Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

793 resultaten - Pagina 4 van 53

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[4] Als echtgenoten zich dan door de natuurlijke drang gedrongen voelen om geslachtsgemeenschap te hebben, ontvangt de geheel rijpe vrije natuurziel, die zich het dichtst bij het echtpaar bevindt, uit de uitstralende aura een teken, of wordt door de toegenomen kracht van de uitstraling van de echtgenoten als gelijksoortig aangetrokken. Met een zekere dwang dringt zij zich tijdens de geslachtsgemeenschap in de stroom van de man en wordt daardoor opgenomen in een klein ei, wat men bevruchting noemt. Welnu, vanaf dat moment lijkt de levensziel dan al op een zaadkorrel, die ergens in de aarde werd gezaaid. En in het moederlichaam doorloopt zij alle stadia tot de geboorte in de wereld net eender als de zaadkorrel in de aarde tot de kiem boven de aarde uitkomt!
Hoofdstuk 216: Het ontwikkelingsproces van een tarwekorrel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "'Hoe kan dat echter erfelijk zijn?' - zal men vragen. Oh, heel gemakkelijk, vooral bij de organische zielvorming. Wat deze eenmaal opgenomen heeft kan zij duizenden jaren behouden, als dat niet door de geest in haar weer helemaal in orde gebracht wordt. Kijk eens naar het type mens binnen een volk! Als Ik jullie nu de gestalte van zijn oerstamvader laat zien, zullen jullie allen al gauw beamen dat er een belangrijke overeenkomst bestaat met al zijn nakomelingen. Als de stamvader een goed en meegaand man was en zijn vrouw ook, dan zal daarna op een paar uitzonderingen na dat hele volk meegaander en beter zijn dan een volk met een opvliegende, trotse en heerszuchtige stamvader.
Hoofdstuk 225: De macht van de erfelijkheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Als de opperpriester op een keer zegt: 'Vandaag zal de zon de hele dag niet schijnen!', dan mag geen lagere priester ook maar in de verste verte op die zonverlichte dag zich heimelijk een opmerking veroorloven, die aan zou geven dat de zon toch scheen. Dan was het voor een heel jaar uit! Niemand mag dan iets anders geloven dan: natuurlijk schijnt de zon op die dag niet, - ook al moest hij voor de vaak te warme stralen van de zon in de dichtste schaduw vluchten! Zegt de opperpriester: 'Vandaag zal er zeven uur lang alleen maar bloed door de beek Kidron stromen!' -wee dan degene, die na die uitspraak toch geen bloed zag stromen! Er komt een zieke naar de opperpriester en die zegt: 'Mijn zoon, je bent genezen, ga nu, offer je gave, en keer dan getroost naar huis terug!'; wel, de genezen mens is daarna nog net zo ziek en ellendig als eerst. Zegt hij echter: 'Vriend, ik ben nog net zo ziek als eerst en kan daarom geen offer geven!', o God, o God, wat zou hem dat slecht vergaan! Kortom, het woord van de opperpriester móet helpen en voor het helpen moet betaald worden, ook al is er van een werkelijke hulp niets te bespeuren. En wee degene, die zo'n hulp van niks ook maar het minst verdacht zou maken; nou, in diens huid kon je beter niet zitten!
Hoofdstuk 241: Het oogmerk van de tempel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Daarom komt alles slechts aan op de gesteldheid van het hart; want anders moesten belachelijk genoeg ook zon, maan en al de sterren de mensen van deze aarde als zonden aangerekend worden, omdat zij schitterend stralen en glanzen en omdat de mens toch echt plezier daaraan beleeft. Zo kan ook jij, Mijn beste Cyrenius, ware vreugde beleven aan jouw luister voor de mensen, als het maar geen ijdele en daarom domme vreugde is, want daardoor wordt de ziel bedorven en tenslotte gedood!
Hoofdstuk 14: Hoe passen aardse schatten in ons leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] Dan zegt MATHAËL weer: "Hij is bij ons. Maar er zijn er twee die erg veel op elkaar lijken, zodat het uiterlijk erg moeilijk is om vast te stellen, wie van hen de ware is. Ik geloof dat het degene is, die nu meermalen met Cyrenius heeft gesproken. Maar het kan ook de andere zijn, want beide gezichten stralen in zekere zin een hoge graad van wijsheid uit! Deze hebben wij al gehoord en zijn woord was machtig, verstandig, ernstig en wijs, maar een wijs mens zou óók zo kunnen spreken. De ander heeft echter nog niets gezegd, misschien omdat hij niet voortijdig herkend wil worden. Wie van ons durft het woord te richten tot de nog steeds zwijgende?"
Hoofdstuk 34: Uiterlijke overeenkomst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[3] Als er zich echter in de dood, net als in het fysieke lichaam van een mens, een macht bevindt, dan is dat ook leven, ook al staat het op een zeer lage trap. Dit leven zal zeker niet met het echte leven gaan strijden om zichzelf te vernietigen, maar het zal zich aan het leven vastklampen en, daarmee vereend, worstelen tegen de veronderstelde macht van de dood zoals een doodziek lichaam begerig de beker der gezondheid vastpakt en naar de mond brengt om daaruit nog langere tijd met het eigenlijke leven te leven en er tenslotte geheel door opgenomen te worden.
Hoofdstuk 35: De dood met haar eigen wapens overwonnen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] Van pure liefde en overgrote dankbaarheid tot Mij huilde Ouran nu nog meer. Hij haastte zich terug naar Mathaël en vertelde hem, terwijl hij nog lang nasnikte, hoe Ik hem had opgenomen, hoe vriendelijk Ik tegen hem was, en wat Ik allemaal tegen hem had gezegd.
Hoofdstuk 100: Die in Mij geloven zullen de dood niet smaken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Je echtgenoot Mathaël zal het je wel op het juiste moment meedelen, welke lasten hij te dragen kreeg om alles wat wereld heet uit hem te verwijderen opdat zijn hart zo'n kracht kon krijgen. Wat hij nu heeft kan geen macht en geen eeuwigheid hem meer afnemen, maar wat jij nu slechts zo van buitenaf in je hebt opgenomen, lijkt nog erg op een zaad dat pas in de aarde is gezaaid, en dat moet nog veel doormaken aleer het een ware, gezegende, rijpe vrucht wordt.
Hoofdstuk 120: Helena 's dank en goede voornemens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] Kijk, het is nu bijna zover dat de stralen van de zon over de horizon zullen komen en nog niemand van jullie heeft er aan gedacht om te zeggen dat hij nachtrust nodig had! Hoe komt dat? Wel, omdat Ik het nu zo wens! Maar ook dat is geen dwang van de ziel, maar alleen van de materie, die nu langer dan normaal diensten aan de ziel moet verlenen. Deze dwang heb Ik, hoofdzakelijk terwille van deze dertig, jullie en Mijzelf opgelegd en niemand van jullie zal kunnen zeggen dat hij slaperig en moe is. Door ons waken hebben we echter dertig broeders op tweeërlei wijze gered: lichamelijk en geestelijk. Onze moeite en ons waken is daarom rijkelijk beloond en zal later nog meer beloond worden; een uiterlijke dwang is daarom zeker voor geen enkele ziel schadelijk. Als Ik de zielen echter met geweld in het juiste licht gezet zou hebben, zouden ze er nu als zuivere machines bijstaan en geen van hun handelingen zou méér waarde voor hen hebben dan de gebruikswaarde die een machine of een werktuig voor zichzelf heeft.
Hoofdstuk 17: De vrijheid van de menselijke ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Als echter alles langs deze natuurlijke weg is ontstaan, dan zijn er dus alleen maar levenspotenties in alle soorten levensgradaties, van de kleinste bladluis tot aan dat volmaakte leven dat de meer volmaakte mens het goddelijke noemt. Op deze wijze heeft zich waarschijnlijk sinds ondenkbaar lange tijden een goede, maar daartegenover ook een slechte godheid ontwikkeld. Als de beide godheden zich ooit ontwikkeld hebben, moeten zij als tegengestelde krachten ook zólang ongenaakbaar tegenover elkaar staan, tot zeer waarschijnlijk de, volgens onze morele begrippen, kwade kracht door de sterkere, goede kracht als een binnen haar orde vallende tegenstelling in zich wordt opgenomen. Uit dit samengaan zal dan na ondenkbaar lange wereldtijden alles wat nu nog stom, zonder bewustzijn en dood is, overgaan in een volkomen leven met een vrije wil en een vrij inzicht!
Hoofdstuk 25: Mathaël's opvatting over de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Zo schijnt mij toe dat ook de grote liefde die het, overigens zeer intelligent uitziende, meisje voor deze Griek toont, meer vóór, dan tégen mijn mening spreekt. Want neem nu eens de werkelijk meer dan hemelse schoonheid van onze jonge wonderdoener! Ik denk, dat er ogenblikkelijk ontelbare vrouwen en meisjes bijna wanhopig verliefd op hem zouden moeten worden!? En toch kijkt het meisje nauwelijks naar hem om, hoewel hij als jongen vele malen mooier is dan het meisje. Maar bij de Griek zou zij bepaald in zijn hart willen wonen! Ik zeg, broeder, dat is ook niet zo maar! Dit meisje moet dus een heel andere reden hebben om zo verliefd op deze schijnbare Griek te zijn. Bij nadere beschouwing komt het mij voor dat het meisje alleen in het goddelijke van hem verliefd is en zijn lichaam vrijwel buiten beschouwing laat! Kijk maar eens naar haar ogen, die meer van een zekere eerbied stralen dan van een zinnelijke liefde, dan zie je al gauw dat er bij het meisje geen sprake is van zinnelijke liefde!"
Hoofdstuk 76: Ribar veronderstelt de aanwezigheid van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] "Kijk, de zon die nu aan de hemel schijnt is in rechte lijn nauwelijks zover van ons verwijderd, als de afstand, die een ervaren ruiter in een halve dag af kan leggen. De echte zon staat in rechte lijn echter zover van de aarde verwijderd, dat, als dat mogelijk zou zijn, een ervaren ruiter , als hij zonder te rusten dag en nacht door zou rijden, die ontzettend lange weg nauwelijks in tienduizend jaar zou kunnen afleggen. Hoe ver reiken de stralen van de natuurlijke zon en hoe onmeetbaar is de ruimte die zij vullen en hoe kort zijn daarentegen de stralen van deze schijnzon! Naar het oosten komen ze niet erg ver, wat ook goed te zien is aan de grotere duisternis in het oosten, en daarom is de lucht daar niet zo oogverblindend van licht doorzeefd als bij de natuurlijke zon. Het oogverblindende, doordringende licht in de lucht, die deze aarde naar alle kanten omgeeft, maakt echter juist dat wij overdag nooit een ster kunnen zien.
Hoofdstuk 94: Mathaël geeft uitleg over de beweging der sterren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] De spiegel verenigt namelijk slechts de zonnestralen tot een sterk en snel werkend brandpunt, maar zonder de zon bezit hij geen kracht en blijft hem alleen maar de eigenschap over om de stralen van de zon te concentreren als die op zijn vlak vallen; maar zonder de zon is de werking van de brandspiegel gelijk aan nul.
Hoofdstuk 122: Het wezen van de engelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Maar de opmerking die één van jullie maakte, dat men zich de oneindige macht van de goddelijke geest gemakkelijker in een lichamelijke reus kan voorstellen, dan in de wat kleine, mannelijke gestalte van de Heer, geldt weliswaar voor de zintuiglijke waarneming, omdat iets kolossaals altijd een grotere indruk maakt op de menselijke zintuigen dan iets kleins, maar geestelijk genomen is dat de reinste onzin. -Want de goddelijke kracht heeft het stoffelijke niet nodig om daarmee mogelijkerwijs naar de mate van de hoeveelheid materie meer of minder uitwerking te kunnen hebben. De materie is op zichzelf namelijk slechts iets dat getuigt van de geestelijke kracht van de goddelijke wil, voor wie het niets uitmaakt of hij nu een gehele wereld of een zandkorreltje creëert. Wat zou dan het nut zijn van een lichamelijke reuzengestalte? De goddelijke wil heeft toch slechts in zichzelf een eeuwig onveranderlijk steunpunt nodig om van daaruit via eindeloze stralen overal in de eindeloze werelden en wezensruimte met gelijke kracht en sterkte te werken, en om plaats te bieden aan dit heilige, eeuwigdurende almachtige steunpunt heeft hij echt geen reuzenlichaam nodig.
Hoofdstuk 129: Mathaël geeft verdere uitleg. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Pas na honderd jaar hebt u de profeten -nooit terwille van uzelf, maar alleen omdat u hun uitgekomen voorspellingen heel goed kon gebruiken om het volk schrik aan te jagen -opgenomen en bent u begonnen om hun graf, echt of niet dat maakte niets uit, wit te kalken en te versieren!
Hoofdstuk 145: De loze taal van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...