Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1253 resultaten - Pagina 4 van 84

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[1] Jonaël zegt: 'Dergelijke listen kunnen tegen de menselijke macht resultaat hebben, maar zijn zinloos tegen de goddelijke macht. Alleen de reine en ware liefde bereikt iets met de goddelijke macht, al het andere is kaf tegen de stormkracht van de harde wind! Maak je dus maar niet bezorgd, want God is met ons! Wie zal dan tegen ons kunnen zijn?!'
Hoofdstuk 67: Vesting bij Sichar. De nieuwe wet der liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Slechts door die waarheid wordt het geloof, dat voor de menselijke geest de rechter hand is, levend en kan het daden verrichten; en de arm van de geest reikt ver en doet grote dingen!
Hoofdstuk 71: De Heer getuigt van de Vader. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Deze leer voldoet beslist niet! De slechte mensen en vijanden van de goede mensen en hun goede werken moeten getuchtigd worden, en als iemand mij een oorvijg geeft, dan moet hij er minstens twee uitgemeten terug krijgen, opdat hem in het vervolg de lust zal vergaan om mij nogmaals een oorvijg te geven! De slechte lener zal in de werktoren opgesloten moeten worden, opdat hij leert te werken en verder als een werkzaam mens met de ijver van zijn handen zijn brood verdient, en de zeer arme moet om een aalmoes smeken en hij zal het krijgen! Dat is een oude, maar goede wet, waaronder een menselijke samenleving kan voortbestaan. Maar deze wetten die deze zogenaamde Christus nu gegeven heeft, zijn voor het menselijke leven te onpraktisch en die kunnen daarom onmogelijk aangenomen worden.
Hoofdstuk 40: Op Garizim. Kritiek op de bergrede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De koopman zegt terwijl wij het kasteel ingaan: 'Mijn Heer en mijn vriend, volgens mij predikt u een zuiver goddelijk vrome wijsheid, die zachter is dan ik ooi( uit een menselijke mond gehoord heb; maar bij het volgen van die leer van u behoort een sterk vertrouwen in Jehova, en ondanks mijn vaste geloof heb ik dat niet. Ik weet, dat Hij het is, Die alles geschapen heeft, en Die alles nu leidt, regeert en onderhoudt, maar ik kan mij niet levendig genoeg voorstellen dat Hij als allerhoogste geest Zich met privé aangelegenheden kan en wil inlaten! Want Hij is voor mij zo buitengewoon heilig dat ik het nauwelijks waag om Zijn allerheiligste naam uit te spreken, laat staan dat ik van Hem zou verwachten dat Hij mij bij mijn smerige geldzaken Zijn almachtige hand zou geven om mij te helpen!
Hoofdstuk 59: Ezau's slot. Vrees voor Wie hij lief moest hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Laat u daarom niet te veel beïnvloeden door de tekenen, die Ik ten aanschouwe van u doe, want anders komt u in een onnut dood veroordeeld geloof. Maar leef en doe datgene wat Ik u leer, dan zult u in uzelf zien gebeuren, waarover u zich nu bij Mij zo uitermate verwondert. Want u zijt allen geroepen om net zo volmaakt te zijn als de Vader in de hemel Zelf volmaakt is! Nu weet u alles; leef daarnaar en dan zult u in u zelf gewaar worden of Ik u de waarheid verteld heb of niet! Onderzoek Mijn leer dus door de daad, maar doe het wel met veel vuur, en vermijd iedere vorm van lauwheid, en pas op die manier zult u ervaren of dit een menselijke of een goddelijke leer is!'
Hoofdstuk 71: De Heer getuigt van de Vader. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Op dit moment bereiken we de stad, op een punt vlak bij het huis van Irhaël, dat nu ook het huis van Joram is. Jaïruth en de overste met zijn vrouwen de twee onderkommandanten raken niet uitgekeken op de nieuwe schoonheid van het huis, en de genezen jichtlijder is ook uitermate verbaasd en roept tenslotte luidkeels: 'Dat is alleen bij God mogelijk! Ik heb als jongen vaak tussen de merendeels vervallen muren van dit slot of huis, dat Jacob voor zijn zoon Jozef liet bouwen, uit baldadigheid hagedissen gevangen; en nu staat het er zo volmaakt bij, dat Jacob het eertijds niet volmaakter had kunnen bouwen! O, dat kan geen menselijke macht in één nacht tot stand brengen! Ik weet nu echt wel waar ik aan toe ben, en ik weet ook wat ik doen zal! Mijn naam is Johannes; onthoudt die naam!
Hoofdstuk 73: Sichar. Johannes, de genezen verlamde man. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Ik zeg: 'Dat doet er niet toe, laat die zaak nu maar even rusten; want als Ik menselijke hulp nodig zou hebben, dan vroeg Ik dat wel aan de overste, die hier ook is! Maar Ik heb die hulp niet nodig, wees daarom rustig en houd er over op! Jaïruth legt zich daarbij neer en gaat het huis van Irhaël binnen.
Hoofdstuk 73: Sichar. Johannes, de genezen verlamde man. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De overste zegt: 'Beste wijze vriend! Wat je zegt is zonder meer waar, maar wat moet ik als vreemdeling daar nu over zeggen?! Ik ben nu tot geloof gekomen en ik ben er geheel en al van overtuigd dat deze Jezus uit Nazareth niemand anders is dan de enig werkelijke God in menselijke gedaante. En dat concludeer ik niet speciaal uit de grote tekenen die Hij deed, maar veel meer uit Zijn onbegrensde wijsheid! Want wie een wereld scheppen wil, moet zo wijs zijn als Hij in ieder van Zijn woorden is!
Hoofdstuk 78: Straffen als geneesmiddel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Weer geheel anders staat het met die vijanden, die je je zonder Gods opdracht gemaakt hebt door je onvriendelijkheid, door je eventuele hoogmoed of door de gebrekkige menselijke rechtspleging, waarvan reeds spreekwoordelijk gezegd wordt, dat het hoogste recht tevens het hoogste onrecht is; die zullen na het afleggen van hun lichamen zeker je onverzoenlijkste vijanden worden!
Hoofdstuk 79: De behandeling van zielsziekten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Omdat echter zulke menselijke hyena 's, als ze zich erg vermeerderen, niet alleen voor eenzame wandelaars, maar op het laatst ook voor hele woongemeenschappen gevaarlijk kunnen worden, daarom is het zelfs een noodzakelijke plicht van de machthebbende overheid, jacht te maken op zulke gevaarlijke mensen en ze in kerkers op te sluiten.
Hoofdstuk 81: De Heer is de brug naar de geestelijke wereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen Petrus ophield met zingen, sprak hij op heel feestelijke toon: 'Mijne vrienden en broeders! Wat ligt er een hemelsbreed verschil tussen ons zingen hier en dat van David eertijds, toen hij het volk deze heerlijke lofzang gaf! Toen hij zong, hief hij zijn ogen op naar de sterren! Want in die tijd woonde Jehova volgens de menselijke begrippen in het ontoegankelijke licht boven alle sterren. Wat zou David hier echter gedaan hebben, nu Diegene, tot Wie hij zijn ogen ophief boven alle sterren, - 'Stop! Vriend Petrus!', zeg Ik, 'zo is het al weer genoeg; denk er wel aan, wie hier allemaal bij ons zijn!'
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Bij deze woorden begon hij luid te huilen; want hij hield erg veel van zijn twaalfjarige dochter, een welgebouwd en welgevormd meisje met de gestalte van een twintigjarige en het enige kind van de overste.
Hoofdstuk 112: Het dochtertje van Jaïrus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Zolang Ik en jullie en degenen, die ieder voor zich getuigen kunnen van de volle waarheid van de vele tekenen, nog op deze aarde leven, zolang worden alle twijfels gemakkelijk voorkomen; maar in latere tijden, als, terwille van de vrijheid van de menselijke wil, alleen het geschrevene over Mij getuigen zal, dan moet het geschrevene zuiver en goed geordend zijn, anders schaadt het meer dan het baat.'
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik hield daarna het gezelschap bezig met allerlei gelijkenissen, waarin het menselijke leven in zijn zwakheid, en de uit deze zwakheden maar al te vaak voortkomende verworpenheid, op een heel duidelijk begrijpbare manier voorgesteld werd. Zo gaf Ik hen ook kernpunten voor het juiste opvoeden van kinderen en liet hen zien, hoe een slechte opvoeding op den duur alle mogelijke kwalen, zowel geestelijk als lichamelijk, ten gevolge moet hebben.
Hoofdstuk 120: Aan de zee. Matthéus de tollenaar. (27.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Judas zegt: 'Goed, Ik neem van U aan dat het toen zo gebeurd is! Maar nu is door de koning van Rome en de halve aarde het geld eenmaal als wettig ruilmiddel Ingevoerd ter vergemakkelijking van het noodzakelijke onderlinge menselijke verkeer, en we zijn verplicht het te gebruiken. Daarom meen ik, dat, als het geen zonde is om geld in de tempelkas te offeren, het ook geen zonde zal zijn datzelfde geld aan de een of andere arme te geven, opdat hij zich daar een paar dagen mee verzorgt. Dus is het alleen al vanwege de armen goed, om wat geld, dat nu eenmaal toch door de staat wettig is ingevoerd, op reis mee te nemen, en dus had gastheer Koban best dat beetje geld bij zich kunnen houden!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...