Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

944 resultaten - Pagina 4 van 63

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Want er is nergens een geschapen hemel en ook nergens een geschapen hel, maar al die dingen komen voort uit het hart van de mens. Zo zorgt ieder mens in zijn hart voor de hemel of voor de hel, afhankelijk van het goede of het kwade dat hij doet. En zoals hij gelooft, wil of doet, zo zal hij dan volgens zijn geloof, dat zijn wil voedde en deed handelen, leven.
Hoofdstuk 8: Over het rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Gods vrije wil bepaalt, volgens de eeuwig volmaakte kennis en wijsheid van inzicht in Zichzelf de wet, en bekrachtigt deze door de eigen nog altijd vrije noodzaak. Dit is de grond van alle geschapen, aardse zaken en hun voortbestaan voor zover dat noodzakelijk is voor de innerlijke ontwikkeling, stabilisering en uiteindelijke zelfstandigmaking van de geest.
Hoofdstuk 28: De zonde toont de mens dat hij mens is. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Daaruit blijkt toch wel heel duidelijk, dat God, die de mensen een aan Hem gelijke geest gaf, de mensen heus niet heeft geschapen om dieren te worden, maar om volledig vrij, aan God gelijk te worden."
Hoofdstuk 29: De zegen van de vrije wil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Kijk, de wonderbaarlijke genezing van de tweehonderd zieken heeft bijna alle inwoners van Kana overtuigd; waarom dan mij niet?! Omdat ik een echte stoïcijn ben, voor wie de gehele schepping nauwelijks een geducht standje waard is en mijn eigen persoon en het ongelukkige leven nog minder! Waarmee willen jullie mij dan straffen? Soms met de dood? Ik zeg jullie: Ik wil hem, tesamen met de eeuwige vernietiging; want voor dit smadelijke leven ben ik toch zeker geen enkele God dank verschuldigd! Of is men soms iemand voor de meest gehate gave dank schuldig?! Ik denk, dat het voor een almachtige God wel niet zo moeilijk zal zijn om een mens op de wereld te zetten! Wie zal God daarbij kunnen tegenhouden?! De te scheppen mens wordt beslist niet gevraagd of hij geschapen wil worden, zodat hij als enig rechthebbende zijn ja of nee daarover uit kan spreken; en een reeds geschapen mens heeft net zo weinig te zeggen over het scheppen van de mensen die na hem moeten komen -als iemand die nog niet geschapen is! Scheppen is dus voor een God niets bijzonders; maar voor de geschapen mens wel, omdat hij iets zijn moet waarvoor nooit zijn mening gevraagd is. Wat kan er nu ellendiger zijn dan te moeten bestaan, zonder dat ooit gewild te hebben?!
Hoofdstuk 212: De stoïcijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De laatste zonnewereld waar je lichamelijk woonde, noemen de geleerden van deze aarde Procyon, maar de eigen bewoners van haar uitgestrekte oppervlakte noemen haar Akka - en zo noemen ze haar daar overal met een en dezelfde uitspraak, want de bewoners van Akka spreken maar één taal. Daar hoorde je van een engel, dat de grote, almachtige, eeuwige geest, de enige schepper en instandhouder van de oneindigheid en alles wat deze bevat, op een van de kleinste planeten, waarvan er in de eindeloze ruimte ontelbaren zijn, Zelf vlees en de mensengestalte zou aannemen. Jij uitte toen de vurige wens om, als dat zou kunnen, op die planeet geplaatst te worden om daar Degene die jou, geschapen heeft te zien en te horen. Toen kwam dezelfde engel die Je hier aan Mijn 'rechterhand als zevende mens ziet staan, maar die toch een geheel vrije geest is, en hij legde je haarfijn en precies de zware voorwaarden uit waaraan je moest voldoen als je een bewoner wilde worden van deze planeet waarop je nu staat, en als je daar het kindschap van God wilt bereiken!
Hoofdstuk 213: De reïncarnatie van Philopold. (28.6.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] In de talloze andere werelden wordt je in en uitwendig gevormd tot wat je moet zijn; maar hier laat God de uiterlijke vormgeving over aan de ziel, die haar lichaam zelf vormt volgens de ordening waarin zij geschapen is; maar iedere geest, die in de ziel geplaatst is, moet speciaal de ziel eerst vormen door het opvolgen van de hem uitwendig gegeven wetten. Als de ziel daardoor de juiste rijpheid en vorming heeft bereikt, dan worden geest en ziel een eenheid, en dan is de gehele mens compleet, een nieuw schepsel, van oorsprong altijd uit God, omdat de geest in de mens niets anders is dan een kleinste weergave van God omdat deze volledig uit het hart van God komt. Maar de mens bereikt dit niet door de daad van God, maar door zijn eigen persoonlijk handelen, en is juist daardoor een echt kind van God! En ik zeg je nog een keer heel kort:
Hoofdstuk 214: Over de samenhang van lichaam, ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] Ik zeg: 'Daarom, om ook jou op de jongste dag te vangen omdat je je zo over hem ontfermt! Het zal nog lang duren voor je heel vaag zult zien wie je zelf bent, laat staan dan wat de grote orde van God is, die om heel wijze redenen naast de dag ook een nacht op aarde geschapen heeft. Begrijp je de werkelijke reden van de aardse nacht der aarde, en begrijp je de eeuwige dag van iedere zon, die elk op zichzelf ook een aarde is, net als degene die jou draagt en voedt? Als je dit echter niet begrijpt, dan vraag Ik aan jou, hoe jij hier een vraag kunt stellen die niet betamelijk is voor een mens tegenover zijn Heer, God en Schepper! Zou je ook nog niet willen vragen waarom een steen hard en waarom het water zacht is, of waarom het vuur pijn doet en het koele water niet?
Hoofdstuk 226: De weg tot wedergeboorte. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Als een mens, zonder onderscheid van geslacht, huidskleur en aardse belangrijkheid, door God geschapen is voor deze allerhoogste roeping -wat je nu wel volkomen duidelijk zal zijn -, kan zijn geestelijke ik nooit gedwongen worden tot datgene waarvoor God hem bestemd heeft. Ieder voorschrift moet zonder dwang zijn en alleen voor aanwijsbaar kwaadwillige tegenstanders van het vrije voorschrift moet er een deugdelijke, altijd op de vrijwillige verbetering van de mens gerichte straf gegeven kunnen worden. Deze straf moet echter altijd zodanig zijn, dat zij niet als een willekeurig, maar als een noodzakelijk gevolg van het niet opgevolgde ordevoorschrift ondervonden wordt. Dan zal de menselijke geest daardoor beginnen met zelfstandig te denken, en het gegeven voorschrift al gauw tot het zijne maken en ernaar handelen. Een geheel willekeurig vastgestelde straf voor een vergrijp, zal het menselijke gemoed altijd verharden en verbitteren en van de mens een duivel maken, wiens wraaklust niet eerder zal uitdoven tot hij zich, hetzij nog in deze, maar heel zeker in de andere wereld op de ergste manier zal wreken, -wat hem toegestaan moet worden, omdat hij anders in de hel van zijn eigen hart in der eeuwigheid niet zou zijn te verbeteren!
Hoofdstuk 30: Samenhang tussen straf en opvoeding. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] IK zeg: "Beste vriend, wat je nu hebt dat zul je voor eeuwig behouden! Maar houdt het voorlopig voor jezelf en voor een paar van je intiemste vrienden, want als je er openlijk over zou spreken, dan zou je Mijn zaak, en daardoor de mensen, meer schaden dan helpen! Denk er tevens aan dat je je niet ergert als je hier of daar het menselijke aan Mij ontdekt, want eer engelen of mensen waren, was Ik alle eeuwigheden reeds de eerste mens, en daarom heb Ik echt wel het recht om temidden van Mijn geschapen mensen ook mens te blijven!"
Hoofdstuk 39: Engelenwoorden in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De beide ENGELEN zeggen: "Zo wil Hij het Zelf, want de kinderen hebben altijd al het recht om naar hartelust met de Vader te spreken! Praat daarom niet over domme dingen en omstandigheden, want aan jou ligt het niet dat je een mens bent, maar alleen aan Hem, die jou zo, zoals je bent, uit Zich Zelf heeft geschapen en Zich daarbij door niemand heeft laten raden dan alleen door Zichzelf. Hoe zou Hij dan ook iets aan een ander dan slechts Zich Zelf hebben kunnen vragen, terwijl er buiten Hem geen enkel wezen in de gehele oneindigheid bestond?!
Hoofdstuk 58: De omgang van de aardse mens met de hemelse Vader. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] Heeft God dan niet alles geschapen wat de mens tot teken dient? Maar als God alles geschapen heeft, dan zal Hij toch wel blijvend Heer daarover zijn en alles leiden en besturen! En als God alleen de Heer en Bestuurder van alle geschapen dingen en verschijningen is, hoe moeten die dan zonder Hem iets aan kunnen geven? Zijn ze daartoe echter niet in staat, dan moet de mens toch aan God, die alleen alles kan, vragen wat de tekenen beduiden! Is dat niet troostvoller dan duizend van de betrouwbaarste wichelarijen?"
Hoofdstuk 65: Over tovenaars en waarzeggers. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Dat gaat heel gemakkelijk en natuurlijk! Alles wat je je maar denken kunt en wilt, volgens je gevoel in je hersens, komt eerst uit het hart. Want iedere nog zo geringe gedachte moet toch eerst de een of andere prikkel krijgen die hem opwekt. Nadat de gedachte in het hart door de een of andere noodzaak geprikkeld en opgewekt werd, stijgt zij op naar de hersenen om door de ziel onderzocht te worden. Die zet dan de ledematen van het lichaam in de gewenste beweging, zodat de innerlijke gedachte in woord of daad omgezet wordt. Dat een mens ooit met zijn hoofd zou kunnen denken is echt een onmogelijkheid! Want een gedachte is een zuiver geestelijke schepping en kan daarom nergens anders ontstaan dan alleen in de geest van de mens, die in het hart van de ziel woont en van daaruit de ganse mens bezielt. Hoe zou nu ooit door de een of andere nog zo fijne materie iets geschapen kunnen worden! Alle materie, dus ook de hersenen van de mens, is toch alleen maar schepping en kan dan toch nooit scheppér zijn?! - Begrijp je dat nu wel en voel je soms al dat geen mens iets in zijn hoofd kan bedenken?"
Hoofdstuk 62: Het denken in het hart. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Als, zoals Salomo sprak, de hemelen en aarden al te klein zijn om de majesteit van God te bevatten, wat moet je dan met een armzalig stenen huis van gehouwen of gebakken stenen, terwijl immers de gehele aarde evenals de gehele oneindigheid door God is geschapen?!
Hoofdstuk 72: Het echte dienen van God. In Nazareth - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Maar JAÏRUS zei tegen hem: "Beste neef, je moet nu niet zo gulzig eten, want het kan best zijn dat je in zekere zin nieuw geschapen maag toch nog niet in staat zou zijn om een grote hoeveelheid van deze aardse spijzen te verdragen!"
Hoofdstuk 73: Niet alle kennis is goed voor ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De JONGEN zegt: "Beste oom, maakt u zich daarover maar niet ongerust! Hij, Die mij uit de dood heeft opgewekt, zou zeker mijn maag niet zo'n grote eetlust gegeven hebben, als het schadelijk voor de maag zou zijn nu wat meer voedsel tot zich te nemen dan anders bij een regelmatig verzadigde toestand, want het is voor een mens geen grapje om anderhalf jaar dood en zonder voedsel te zijn geweest! Als u dat eens zelf zou ondervinden en mijn nieuw geschapen maag zou hebben, dan zou u mijn eetlust gemakkelijk begrijpen. Maar niet ieder mens kan dit meemaken, en daarom heeft het geen zin om daarover met mij te redetwisten. Behalve Degene, die mij opgewekt heeft, weet ik nu het best hoe het met mij gaat, en maakt u zich maar niet bezorgd of een paar vissen, een stuk brood en een beker wijn mij ook maar in het minst zullen schaden!"
Hoofdstuk 73: Niet alle kennis is goed voor ziel en geest. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...