Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2232 resultaten - Pagina 4 van 149

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Kijk, dat is de taal van de bedelaars, buiten beschouwing gelaten dat het mogelijk is dat er zo hier en daar onder de vele bedelaars een paar zondaars zijn die hun armoede verdiend hebben!'
Hoofdstuk 124: Gelijkenis van de nieuwe kleren en de nieuwe wijn. (3.12.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Ik zeg: ' Jullie wel, daar ben Ik heus wel van overtuigd! Maar Ik niet, dat zeg Ik jullie! En waarom niet, dat zul je direkt horen! - Vertel Mij eens: Wie heeft de zee en de vele goede vis daarin geschapen?' !
Hoofdstuk 124: Gelijkenis van de nieuwe kleren en de nieuwe wijn. (3.12.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Ik zeg je nu onomwonden: Onder allen, die sinds het begin van de wereld uit vrouwen zijn geboren, was er niemand beter dan Johannes; maar wie van nu af aan de minste zal zijn van Mijn leerlingen in het echte Rijk van God, die zal vele malen groter zijn dan Johannes, die jullie je meester noemen, maar die je nog nooit begrepen hebt! Want hij wees je de weg naar Mij en hij effende de weg voor en tot Mij, maar de wereld in jullie heeft je harten verblind; daarom kun je Mij ook niet herkennen, hoewel je hier bij Mij staat!
Hoofdstuk 125: Het vertrouwen van Matthéus de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] En Ik zei tegen hem: ' Je moet alles wat vandaag gebeurde opschrijven, behalve de bevoorrading van het huis van je naamgenoot en het vele wat daar gesproken is. We gaan vandaag nog weer naar huis terug en morgen hebben we genoeg tijd om precies af te spreken, wat er over vandaag opgeschreven zal worden'.
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Na deze woorden van de overste vielen ze allemaal voor Mij op hun knieën en riepen: 'O Jezus, goede Meester, wij vragen u, red en verlos ons! Als u ons helemaal niet meer vertrouwt willen wij u gijzelaars geven, zodat we u in het vervolg geen hindernissen meer in de weg kunnen leggen! Want we zijn nu allemaal wel meer dan overtuigd, dat u een zuivere afgezant van God bent voor ons, Zijn helaas in vele opzichten slecht geworden kinderen! O Jezus, verhoor ons verzoek!'
Hoofdstuk 131: De genezing van de bezeten doofstomme man. (12/13.12.1851) In het Galilese hongerdorpje. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De leerlingen zeiden: 'Heer, als U ons bekwaam genoeg vindt, zouden wij dan niet allemaal afzonderlijk op weg kunnen gaan en ieder een stad of een markt kunnen bezoeken?' Daarop zeg Ik: 'Wij zijn nu op weg naar één van de armste dorpjes. Zodra wij het dorp bereikt hebben, zal Ik de vaardigsten en de krachtigsten van jullie uitzenden naar de vele buurtschappen en plaatsjes, en jullie zullen dan al datgene doen, wat Ik doe en voor jullie gedaan heb. Maar nu gaan we vlug naar het dorpje!'
Hoofdstuk 132: De hebzucht en hardheid van pachtkoning Herodes. (20.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Ieder, die ook maar enige kennis bezit van de aard van de dingen, zal zonder moeite begrijpen dat zich in de vaak zeer dikke en verweerde schors, die jammer genoeg door velen al voor de boom zelf aangezien Wordt, allerlei vervuilingen en vele soorten wormen en insecten bevinden, die leven van het slechte voedsel dat de schors hen geeft. Omdat de schors uit de levende boom, maar nooit de levende boom uit de schors groeit, heeft de schors ook iets levends van de boom in zich, en daarom is het te begrijpen, hoe in en uit haar zoveel wormen en allerlei insecten toch een uiterlijk en vergankelijk levensvoedsel vinden.
Hoofdstuk 134: Roeping van de twaalfapostelen. (21/26.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen Ik de twaalf leerlingen uitkoos tot Mijn boodschappers en voorlopers, en hen door het opleggen van Mijn handen veelsoortige macht gaf en ook beknopt opdracht gaf hoe ze moesten handelen, vroegen alle twaalf zeer nadrukkelijk om een complete instructie over wat ze zouden moeten doen, waarover en hoe ze zouden moeten spreken en leren, hoe hun gedrag moest zijn, en wat hen zoal te wachten zou staan. Want hun vrees voor de vele Farizeeën en schriftgeleerden was niet gering.
Hoofdstuk 135: Opdracht aan de apostelen. (27/30.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Heer, als U ons toestaat om zo te werken, dan zullen we ook heel zeker deze huidige zending met goed gevolg uitvoeren; als we echter niet zo mogen handelen met de uitermate bedorven en ontaarde mensheid, dan is al onze moeite en al ons werk voor niets. Uiteindelijk worden we gestenigd, en u Zelf zult, als daar een mogelijkheid voor is, gedood worden, en onze immens vele tegenstanders zullen in een overwinnaarsroes lachend over onze lijken verder gaan. En dat zal dan ook alles zijn, wat wij met al die misplaatste goedheid, toegevendheid en zachtmoedigheid zullen bereiken. Kort en goed, om iets bij de satan te bereiken moet men hem volkomen meester zijn, of hem als knecht dienen, anders wordt het niets!'
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik ken bijna alle plaatsjes langs de langgerekte Galilese zee, en haar inwoners ken ik dikwijls evengoed. Er zijn er veel onder hen, die Mozes en alle profeten allang vervangen hebben door Pythagoras; die zijn nu juist niet zo gevaarlijk voor Uw nieuwe leer. Maar er zijn ook families, die zo gezegd voor Mozes en eigenlijk nog meer voor de tempel, leven en sterven, - en meestal geldt dat meer voor de ouders dan voor de kinderen, hoewel het ook wel voorkomt dat het net omgekeerd is. Als nu kinderen van zulke aan de tempel verknochte Joden Uw op zo vele punten anti-tempelse leer aannemen, terwijl hun ouders dat zeer waarschijnlijk niet doen, - wat zal daar dan uit voortkomen?
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Kijk, thans gaat het met de mensen net eender! Geestelijk zijn ze dood en buiten het dierlijke natuurlijke leven hebben ze geen leven in zich. Hun zielen zijn puur vleselijk, en hun geest is zo goed als dood en lijkt op de geesten die in het gesteente rusten en door hun gerichte traagheid de overigens losse materie samengebonden houden, zodat daaruit stenen in allerlei soorten en vormen ontstaan; zachtere en hardere, vele doorzichtig en vele ondoorzichtig, en met verschillende kleuren die afhangen van de aard van de zich daarin bevindende geest.
Hoofdstuk 139: Een belofte aan de getrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Deze aarde, de grote zon, de maan en al de sterren -ontzettend grote werelden, sommigen vele duizendmaal duizend millioen maal groter dan deze aarde -zijn, vergeleken met de eindeloos grote schepping van de zinnenwereld, allen bij elkaar verreweg niet zo groot en uitgebreid als wat het kleinste dauwdruppeltje is vergeleken bij de totale grote wereldzee, die toch zo groot is, dat een goede schipper het gehele oppervlak niet zou kunnen bevaren al werd hij dubbel zo oud als Methusalem. Maar de huidige zinnenwereld, zover die nu geschapen is, heeft toch een grens waarachter zich nog een eindeloze, eeuwige ruimte bevindt, die met haar naar alle kanten onbegrijpelijk eindeloze afmetingen zich verhoudt tot de eerder genoemde schepping van de gehele zinnenwereld als de eeuwigheid tegenover één moment van de tijd.
Hoofdstuk 140: Het goddelijk geheim in de mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Judas was weliswaar uit het veld geslagen toen hij het vele geld zag dat men hem wilde geven; maar Thomas bleef steeds bij hem, en daarom durfde de geldgierige leerling het dit keer niet aan te nemen, wat hem heimelijk echt speet.
Hoofdstuk 142: De eerste daad van de uitgezonden apostelen. Aan de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] In het dorpje Seba, een vissersdorp aan de Galilese zee, zetten de vele bewoners en ook diegenen die Mij uit andere dorpjes daarheen gevolgd waren, grote ogen op over Johannes de doper en zeiden: 'Hoe is het mogelijk dat hij een zonde beging? Want dat hij U, o Heer, nadat hij U toch herkend had, niet gevolgd is, dat was dan toch een hoofdzonde waarvoor hij nu moet boeten!? Heer plegen wij onrecht, als wij zo oordelen?'
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Daarom was dit plaatsje, omdat het op de grens tussen Galiléa en Griekenland lag, een belangrijke tolplaats, want van daaruit liep een tamelijk begaanbaar bergpad uit Galiléa over het gebergte naar Griekenland waarover vele duizenden kooplieden trokken en op kamelen, bergpaardjes en ezels hun veelsoortige waren vervoerden.
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...