Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1915 resultaten - Pagina 4 van 128

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] Ik zeg: 'Goed, als u dan overal verstand van hebt, waarom hebt u dan tekenen nodig? Wanneer u zo wijs bent dat u denkt net als God overal verstand van te hebben, dan moet u zonder meer toch vast kunnen stellen, of Ik de waarheid verkondig of niet! Waar hebt u dan die tekenen voor nodig?! In bijna drie en een halve dag zijn hier een groot aantal zeer bijzondere tekenen gedaan, waar honderden betrouwbare getuigen voor instaan dat ze echt waren; als dat voor u niet voldoende is, dan zullen uw boosaardige harten de nieuwe tekenen ook beneden de maat vinden! Wees daarom zo verstandig om zelf hier vandaan te gaan, anders zult u met geweld verwijderd worden!'
Hoofdstuk 77: De Heer weet de juiste maat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] (Toen Hij nu in Galilea kwam, namen de Galileeërs Hem op die alles hadden gezien wat Hij in Jeruzalem op het feest had gedaan. Want zij waren ook op het feest. Joh. 4:45) In het dal aangekomen bereikten wij al gauw een Galilees dorp, waar veel van die Galileeërs woonden, die in Jeruzalem op het feest waren toen Ik de tempel reinigde. Omdat dat nog niet zo lang geleden plaats vond, wisten die mensen het zich nog heel goed te herinneren.
Hoofdstuk 85: Het nieuwe en eeuwigdurende rijk. In Kana in Galilea. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Ik zeg: 'Laat ze maar gaan, de blinde dwazen! Ze schamen zich voor de mensen; maar voor God, die de geheimste gedachten altijd doorziet en onderzoekt, schamen ze zich niet! - Ik zeg jullie: Dat schaamtegevoel ten opzichte van de wereld stelt niets voor! Hoelang zal dat dan nog duren op deze wereld?! Weldra zullen ze dat lichaam moeten missen, waarvan het vlees hen zoveel zoete uren geschonken heeft! Dan zullen ze naakt in de andere wereld belanden, en daar zal men hen tot in alle finesses van de daken luid verkondigen wat ze op deze wereld, hoe heimelijk ook, gedaan hebben! Een echte en blijvende schande zal hen daar zeker ten deel vallen, en die zullen ze ginds niet zo gemakkelijk kwijtraken als hier!
Hoofdstuk 86: Kana in Galilea. De verlokking van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[11] In iedere eeuw heb Ik op alle plaatsen waar Mijn leer ook maar enigermate geloofd werd, mannen uitgekozen en geroepen die de toedracht en de betekenis van de evangeliën aan de mensen duidelijk maakten. Deze geroepenen hebben dat altijd gedaan en ze hebben ook historisch datgene in de geschriften aangevuld, wat ten dele door de slordigheid van de mensen en ten dele door het starre denken en niet zelden door de kwade wil van de verschillende sektarische leiders en priesters van het evangelie, respectievelijk van Mijn leer, verloren is gegaan; maar slechts heel weinigen namen dat aan.
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] Ik heb op deze manier gedurende ongeveer twee duizend jaar steeds hetgeen ontbrak aangevuld; maar wie nam het aan? Geloof me: Altijd maar heel weinigen, en die dan nog zelden met veel vuur! Men nam er wel kennis van en schreef het op; maar men heeft steeds om allerlei waardeloze redenen niets gedaan om zijn levenswandel daarnaar te richten en zichzelf geestelijk ervan te overtuigen, dat die overigens eenvoudige mens in ernst door Mij was geroepen om de mensen in de steeds donker wordende wereld weer een nieuw licht uit de hemel te brengen.
Hoofdstuk 91: De Heer en tweeduizend jaar evangelie. (7.10.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De priesters en schriftgeleerden, zich maar al te goed bewust van hun totale onmacht, zeggen plechtig, om hun onmacht te verbergen: 'Wat een dwazen zijn jullie toch! Waarom vragen jullie dingen van ons, die alleen God mag doen? Wanneer heeft er ooit een priester of een schriftgeleerde een wonder gedaan?! Dat kan alleen maar God en de ene hogepriester in de tempel te Jeruzalem, als hij in het allerheiligste gaat! Breng je zieken dus naar Jeruzalem; daar zullen ze, als je het juiste daarvoor offert, wel genezen worden; als God het tenminste wil! Wil God het echter niet, dan zul je het moeten aanvaarden om je zieken nog net zo ziek weer mee naar huis te nemen.
Hoofdstuk 98: Het volk daagt de priesters uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Johannes zegt: 'Maar het teken te Kana met de zoon van de koninklijke beambte lijkt me toch niets groter en belangrijker dan dat, wat U voor Kapérnaum voor de hoofdman gedaan hebt!?'
Hoofdstuk 100: De wonderbare visvangst. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Toen Petrus ophield met zingen, sprak hij op heel feestelijke toon: 'Mijne vrienden en broeders! Wat ligt er een hemelsbreed verschil tussen ons zingen hier en dat van David eertijds, toen hij het volk deze heerlijke lofzang gaf! Toen hij zong, hief hij zijn ogen op naar de sterren! Want in die tijd woonde Jehova volgens de menselijke begrippen in het ontoegankelijke licht boven alle sterren. Wat zou David hier echter gedaan hebben, nu Diegene, tot Wie hij zijn ogen ophief boven alle sterren, - 'Stop! Vriend Petrus!', zeg Ik, 'zo is het al weer genoeg; denk er wel aan, wie hier allemaal bij ons zijn!'
Hoofdstuk 101: Het bijzondere wijnwonder voor Judas. (19.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Thuis in Kapérnaum baart het toch nog groot opzien onder vrienden en bekenden, en als het de volgende ochtend nog maar nauwelijks licht is, is er om het huis van Petrus al een onoverzienbare volksmenigte verzameld, die Mij wil zien, Degene, Die de vorige avond zo'n onbegrijpelijk groot wonder gedaan heeft! Omdat er steeds meer volk om het huis komt vraagt Petrus Mij, wat daaraan gedaan kan worden.
Hoofdstuk 102: De genezing van alle zieken uit Kapérnaum. (20.10.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Laat echter niemand hem ook maar met de geringste gedachte iets verwijten over de ons toegebrachte schade; want dan is het helemaal met ons gedaan! We hebben de oude goden nu al zo lang geen echt offer meer gebracht, daarin zeker het meest gehinderd door de domme Joden, die het altijd beter willen weten dan wij, dat een beledigde god nu zelf zijn offer is komen halen! Zo is het! Daarom mogen wij daarover ook geen ontevreden gedachten in ons laten opkomen! Het enige wat we kunnen doen is naar beneden gaan en hem begroeten en hem dan zeer nadrukkelijk vragen, of hij deze omgeving maar liefst meteen weer wil verlaten!'
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Want het volk, dat de tekenen gezien had, maar te bang was voor de priesters en schriftgeleerden om er voor uit te komen dat het Mijn leer geloofde en wilde volgen, verzon een list: Het bracht een aantal zieken naar de priesters en zei: 'Luister eens, hooggeachte priesters en schriftgeleerden, die naar u zegt in alle geheimen van God ingewijd bent! De mens Jezus uit Nazareth doet wonderen die zo groot zijn dat nog niemand ze ooit eerder gedaan heeft, en zijn taal en leer is als een vuurstroom, die alles wat hij op zijn weg tegenkomt met geweldige hitte verteert en onweerstaanbaar met zich meesleurt! Zonder medicijnen geneest hij als een God iedere ziekte alleen maar door het woord, en men zegt dat hij zelfs doden levend maakt door het uitspreken van een enkel woord!
Hoofdstuk 98: Het volk daagt de priesters uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Binnen korte tijd hebben de twee Mij niet alleen in hun geboortestreek, maar ook in alle tien de steden die daar boven langs het meer liggen, bekend gemaakt; en ze verkondigden met veel ijver overal wat voor groots Ik aan hen had gedaan en welke grote barmhartigheid Ik hen had bewezen. En daardoor geloofden er velen in Mijn naam en kregen een groot verlangen naar Mij, zowel Joden als Grieken.
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] En Petrus en zijn knechten brachten het schip meteen in orde. Toen Ik Mij echter inscheepte, kwamen de twee genezenen Mij snel achterna en vroegen Mij, of zij Mij ook mochten volgen; want ze zouden in deze stad niets te doen en niets om van te leven hebben, en in hun huis zouden hun familieleden ze zeker nooit op willen nemen omdat ze te bang voor hen waren! Ik wees ze echter met vriendelijke ernst terug en zei tegen hen: 'Ga maar gerust naar je huis en je familie terug; ze zullen je met vreugde opnemen! Ga en verkondig de uwen, en ook de hele streek, wat voor groots de Heer aan jullie heeft gedaan en welke barmhartigheid Hij jullie bewees; dat is beter dan dat je Mij nu zou volgen! Want je moet nu in deze omgeving, waar men je overal goed kent, een heel goed getuigenis van Mij geven en daardoor nuttig zijn voor de mensen; en de mensen zullen jullie net als voorheen, toen je voor hen een verschrikking was, niet laten verhongeren.
Hoofdstuk 104: In Gadara. De genezing van de bezetenen. (22/23.10.1851) In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Nadat het volk al haar klachten geuit had, en de drie schriftgeleerden en Farizeeën, die uit Jeruzalem gekomen waren, met de hand op het hart beloofd hadden, dat ze hun uiterste best zouden doen en de aangeklaagde priesters aan een scherp verhoor zouden onderwerpen en dat ze, als de aanklacht waar bleek te zijn, hen zouden weten te tuchtigen, stelt een schriftgeleerde met zijn vriendelijkste gezicht aan het volk de vraag, of, en wat de hier aanwezigen zoal over Mij, dat wil zeggen de beruchte opruier Jezus, weten. Want men had tot in Jeruzalem vernomen, dat hij in Galiléa nogal rond zwierf en grote tekenen deed, die nog niemand ooit voor hem gedaan had; en nu was het voor hen de vraag of dat wel waar was en wat zij en de andere mensen daar nu wel van dachten.
Hoofdstuk 105: Naar Nazareth. Ongeloof verhindert de wonderen. (3/4.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Erger je dan voortaan nooit aan Mij, als je het een of ander over Mij hoort! Tot nu toe was je tegen Mij; wees dan van nu af aan vóór Mij! Want de hele wereld kan je niet geven en voor je doen, wat Ik je gegeven en voor je gedaan heb! Eens zul je echter wel inzien, hoe en waarom Ik dat voor je heb kunnen doen. Denk aan Mij in je hart!'
Hoofdstuk 114: Een les voor Judas. (18/ 20.11.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...