Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8644 resultaten - Pagina 4 van 577

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[5] SUETAL zegt: " Ja, ja, als jij gelijk hebt en Mathaël ook onweerlegbaar gelijk heeft, dan kan, aards gezien, deze jongen zeker de jongste leerling van de eeuwig grote meester zijn! Zijn figuur en zijn daden getuigen duidelijk van een hoger wezen uit de hemelen, maar als dit wezen van zichzelf getuigt dat het een jongste leerling van de grote meester uit Nazareth is, dan moet deze meester qua geest toch zeker een heer over alle hemelen zijn. Maar als hij dat is, dan doemt voor ons de belangrijke vraag op, wat wij dan, voor het aangezicht van de Allerhoogste Almachtigste Zelf, kunnen en zullen doen! Want dat zou echt geen kleinigheid zijn!"
Hoofdstuk 77: God laat Zich alleen door de liefde kennen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Het genoemde, uiterlijke verliefd worden op een mooi voorwerp is daarom op zichzelf beslist geen zonde, maar kan zonde -dat wil zeggen een fout in de levensorde -worden, als het stuurloos steeds meer aan de uiterlijke vormen blijft hangen. Daardoor wordt het dan natuurlijk moeilijker zo'n geest te scheiden van de schone buitenkant en hem op zijn eigen plaats terug te brengen.
Hoofdstuk 79: De reden waarom er zoveel verschillende talenten zijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "Opdat je weet, waar jouw goden vandaan komen, en waarom zij op zichzelf helemaal niets voorstellen, zeg ik je in naam van de Heer , die hier temidden van ons is, dat het nu slechts lege en voor jullie betekenisloze namen zijn. Vroeger duiden zij echter op kenmerkende eigenschappen van de Ene, alleen ware God, wiens geest thans in al Zijn rijkdom heerst in deze Meester, die nu voor jullie staat.
Hoofdstuk 90: Ontstaan en verklaring van de Griekse godennamen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Wat je nu verneemt in de duistere lokalen waarin je ziel zich nog bevindt, zijn natuurlijk maar brokstukken en die kunnen geen geheel vormen en op zichzelf compleet zijn. Maar als je geest door de ware liefde tot God de Heer, en uit deze liefde ook door de liefde tot de naaste in je ziel zal zijn opgewekt, zul je in het helderste levenslicht van je geest dat alles als één samenhangend geheel zien en daar een onmetelijke lichtzee aanschouwen, waar je nu nauwelijks enkele druppels kunt zien.
Hoofdstuk 95: De opvoedingsmethode in het oude Egypte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] MATHAËL zegt: "Mijn allerliefste kind, daarmee stel je het geloof wel erg hard op de proef, want fysiek is er -geen mogelijkheid denkbaar . In de geest, in een soort geestelijke vervoering is zoiets wel mogelijk, en ik ben graag bereid te geloven wat je mij over de ver verwijderde, vaste sterren zeggen en vertellen wilt. Maar als je zegt 'in levenden lijve' dan kan ik dat al niet geloven en het verhaal, dat misschien op zichzelf helemaal waar en juist is, verliest veel van zijn waarheidsgehalte als de inleidende zin een pure onmogelijkheid inhoudt."
Hoofdstuk 126: Mathaël twijfelt aan de belevenissen van Jarah. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Maar de opmerking die één van jullie maakte, dat men zich de oneindige macht van de goddelijke geest gemakkelijker in een lichamelijke reus kan voorstellen, dan in de wat kleine, mannelijke gestalte van de Heer, geldt weliswaar voor de zintuiglijke waarneming, omdat iets kolossaals altijd een grotere indruk maakt op de menselijke zintuigen dan iets kleins, maar geestelijk genomen is dat de reinste onzin. -Want de goddelijke kracht heeft het stoffelijke niet nodig om daarmee mogelijkerwijs naar de mate van de hoeveelheid materie meer of minder uitwerking te kunnen hebben. De materie is op zichzelf namelijk slechts iets dat getuigt van de geestelijke kracht van de goddelijke wil, voor wie het niets uitmaakt of hij nu een gehele wereld of een zandkorreltje creëert. Wat zou dan het nut zijn van een lichamelijke reuzengestalte? De goddelijke wil heeft toch slechts in zichzelf een eeuwig onveranderlijk steunpunt nodig om van daaruit via eindeloze stralen overal in de eindeloze werelden en wezensruimte met gelijke kracht en sterkte te werken, en om plaats te bieden aan dit heilige, eeuwigdurende almachtige steunpunt heeft hij echt geen reuzenlichaam nodig.
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] Maar nog oneindig veel meer bevat de mensenziel en diens geest! Dat is door geen scheikunde te ontdekken en Ik Zelf moest juist dáárvoor tot jullie mensen komen om je datgene te Ieren kennen, wat geen mens uit zichzelf ooit te weten had kunnen komen.
Hoofdstuk 170: Het tegenstrijdige tussen willen en doen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Dat kan slechts bereikt worden door de mens zover te brengen dat hij zichzelf en daarna ook God leert kennen en Hem met al zijn kracht boven alles lief heeft. Als de mens daar eenmaal geheel van doordrongen is en in staat is de heilige geest uit God te ontvangen, wordt hij ook voor alle andere, tot nu toe nog onontdekte, waarheden ontvankelijk en geschikt om deze te begrijpen!
Hoofdstuk 175: In de geest van ieder mens sluimeren talloze wonderen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] Maar wat hij door de geest van God, die op zekere momenten zijn ziel verhelderde, heeft geschreven, is toch zuiver Gods woord, -maar niet gegeven om begrepen te worden door de hersenen, maar door de daartoe in staat zijnde goddelijke geest in het hart. Die werd echter pas in deze tijd, sinds Mijn komst, bij wijze van uitzondering in het hart van een beperkt aantal mensen gelegd, opdat zij Mij zouden herkennen, verstaan en begrijpen terwille van zichzelf en ook van vele andere nog geestloze mensen.
Hoofdstuk 182: De vergankelijkheid van alles wat in de hersenen wordt opgeslagen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Door dit zoeken maakt de ziel zich losser van de grove banden der materie en wekt daardoor op bepaalde momenten de goddelijke geest in zichzelf op, waardoor zij meer in het levenscentrum van haar hart kan komen. Daarheen stroomt ononderbroken Gods licht en erbarming en brengt de ziel op gelijke wijze tot leven en geestelijke groei, als het licht van de zon dat in de voren der aarde dringt en het leven der planten verwekt, bewaart en bevordert tot de plant een vrije, zelfstandige en daardoor volkomen rijpe vrucht geeft, wiens eigen leven niet meer van de plant afhankelijk is, maar zelfstandig bestaat.
Hoofdstuk 204: Indirecte en directe openbaringen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Als de ziel tijdens de echte momenten van levensactie in het genoemde levenscentrum in het hart komt, heeft zij daardoor ook de openbaring van Gods geest bereikt, die zich in ieder hart bevindt en zij kan daar niets anders dan alleen maar de eeuwige, onveranderlijke waarheid uit God in zichzelf vinden. Dat is dan een - indirecte openbaring en het onderscheid met de directe is slechts, dat God, wanneer er grote duisternis onder de mensen heerst, geschikte mensen buiten hun toedoen opwekt en hun ziel eveneens naar hun levenscentrum leidt, om van daaruit de andere blinden het licht weer te brengen dat hun de ogen opent.
Hoofdstuk 204: Indirecte en directe openbaringen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Heeft de mens al de vereiste en voorgeschreven levensvoorwaarden vervuld en heeft hij God boven alles liefgehad en zijn naaste -zelfs dan als deze hem als een erge vijand heeft vervolgd -meer dan zichzelf liefgehad, dan heeft hij in zichzelf de in het hart van zijn ziel gelegde vonk van de goddelijke geest leven gegeven en tot groei aangezet.
Hoofdstuk 221: Onze aarde de school voor de kinderen Gods. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[9] Reeds het dier bezit zoveel liefde dat het zichtbaar verlangt naar zijn soortgenoten, hoeveel te meer dan een met diep gevoel, geest en rede begaafd mens! Wat baten hem alle grote kundigheden en talenten als hij daarmee niemand dan alleen maar zichzelf zou kunnen helpen?!
Hoofdstuk 239: De gedachte dat God Zich verveelt. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] De vijver die uit zijn tranen ontstond en waarvan het water zijn ziel genas, stelt zijn berouw voor over de begane zonden en het baden daarin betekent oprechte boetedoening, die uit het berouw voortkomt. Het zuivere water betekent het terechte erkennen van zijn schulden en gebreken; en als de vijver een meer wordt, is dat de uitdrukking van het toenemen van de wil om uit zichzelf gereinigd en genezen te worden. Het mooie gras onder het water betekent de hoop op het bereiken van volledige gezondheid en hogere, vrije genade van God, die zich reeds zichtbaar opstelt aan de nog wat verwijderde oever; dat ben Ik Zelf naar geest en wil. De beweging in Mijn richting door de wateren van oprecht berouwen ware boetedoening, betekent als zodanig het voortschrijden van de ziel naar de ware beterschap.
Hoofdstuk 50: De bekleding van de gereinigde ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] De waarachtige en enige God is in Zichzelf de eeuwige, zuiverste Geest, die de hoogste graad van zelfbewustzijn bezit en de hoogste en verlichtste wijsheid heeft en zo'n onwrikbare wil, dat daaraan niets onmogelijk is.
Hoofdstuk 74: Het wezen van God en Zijn menswording. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...