefde kunnen komen? Neen zeg Ik; aan vertwijfeling zoudt ge niet kunnen ontkomen! Zoudt gij ook kunnen besturen daar de grote hemelwagen? En hem - net als grote geesten - snel naar de sterren jagen? Kondt g'uit uw mond ook lichtende zonnen baren, zonder weeën? En hen onderdompelen - zoals Ik de Mijnen - in de golven van de zeeën? Dan nog zou al uw kracht, naast de Mijne, een vergelijk behoeven: ze is als zand en stof in oude leem - en steengroeven! Kijk op naar 's hemels blauwe randen, kijk over golven naar der zeeën verre stranden, maar geloof gerust, omdat Ik 't u zeg: grenzen zijn daar niet, waar men overdag zeeën van licht van de zon en 's nachts de sterren ziet! En heel de inhoud van uw grote zee is zelfs niet te vergelijken met slechts een druppel der daargindse 'kleinste' sterrenrijken. Richt daarom uw oog op Mij, de Grote, gij kleine mensenrij, en beperk uw weetgierigheid maar tot Mij. Heinde en ver, ja overal moet ge Mijn liefde zoeken! Laat uw blikken alom dwalen tot in de vreemdste hoeken! De tekenen van Mijn naam zult g' overal kunnen vinden; maar laat u dan ook door niets anders dan door Mijn liefde binden! Ja, zelfs het gras zal u over Mij verblijdend informeren, mits g'u maar onophoudelijk van Hanochs zonden afblijft keren! En als g' elkaar, als broeders nu, steeds trouw wilt blijven minnen, en in bedwang houdt voor elkaar uw ongeregeld' aardse zinnen, dan zal grote genade tot u komen van boven... en u zal getoond worden hoe men de Vader moet loven. Zo kniel dan neder op deez' aard', de moeder van uw zonden, schudt af het stof der slang, 't maakt dodelijke wonden! Dank Mij, jullie Redder, vol nieuwe vreugde in het hart en laat aan Mij gewijde tijd je nooit brengen tot enige smart! Laat de macht van Mijn liefde jullie diep in de harten raken, dan zal het licht van Mijn genade je tot nieuwe mensen maken!
Hoofdstuk 32: Het hooglied van Meduhed - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] En zie, toen dankte het gezelschap van de eerste mensen op aarde Mij in stilte, stond vervolgens op en wandelde in de richting van de morgen naar de uitgang. Daar kwam het gezelschap door een kleine versmalling in het zeer heldere daglicht, waar het zich een tijdje ophield en vol verbazing naar de loop van het murmelende, heldere beekje keek. En het zag verder naar beneden ijle nevelsliertjes uit het beekje kwiek naar de vrije ruimten van het licht opstijgen en het zag ook hoe deze, door de warmte verheerlijkt, aan het oog werden onttrokken. En allen begrepen dit schouwspel van de natuur nu goed en met een gevoel van welbehagen herkenden zij zichzelf daarin en loofden Mij daarvoor in het diepst van hun hart en jubelden uitbundig, en gingen tenslotte verder over een tamelijk brede hoogvlakte, waarop vele families huisden; en toen die reeds van verre de sneeuwwitte aartsvaderen in het oog kregen, snelden zij in groepjes over de veel gebruikte weg naar boven op hen af en lieten zich door Adam zegenen en prezen toen Mijn naam, zodat de klank van hun zuivere stemmen over de verre bergen weerklonk, en Adam nodigde alle daar wonende kinderen uit voor de volgende dag van rust, de sabbat, waarop weer een verschuldigd offer voor Mij zou ontstoken worden!
Hoofdstuk 57: Adams vrijwillige bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] "O, als het toch mogelijk zou zijn om die arme, arme gedode broeders te redden, o waarlijk, dan zou ik als nietige vlieg een machtige gier willen worden en in snelle vlucht omlaag de diepten in willen schieten om daar alle arme, dode broeders die verstoken zijn van licht en leven op te nemen en hen allen snel, nog sneller dan een gedachte kan gaan, hierheen te dragen. Zij zullen zich dan met mij verbazen als ze zien hoe direct en verheven op de heilige hoogten de machtige kinderen des Heren al die wonderbaarlijke dingen aan de zwakke en dode mens heel wijs leren en onthullen, en hen in machtige uit heilige woorden opgebouwde vormen de woonstee van het leven in de mens tonen - en, machtiger nog dan alles, de machtigste, allerheiligste Schepper van werelden en zonnen als Vader der mensen!
Hoofdstuk 78: Asmahaëls woorden van dank - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Heeft Jehova jullie dat aangeraden? Welke dienst denk je God te bewijzen als je om jezelf te straffen vast en tegen je eigen natuur ingaat? Vertel me eens en overweeg het van tevoren bij jezelf of het God kan behagen, als een mens die het nog nooit zo ver in zelfverloochening heeft gebracht om ook maar één van Gods geboden getrouwen voor alle tijden in acht te nemen, zich uiteindelijk, omdat hij te zwak was om zich aan een makkelijk goddelijk gebod te houden, daar bovenop nog een eigen, veel zwaarder gebod oplegt. Het in acht nemen daarvan wordt dan tenslotte voor hem onmogelijker dan honderd goddelijke geboden, die toch altijd met de natuur van het schepsel ten nauwste samenhangen, omdat God zijn schepselen nooit meer te dragen zal geven en ook ooit kan geven dan hun natuur in staat is te dragen, omdat Hij het allerbeste inziet waartoe Hij uit Zich een schepsel in het vrije bestaan riep en liet zijn! Luister, beslist niet omdat het schepsel door lichtzinnige veronachtzaming van de goddelijke ordening om het weer goed te maken zichzelf wetten voor zou schrijven die het uit eigenliefde al veel eerder berouwt, nog voordat de tot overtreding uitnodigende verzoeking erbij gekomen is. Maar Hij riep dat schepsel in het vrije bestaan, opdat het zal leven volgens de goddelijke ordening en zal eten en drinken volgens de dwingende behoefte van zijn lichaam en God zal erkennen en Hem bovenal liefhebben en zijn medemensen als kinderen en broeders lief zal hebben als zichzelf, en vanwege de liefde zeg Ik, de vreemden tienmaal meer dan zichzelf en dan de kinderen van zijn eigen vlees.
Hoofdstuk 99: Goddelijke en menselijke wetten - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] Toen werden alle vaderen door een diepe en eerbiedige schroom voor Asmahaëls oneindige macht gegrepen. Maar Asmahaël bracht hen weer tot leven en meteen begonnen zij in hun harten God te prijzen en zij loofden Zijn naam vanwege zo'n grote wonderdaad en reisden toen getroost verder.
Hoofdstuk 123: Bij de 'Verdorde hand der aarde' - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...