Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8806 resultaten - Pagina 4 van 588

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[7] Stel je eens een mens voor, die duizendmaal sterker is dan Goliath, wiens kracht zeker gelijk zou staan aan een heelleger soldaten! Waartoe zou hem echter al zijn kracht en sterkte dienen, als men hem net als de wolken in de vrije ruimte plaatste? Zie, het lichtste zuchtje, dat op de grond nauwelijks een blaadje laat bewegen, zou hem ondanks al zijn kracht en sterkte toch onweerstaanbaar voortdrijven in de richting waarheen het zuchtje ging!
Hoofdstuk 228: Kracht is afhankelijk van weerstand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] En nu, na die lange voorbereiding, ben Ik Zelf eindelijk gekomen en toon de mensen duidelijk de wegen, die zij moeten gaan door hun eigen innerlijke kracht, die tot op heden al die tijd de best mogelijke vorming voor het pro en contra heeft gehad. Met Mijn aanwezigheid wordt de mens pas de grootste vrijheid van handelen gegeven om zijn leven te voltooien en daarbij krijgt hij een nieuwe wet der liefde, waarin met goddelijke volkomenheid alle andere wetten en alle wijsheid uit God inbegrepen zijn.
Hoofdstuk 230: Gods lessen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] U zei eerder, dat men het oude lidteken van de ziel do?r de nieuwe wet van de naastenliefde helemaal zou kunnen genezen en zich daardoor vrij zou kunnen maken van de oude erfzonde. Dan zou in de mens h~t volle bewustzijn van het ware eeuwige leven met alle kracht en helderheld weer terugkomen. Dat zou voor de mensen op deze aarde wel de grootste winst zijn, want pas daardoor zou de mens helemaal mens zijn en zou hij op deze aarde al tijdens zijn aardse leven beslist grote en heerlijke dingen kunnen doen.
Hoofdstuk 233: Over het weten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] Dan zegt de ENGEL: "Voor iemand die alle kracht bezit is het minder moeilijk om zo'n steen tot stof te verpulveren, dan om het stof weer samen te drukken in zijn vroegere vorm en zijn vroegere hardheid. Want ieder mens kan zo'n steen verpulveren, wel niet met zijn handen zoals ik, maar toch wel door middel van zeer harde metalen mokers. Maar het weer samenpersen van het steenstof zal wel nauwelijks voor een mens mogelijk zijn, -vooral in de oorspronkelijke vorm. Maar om je te laten zien dat ik dat ook kan, moet je kijken en zien of je mij dat na kunt doen!"
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[23] De jonge FARIZEEËR zegt: "Luister, beste engelengeest of wat je ook maar bent, dat is iets ongehoords! Wat mij betreft geloof ik nu helemaal dat je een engel van God bent. Ik begrijp alleen dit ene niet, namelijk hoe je met je, zeg maar, almachtige kracht dienstbaar kunt zijn aan een mens van deze aarde! Want dat zei dit meisje over de bewuste heiland uit Nazareth, en ik moet het nu van haar aannemen, of ik het wil of niet.
Hoofdstuk 242: Het wonder met de steen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Maar JULIUS zegt tegen de anders zo vrijmoedige Farizeeër: "Waarlijk in het begin heb ik je voor wijzer en verstandiger gehouden dan het zich nu laat aanzien, -de zichtbaar zuiverste engel aan te zien voor een mogelijke satan! Ah, dat is het toppunt! Kun je dan aan ons spreken en handelen als een klein beetje verstandig mens niet zien dat wij toch zeker niet van de duivel zijn? Wil volgens jullie leer de duivel dan niet steeds alleen maar louter kwaad doen? En wij verafschuwen en bestraffen het kwade steeds, hoe kunnen wij dan bij de duivel behoren? Heeft de satan zich wel ooit eens milddadig en barmhartig getoond tegenover iemand? Wij zijn.echter tegen iedereen rechtvaardig, barmhartig en zo mogelijk milddadig. Hoe kunnen wij dan een satan bij ons dulden? Oh, jullie erg blinde dwazen! Hebben jullie nog nooit een door de duivel bezeten mens gezien? Ik heb er meer dan een gezien, maar daar was er niet één bij, die door zijn bewoner goed behandeld werd! Als jullie ons echter in jullie grove domheld al voor des duivels houden, waarvoor houden jullie dan de tempeldienaars en jullie zelf, als de tempel - zoals het nu toch al aan de hele betere wereld bekend is - uit louter leugen en bedrog, uit de geslepenste verdorvenheid is samengesteld en jullie toch dienaars van deze tempel zijn? Jullie geven zelf toe, dat de tempel nu heel goed als school voor de satan zou kunnen dienen! En ons, wij die iedereen steeds maar goed doen uit ons trouwe goede hart, wil je nu ook voor duivels houden, omdat een geest uit de hemelen jullie een klein voorproefje van zijn reusachtige macht en kracht heeft gegeven? Dan zou ik van jullie toch wel eens willen horen hoe op zo'n manier bij jullie iets er uit moet zien dat niet des duivels is!"
Hoofdstuk 243: De verontschuldiging van de jonge Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] JULIUS zegt: "Wie kent dan ook het doel en de kracht van Gods geest en de mate waarin deze zich effectief wil verbinden met de geest van een mens?! Is het niet mogelijk dat de almachtige geest van God zich met zijn gehele macht verbindt met een mensengeest en op die wijze dingen doet die een gewoon mens natuurlijk nooit kan doen, omdat hij geen God is?!
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] JULIUS zegt: "Heel juist, maar men moet Mozes ook niet woordelijk, maar veeleer met het juiste begrip in zich opnemen. Dan zal men al gauw en zonder veel moeite ontdekken dat ik eigenlijk helemaal niet in tegenspraak ben met de strenge leer van Mozes, als ik nu de volgende grondregel opstel: De mens moet iedere uitspraak -vooropgesteld dat die van dezelfde goddelijke geest afkomstig is die met Mozes heeft gesproken -ook steeds als zodanig erkennen en buitengewoon vereren. Daarom bewezen de Egyptenaren, Grieken en wij Romeinen, hoewel thans in een soort blind bijgeloof wat te ver gaand, alle mensen en schepsels waarbij een bijzondere, ongewone kracht en werking werd ontdekt goddelijke verering.
Hoofdstuk 6: Gesprek tussen Julius en de Farizeeën over Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[5] Ieder dier is beter af dan de mens, de zich verheven wanende heer der schepping! Jullie Romeinen kunnen met jullie scherpe zwaarden wel de woede van de leeuw bestrijden en tijgers, luipaarden en hyena 's moeten vluchten voor het luide gekletter van jullie schilden en lansen maar als jullie ergens door kwade demonen worden overvallen, met wat voor wapens kunnen jullie dan deze onzichtbare vijanden te lijf gaan? Jullie kunnen daar misschien weinig over verhalen, hoewel een Delfische spreuk vaak meer kracht had dan een heelleger! Maar wij kregen te maken met zo'n geheime kracht en macht en konden ons daar niet tegen verdedigen! Wij moesten duivels worden en omdat wij dat niet wilden, ontnamen de slechte demonen ons ons gehele bewustzijn, lieten het lichaam wel voortbestaan als een machine en gebruikten deze machine toen God weet waarvoor! Dat deze beslist niet v.oor iets goeds is gebruikt, zie je wel aan het ellendige uiterlijk van onze huid! Daarom willen we alleen maar dood, maar wel de totale dood! Na het graf geen leven meer in welke vorm dan ook!"
Hoofdstuk 22: De wanhoop van de genezen bezetenen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[6] Als echter alles langs deze natuurlijke weg is ontstaan, dan zijn er dus alleen maar levenspotenties in alle soorten levensgradaties, van de kleinste bladluis tot aan dat volmaakte leven dat de meer volmaakte mens het goddelijke noemt. Op deze wijze heeft zich waarschijnlijk sinds ondenkbaar lange tijden een goede, maar daartegenover ook een slechte godheid ontwikkeld. Als de beide godheden zich ooit ontwikkeld hebben, moeten zij als tegengestelde krachten ook zólang ongenaakbaar tegenover elkaar staan, tot zeer waarschijnlijk de, volgens onze morele begrippen, kwade kracht door de sterkere, goede kracht als een binnen haar orde vallende tegenstelling in zich wordt opgenomen. Uit dit samengaan zal dan na ondenkbaar lange wereldtijden alles wat nu nog stom, zonder bewustzijn en dood is, overgaan in een volkomen leven met een vrije wil en een vrij inzicht!
Hoofdstuk 25: Mathaël's opvatting over de natuur. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] Als mens is Hij u en mij gelijk -maar Zijn geest1 Die doordringt met Zijn kracht en met Zijn licht de eeuwige oneindigheid! -Heeft u, geëerde broeder, mij begrepen?"
Hoofdstuk 49: Gods beeldspraak bij Mozes. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[15] De geest is dan een macht op zichzelf, gelijk aan de goddelijke. Wat zo'n volmaakte geest in de mens dan wil, gebeurt en moet gebeuren, omdat er, buiten de levenskracht van de geest, in de gehele oneindigheid van God geen andere kracht en macht kan bestaan!
Hoofdstuk 53: Hoofdlijnen van de leer van Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] CYRENIUS zegt: "Heer, indien er nog geen mens te vinden zou zijn met een geest die zo sterk is, dat zulke kwade geesten die het lichaam van een mens in bezit genomen hebben, zich voor zijn wil en woord moeten buigen, zijn dan mogelijkerwijs soms natuurlijke middelen te gebruiken? In ieder geval in die mate, dat zo'n mens dan door de kracht van het woord en de wil van een mens die geestelijk nog niet zo sterk is, van zijn kwaad bevrijd zou kunnen worden?
Hoofdstuk 69: Maatregelen tegen geslachtelijk losbandig leven. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[20] Als jij nu van jezelf kunt beweren dat in zekere zin niets je liefde kan opwekken, noch een mooie gestalte noch een bijzonder goede handelwijze, dan zou ik zelf wel eens van je willen vernemen, door welk derde, mij geheelonbekende middel, de mens liefde in zijn hart kan opwekken en waarmee hij die kan versterken om tot de kracht van de openbaring der goddelijke, zuivere liefde in het hart te komen!?
Hoofdstuk 79: De reden waarom er zoveel verschillende talenten zijn. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[10] Nu is hij echter pas goed van zijn stuk gebracht. Als in een soort verbazingsroes zegt hij na een poosje, terwijl zijn verwondering maar niet ophoudt: "Ik ben óf bij de aartsmagiërs van Egypte terecht gekomen, óf bij louter goden, want wat ik hier meemaak is ongehoord en sinds mensenheugenis niet voorgekomen! En jij, vriend, (zich tot Mij wendend) schijnt temidden van deze velen de meester, of Zeus zelf te zijn!? Je bent niet uit een mens geboren en deze jongen ook niet, je moet van eeuwen her uit de geest zijn geboren! O goden, o goden, welke kracht moeten jullie bezitten om dit te kunnen doen en hoe ellendig is de arme mens, de blinde worm in het stof, vergeleken bij jullie?! Jullie kunnen alles, maar de sterfelijke worm in het stof van zijn vergankelijkheid kan niets! Vriend, u die een god bent en aan wie alles gehoorzaamt, wat kan ik, een sterfelijk mens, voor u, onsterfelijke god, doen? Wat kan ik u geven, u, die over de gehele aarde, over zon, maan en alle sterren gebiedt?"
Hoofdstuk 84: Goden en mensen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...