Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1849 resultaten - Pagina 4 van 124

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] 'Zolang de mens een schepsel is, is hij tijdelijk en vergankelijk en kan niet blijven bestaan; want ieder mens is als natuurlijk schepsel slechts een bruikbaar vat ten nutte van de echte mens, die zich daarin met voortdurende hulp van God kan ontwikkelen.
Hoofdstuk 161: Vervolg van de vierde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Natuurlijk vraagt u zich nu heel in 't geheim in uw hart nog van alles af en zegt: ' Ja, ja, dat is nu allemaal heel goed, wijs en heerlijk, en niemand kan ook maar de geringste twijfel hebben over de waarheid van dit alles; maar hoe is dan deze aarde ontstaan, die toch onmogelijk al de eeuwen door zo kan hebben bestaan zoals ze nu is? Waar komen dan al die soorten grassen, kruiden, struiken en bomen vandaan? Hoe en wanneer ontstonden alle dieren?
Hoofdstuk 162: De vijfde en zesde scheppingsdag. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Ik zeg je: Deze aarde en deze hele eigenlijk lichamelijke hemel met haar. zonnen, manen en alle werelden, zullen eenmaal vergaan, als al de daarin door het oordeel gevangen gehouden geesten via de vleselijke weg zuivere geesten zijn geworden; maar de zuivere geesten blijven voor altijd, en zullen en kunnen, net als Ik en Mijn woord, in der eeuwigheid niet ophouden te bestaan. -Zeg nu eens, of je dit goed begrepen hebt!'
Hoofdstuk 165: Waarom moeten de mensen geboren worden. (16.3.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[27] Judas neemt weer het woord en zegt: 'Dat is allemaal heel wijs en mooi gezegd, en het is in die vorm ook beslist waar; maar wat helpt dat allemaal? De leer is buitengewoon heerlijk, zuiver en waar - dat staat als een paal boven water -, en ook Uw daden zijn in ieder geval voor ons zoals we hier samen zijn, een meer dan voldoende bewijs van Wie Degene is, Die deze doet. Maar bij de gegeven gedragsregels zal de leer en zullen haar daden bezwaarlijk ooit algemeen op en aangenomen worden. Omdat ze eigenlijk zonder meer onvrede brengt in ieder huis dat haar aanneemt, zal ze zeer streng door de staat vervolgd, of geheel verboden worden, en dan zijn wij nergens meer. Wat dan? Als wij dan als aardse verkondigers van Uw leer en daden zeker maar al te gauw onder stenen of onder het zwaard, in het vuur, of misschien wel aan het kruis of in de leeuwenkuil opgehouden hebben te bestaan, wie zal dan wel onze plaats innemen en ons werk doen?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Uw mening ten opzichte van de slechte wereld is goed en helemaal terecht; maar tussen God en de mensen van deze aarde bestaan heel buitengewone betrekkingen, waarvan niemand iets weet dan alleen de Vader, en degene aan wie Hij het openbaart.
Hoofdstuk 168: Het heilige woord, de wereld en de mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Een ander zegt nu: 'Als we deze zaak alleen beschouwen uit het standpunt van deze wereld, dan heb je geen ongelijk; maar als er na de dood nog een leven is voor de ziel van de mens, waaraan ik nog nooit heb getwijfeld, dan hebben al deze wereldse overwegingen en betrekkelijkheden helemaal geen waarde, en dan is deze Jezus een zon voor de nacht van de menselijke geest en toont hij ons de goede weg, waarop wij al tijdens ons lichamelijke bestaan in het grote hiernamaals kunnen zien en uit het vaderhuis het heerlijke voedsel voor het eeuwige leven kunnen halen!
Hoofdstuk 172: De vervloeking van de Farizeeër. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Tobias zegt: 'Het is wel zo, dat uit Galiléa geen profeet zal voortkomen; maar ik vraag of er ook geschreven staat, dat de Messias niet uit Galiléa zal voortkomen! Daarvan staat volgens mij nergens iets! En met betrekking tot de komende Messias is er ook nergens een plaats speciaal genoemd, waar Hij zal opstaan! Als volgens de Schrift Galilea in ieder geval geen profeten zal leveren, dan kan het toch heel goed de Messias leveren! Want tussen een profeet en de Messias zal toch wel een oneindig verschil bestaan?!' De ontstelden antwoorden: 'Je hebt gelijk; daarom zullen we er diep over nadenken. ,
Hoofdstuk 173: Vastgeroest in hun wereldse voorschriften. (4.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Wat ernstiger zeg Ik: 'Zo had u moeten denken, oordelen en spreken: Ieder rijk, dat in zichzelf verdeeld is, wordt chaotisch, en iedere stad of ieder huis in zichzelf verdeeld zijnde, kan niet bestaan! (Matth,12:25) Als de ene satan de andere verdrijft, dan is het toch duidelijk dat hij eerst zijn eigen mening heeft moeten veranderen! En dan vraag Ik: Hoe kan zijn slechte rijk dan stand houden?! (Matth. 12:26) Naar Mijn mening ligt dat toch wel voor de hand!
Hoofdstuk 185: Het smaden van de Heilige geest wordt nooit vergeven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik antwoord: 'De engel heeft volledig de waarheid gezegd; het is zo. Daarom wordt de ziel zelf door zwelgen en brassen zinnelijk en stoffelijk; zij wordt overladen, en het lichaam kan niet alle afval van de ziel opnemen, en het gevolg is dat het afval in de ziel blijft. Dat bedrukt en beangstigt haar zo, dat zij alle middelen en wegen zoekt om het te veelopgehoopte afval te laten verdwijnen. En die wegen bestaan dan uit allerlei ontucht, hoererij, overspel en nog meer van die zaken.
Hoofdstuk 207: Het echte vasten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Ik zeg: 'De goden, die jullie Grieken vereren, zijn slechts nutteloos knoeiwerk, door mensenhanden uit de materie gemaakt; en jullie kunnen hen duizenden jaren vragen, aanbidden, vereren en meer dan je eigen leven liefhebben, maar ze zuUen je toch nooit verhoren en iets goeds voor je doen om de heel eenvoudige reden, dat ze in de levende werkelijkheid niets zijn en niet bestaan.
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Daarom moeten jullie deze God boven alles liefhebben en Zijn geboden opvolgen, die heel in het kort hierin bestaan, dat je, zoals Ik daarnet zei, Hem boven alles lief moet hebben en jullie naasten als jezelf!
Hoofdstuk 210: Uitstapje naar Kana in het dal. (21.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Kijk, de wonderbaarlijke genezing van de tweehonderd zieken heeft bijna alle inwoners van Kana overtuigd; waarom dan mij niet?! Omdat ik een echte stoïcijn ben, voor wie de gehele schepping nauwelijks een geducht standje waard is en mijn eigen persoon en het ongelukkige leven nog minder! Waarmee willen jullie mij dan straffen? Soms met de dood? Ik zeg jullie: Ik wil hem, tesamen met de eeuwige vernietiging; want voor dit smadelijke leven ben ik toch zeker geen enkele God dank verschuldigd! Of is men soms iemand voor de meest gehate gave dank schuldig?! Ik denk, dat het voor een almachtige God wel niet zo moeilijk zal zijn om een mens op de wereld te zetten! Wie zal God daarbij kunnen tegenhouden?! De te scheppen mens wordt beslist niet gevraagd of hij geschapen wil worden, zodat hij als enig rechthebbende zijn ja of nee daarover uit kan spreken; en een reeds geschapen mens heeft net zo weinig te zeggen over het scheppen van de mensen die na hem moeten komen -als iemand die nog niet geschapen is! Scheppen is dus voor een God niets bijzonders; maar voor de geschapen mens wel, omdat hij iets zijn moet waarvoor nooit zijn mening gevraagd is. Wat kan er nu ellendiger zijn dan te moeten bestaan, zonder dat ooit gewild te hebben?!
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Geef mij zonder arbeid en moeite mijn eten en drinken, dan zal mij dat tenminste gedurende mijn aardse levensduur enigszins bevredigen; maar om voor de instandhouding van dit bestaan ook nog onzinnig zwaar te moeten werken, dus lijden als een vervolgde wolf, en daarbij ook nog een God te moeten bedanken en zekere alleen voor de schepper van persoonlijk belang zijnde geboden te houden, dat doe ik niet voor al die Joodse en Griekse hele en halfgoden!'
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Zo heeft een en ander zich in waarheid toegedragen en dat is weliswaar onbegrijpelijk voor jou, maar het is dan toch wel onbillijk van Je als je beweert, dat er vóór jouw bestaan op aarde tussen jou en je schepper geen contract zou zijn opgesteld?!'
Hoofdstuk 213: De reïncarnatie van Philopold. (28.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Johannes zegt nu: 'Maar Heer, mijn ware liefde! Het is natuurlijk allemaal wel goed op deze manier; maar als de wereld op een gegeven moment incomplete oorspronkelijke documenten over Uw aanwezigheid hier en Uw daden op deze wereld krijgt, dan zal ze uiteindelijk genoodzaakt zijn door twijfels die over U rijzen, Uw bestaan en werken te negeren en dit soort brokstukken aan te zien voor zaken, die in het eigenbelang van het priesterdom zijn geschreven!'
Hoofdstuk 216: De laatsten en laagsten van de gehele oneindigheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...