Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2200 resultaten - Pagina 4 van 147

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[17] De één heeft een paar nieuwe ossen gekocht en moet deze nu voor het ploegen africhten, zodat hij natuurlijk geen tijd heeft; de ander heeft een nieuwe akker te bebouwen en kan daarom niet komen! De derde heeft een vrouw getrouwd en heeft dus beslist geen tijd en gelegenheid meer! De vierde moet een groot huis bouwen en weet zich door alle zorgen geen raad: die kan al helemaal geen tijd vinden! En zo heeft tenslotte iedereen een uitvlucht, en een nieuw licht uit de hemel brandt dan weer voor niets gedurende een hele eeuw in de één of andere verborgen hoek van de aarde. En als Ik in de volgende eeuw wéér een nieuw licht geef ter verduidelijking van de oude geschriften, dan overkomt dat hetzelfde lot!
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Ik wil heus niet beweren dat U ongelijk hebt met datgene, wat U van het geld zegt; maar waar is op deze armzalige aarde dan iets te vinden, waarmee geen duizendvoudige slechtheden begaan zijn?! Als God die dingen echter niet zo bijzonder vervloekt vanwege hun slechte gebruik, waarom moet het geld het dan bij Hem zo ontgelden?!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Ik zeg: 'Wat iemand lief heeft, daarvoor heeft hij ook verstand genoeg om het te prijzen; jij houdt uitermate veel van het geld en kunt daarom het geld heel goed bejubelen. Ik zal je daarom ook verder niets meer zeggen, want waar men van houdt, dat wil men ook prijzen! Je zult echter binnen niet al te lange tijd de vloek van het geld nog leren kennen! Nu houden we er echter over op! De weg naar Kapérnaum is vrij pittig, en we moeten toch voor zonsondergang daar zijn en er onderdak voor ons vinden!'
Hoofdstuk 94: Over de vloek en de gevaren van het geld. (10/11/13.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Allen geven hem gelijk en zeggen: 'Als onze wonderdoende Jezus nu ergens te vinden zou zijn, dan zou Hij direkt hierheen moeten komen en dan zouden we Hem benoemen tot onze alleen erkende leraar en opperpriester!'
Hoofdstuk 106: Leven, daden en leer van Jezus van Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] Maar Ik zeg: 'Waarom noemt u Mij goed?! Weet u dan niet, dat er buiten God niemand goed is?!' De Farizeeër zegt: 'Ik smeek u, wees toch niet zo streng tegen mij; want ik heb uw beproefde hulp nodig!' Ik zeg: 'Ga weg en houd Mij niet op; want Ik wil vanmiddag naar beneden aan het meer en daar op de visvangst gaan. Daar kunt u Mij vinden!'
Hoofdstuk 110: De Heer en de drie Farizeeën. (13.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Maar Ik zei: 'Doe dat niet, opdat men later de gebeurtenissen niet verwisselt! Want overmorgen gaan we weer naar het meer en daar zal precies zo'n gebeurtenis plaats vinden, en die moet je dan wél helemaal opschrijven! Vanaf morgen kun je trouwens beginnen met al het buitengewone op te schrijven, wat er maar gebeurt!'
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Want als dan later de mensen onze geschriften met elkaar vergelijken en bij mij niet zullen vinden, wat wel in dat van Matthéus staat, zullen ze dan niet beginnen te tobben en aan de echtheid van het hele evangelie gaan twijfelen en zeggen: 'Waarom vinden we van de ene Jezus niet in allebei de evangeliën dezelfde leer en dezelfde daden? Waarom schreef Matthéus dit en Johannes dat, het lijkt niet op elkaar en toch moeten beiden steeds bij Hem zijn geweest?!' Ik denk, dat als ik heel wat anders opschrijf dan Matthéus, dit oordeel van degenen, die na ons komen, onder de genoemde omstandigheden niet uit kan blijven!'
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Zodra de menigte deze mededeling hoort, breekt iedereen op en roept: 'Op naar Kapérnaum! Daar zullen we wel verder navraag naar Hem doen, en het huis vinden waarheen Hij is gegaan!'
Hoofdstuk 115: Nazareth. Het volk wil Jezus als koning. (21.11.1851) Bij Bethabara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Nadat we ons van de waarheid van al deze dingen overtuigd hadden, schoot ons een goede gedachte te binnen, en wij dachten aan u en zeiden tegen elkaar: 'Waarom vinden wij dat zo bijzonder?! We hebben toch ook priesters en schriftgeleerden die in alle Godsgeheimen ingewijd zijn, die zeker net als deze Jezus slechts door iets te zeggen een zieke kunnen genezen, als ze dat willen!' We waren eigenlijk al onderweg om onze zieken naar de Nazareeër te brengen; maar dachten toen aan de besnijdenis en het verbond, en dat willen wij niet loslaten zolang dat ons ook datgene kan geven, wat wij lichamelijk en geestelijk nodig hebben. Omdat deze Jezus nu echter zulke uitermate wonderbaarlijke tekenen doet, dreigt er voor ons gevaar als we niet dezelfde krachtige tekenen daar tegenover kunnen stellen!
Hoofdstuk 98: Het volk daagt de priesters uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] En de schriftgeleerde begreep Mij, wendde zich af en ging naar huis. Want Ik gaf hem daarmee te verstaan, dat ook hij een sluwe vos was en daarom ook een hol (betaalde baan) had, en dat vogels van zijn pluimage, onder de hemel, d.w.z. ver beneden de zuiver goddelijke waarheid en liefde, hun nesten, d.w.z. hun voedings en rustplaats hebben waar ze hun prooi verteren; maar dat bij de Mensenzoon niets te vinden is van al de wereldse bedriegerijen, zelfs niet een zogeheten politieke kunstgreep (steen), waarop je zo nu en dan je geestelijke 'hoofd' kunt laten uitrusten! De schriftgeleerde begreep precies wat Ik bedoelde en ging, zoals gezegd, zonder nog een woord te zeggen, vlug naar Kapérnaum terug.
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Eveneens nog voor wij in het schip gingen kwam één van Mijn leerlingen naar Mij toe en vroeg Mij of Ik het goed vond dat hij eerst zijn vader zou gaan begraven, die in de vorige nacht plotseling overleden was. (Matth. 8,21) Ik zei echter tegen hem: 'Blijf jij nu maar bij mij, en Iaat de doden hun doden begraven! '(Matth. 8,22) En de leerling zag meteen van zijn verzoek af en volgde Mij op het schip; want hij begreep dat het beter is om voor het leven, dan voor de dood te zorgen, -dit laatste is namelijk een zorg, die geen waarde heeft en waar de doden zich het beste mee bezig kunnen houden. Want allen, die begrafenisvertoon belangrijk vinden, zijn min of meer dood zolang zij eer aan een dode bewijzen en zelf het eerbetoon aan de dood belangrijk vinden.
Hoofdstuk 103: Op zee. Jezus en de storm. (21.10.1851) In Gadara. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] De bewoners van het stadje liepen te hoop, en één van hen, die, net als veel anderen in deze stad nog een heiden was en geloofde in Jupiter en de andere goden van het heidendom, hield een toespraak en zei: 'Heb ik het vanmorgen niet gezegd: Als twee door de furiën gekwelden stil worden, maar de zee bij heldere hemel door de storm wordt opgezweept, dan komt er een godheid naar de aarde, en zal er een gericht plaats vinden; want de goden komen nooit zonder roede en zwaard van de sterren naar de aarde! En nu is het gebeurd: De furiën, die de beide zondaars plaagden, woelden eerst de zee op, omdat ze zeker wisten, dat er een godheid zou afdalen en hen zou verdrijven uit de beide zondaars. Dat ze zich toen in de vorm van zwarte horzels op onze varkens stortten en deze dieren als een storm in zee dreven, dat is me zo duidelijk als de zon op een hellichte middag! Er blijft ons nu niets anders over dan in alle deemoed en boetvaardigheid van ons gemoed met een groot aantal mensen naar de godheid, waarschijnlijk Neptunus of Mercurius, af te dalen en hem zeer nadrukkelijk te vragen, of hij deze streek weer zo snel mogelijk wil verlaten; want zolang een god zich zichtbaar in een streek op aarde ophoudt, kun je slechts een opeenstapeling van ongelukken verwachten! Want, zoals reeds gezegd, een god komt nooit zonder roede, zwaard en gericht van de sterren naar de aarde omlaag!
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Als u echter nadenkt over de toespraak van de jonge man, dan moet u als u een beetje verstand hebt, bij uzelf toch eerlijk erkennen dat de man in de volle zin van het woord de waarheid heeft gesproken. U kent de schrift en u kent Mozes en de profeten! Vraagt u zich nu wel eens af, of er in de tempel nog maar een spoor van Mozes en al de andere profeten te vinden is!?
Hoofdstuk 118: Onthullingen over de tempel. (25/26.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] De leerlingen van Johannes zeggen: 'Aha, dat is overdreven! Want zo is het niet! Een trouwe en rechtschapen arbeider heeft nog nooit reden gehad om zich over zijn werkgever te beklagen! Wie werken wil, krijgt winter en zomer werk, verdienste en eten en kleding! Dat men de luilakken de deur wijst, dat vinden wij zoals het hoort'
Hoofdstuk 124: Gelijkenis van de nieuwe kleren en de nieuwe wijn. (3.12.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] De leerlingen van Johannes zeggen: 'Dat is alweer een belachelijk domme vraag! Waar op aarde is er Iemand te vinden, die een door God, gegeven eigendomsbewijs kan laten zien?! God heeft in zijn plaats het staatshoofd aangewezen, en deze schrijft in Gods plaats de eigendomsbewijzen uit; en wie door de staat als bezitter is aangemerkt, die is dat ook wettelijk voor God. Bovendien moet iedere rechthebbende voor zijn duur gekochte recht ook nog ieder jaar allerlei tienden en andere belastingen aan de staat betalen en is daarom dubbel gerechtigd, de nodige winst te maken met zijn bezit!'
Hoofdstuk 124: Gelijkenis van de nieuwe kleren en de nieuwe wijn. (3.12.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...