Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13521 resultaten - Pagina 4 van 902

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[2] Maar Ik zei: 'Doe dat niet, opdat men later de gebeurtenissen niet verwisselt! Want overmorgen gaan we weer naar het meer en daar zal precies zo'n gebeurtenis plaats vinden, en die moet je dan wél helemaal opschrijven! Vanaf morgen kun je trouwens beginnen met al het buitengewone op te schrijven, wat er maar gebeurt!'
Hoofdstuk 113: Het wezen van het Joh. en het Mat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[18] Ik vraag jullie, zo blind als je bent: Wie moet degene dan wel zijn, die slechts één simpel woord behoeft te zeggen, en storm en wind gaan liggen, de doden staan op en de lammen beginnen te springen als herten?!'
Hoofdstuk 117: Toespraak van de jonge Romein. (24.11.1851 ) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] 'In tegendeel', zei een schriftgeleerde, een goede bekende van Jozef, Jozef heeft mij meer dan eens zijn nood geklaagd over zijn zoon Jezus, en daarbij gezegd: 'Ik weet niet wat ik met deze jongen aan moet! Zijn geboorte moet zeer uitzonderlijk geweest zijn. Uit de verschijnselen, die daarmee schijnbaar zeer nauw verband hielden, had men kunnen opmaken dat het goddelijke wezen Zelf Zich door dit kind op aarde moest manifesteren. Ook verscheidene, beslist buitengewone verschijnselen alsmede zijn vaak heel wijze gezegdes uit zijn vroegste kindsheid spraken daar maar al te duidelijk voor. Dit alles heeft mij met de grootste verwachtingen vervuld en dat des te meer, omdat ik in rechte lijn van David afstam. Maar juist nu het tijd wordt dat de jongen wat moet gaan leren, is er met hem niets te beginnen. Als ik hem naar een onderwijzer laat gaan, dan kan deze niets van hem gedaan krijgen; de jongen weet en begrijpt alles beter, en als de onderwijzer hem streng wil aanpakken, dan is het helemaal uit!
Hoofdstuk 121: Gesprek over Jozef, Maria en Jezus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Thomas zegt: ' Jouw wijsheid kennen we nu al van jaren her en we zitten er echt niet op te wachten om, naast de wijsheid van onze grote Meester, die van jou hier voor de duizendste maal te moeten horen, en zo wijs als jij zijn wij allemaal van huis uit! Je kunt echt geen betere en uitgebreidere leer geven dan die welke we hier al hebben, en hopelijk zie je daarom wel in, dat het hier helemaal niet nodig is dat jij ook spreekt! Wij, leerlingen, moeten slechts dan spreken als ons wat gevraagd wordt; we mogen zelf ook vragen, maar dan moeten we er wel op letten dat onze vraag voortkomt uit een echte en zuivere noodzaak! Als we echter puur uit nieuwsgierigheid vragen stellen, om onze praatgrage tong z'n gang te laten gaan, dan zijn we een geseling waard; want een waanzinnige dwaas moet altijd met gesels bestraft worden!'
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Mijn leerlingen vroegen nu, of ze hier op Mij moesten wachten of mee moesten gaan. Maar Ik zei: ' Jullie allen, Mijn leerlingen, en ook Matthéus, die tollenaar was, volg Mij! Ik heb voor je aardse huis gezorgd en dat zal Ik blijven doen; maar daarvoor moet jij, net als de anderen hier, Mijn leerling zijn!'
Hoofdstuk 127: De dood van de dochter van overste Cornelius. (5/6.12.1851) In Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] En Ik zei tegen hem: ' Je moet alles wat vandaag gebeurde opschrijven, behalve de bevoorrading van het huis van je naamgenoot en het vele wat daar gesproken is. We gaan vandaag nog weer naar huis terug en morgen hebben we genoeg tijd om precies af te spreken, wat er over vandaag opgeschreven zal worden'.
Hoofdstuk 128: Kapérnaum. Opwekking van Cornelia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Zij zeiden: 'Heer, dat zal wel moeilijk gaan; want iedereen in de hele streek weet maar al te goed dat we blind waren. Als er nu iemand aan ons vraagt hoe wij, blinden, ziende werden, wat moeten we dan antwoorden?' Ik zeg: 'Geef dan een antwoord, waaruit blijkt dat erover gezwegen moet worden!' Ze beloofden dat in acht te nemen; maar ze hielden hun belofte niet, integendeel, ze gingen meteen daarna alle dichtbij gelegen plaatsjes af en deden overal hun verhaal over Mij. (Matth. 9:31)
Hoofdstuk 130: Nazareth. De twee blinde bedelaars. (11.12.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Dan zegt de oude man, die ook tot deze familie behoorde en bij wie altijd het hele dorp zich verzamelde om naar zijn wijze woorden te luisteren, want hij kende de Schrift zeer goed: 'Mijn kinderen, vrienden en broeders! Er staat toch in de Schrift: 'Uit de mond van kinderen en onmondigen verzamel Ik Mijn lofuitingen!' En zie, dat gebeurt hier in ons bijzijn! Onze lieve Vader heeft in Zijn grote barmhartigheid aan ons gedacht en heeft dit voor ons gedaan! Hem zij daarom al onze liefde en alle lof uit de monden van onze zuigelingen! Want de lof uit ónze monden is niet zuiver genoeg om welgevallig te zijn aan de Allerheiligste; daarom heeft Hij Zelf al de mond van onze zuigelingen geheiligd. Maar nu gaan we naar buiten naar de jonge man, die zei dat we naar binnen moesten gaan, en beslist wel wist, wat God voor ons heeft gedaan! Hij moet een groot profeet zijn, -misschien zelfs Elia, die nog eenmaal vóór de verwachte en al sinds lang beloofde Messias zal komen!'
Hoofdstuk 133: Een voedsel en kledingwonder. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Nu ga het jullie dan goed als je vlijtig zaait aan de wateren; laat rustig de voeten van ezels en ossen daarover gaan!'
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Heer, als U ons toestaat om zo te werken, dan zullen we ook heel zeker deze huidige zending met goed gevolg uitvoeren; als we echter niet zo mogen handelen met de uitermate bedorven en ontaarde mensheid, dan is al onze moeite en al ons werk voor niets. Uiteindelijk worden we gestenigd, en u Zelf zult, als daar een mogelijkheid voor is, gedood worden, en onze immens vele tegenstanders zullen in een overwinnaarsroes lachend over onze lijken verder gaan. En dat zal dan ook alles zijn, wat wij met al die misplaatste goedheid, toegevendheid en zachtmoedigheid zullen bereiken. Kort en goed, om iets bij de satan te bereiken moet men hem volkomen meester zijn, of hem als knecht dienen, anders wordt het niets!'
Hoofdstuk 136: De tegenwerpingen van Judas. (1.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[22] Want wat de profeet aan het eind zegt, dat zeg Ik jullie nu ook: Het ga jullie goed die gaan zaaien aan de oevers van de wateren. want op deze grond mogen jullie je ezels en ossen, dat betekent jullie vlijt om het goede en juiste te doen waarvoor Ik jullie geroepen en uitgekozen heb, best laten lopen! Je zult daar geen narrenkoning tegenkomen en ook geen trotse en hoogmoedige vrouwen, maar wel lichamelijk en nog meer geestelijk armen, zieken, bezetenen, lammen, doven en blinden; ga daarheen en predik hen het evangelie van het Godsrijk, en genees ieder die gelooft en verzwijg hem Mijn naam niet!'
Hoofdstuk 137: Troost voor de apostelen. (2.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Judas zegt: 'Het wordt steeds mooier! Als iedereen ons moet gaan haten vanwege deze opdracht, dan beveel ik zo'n onderneming wel in Gods handen aan! Veel geluk en een krijgshaftige stemming! Zij, die ons haten, zullen zich zeker net zo over ons ontfermen en ons bewaren als de hete zomer zich over de sneeuw ontfermt en deze bewaart! Heer, als U dat volle ernst is, dan zeg ik U als heel eenvoudig, maar enigszins ervaren mens: Blijf samen met ons liever thuis; want dit zaad zal niet opkomen en geen vrucht dragen! -Luister! Als we het in een stad met onze prediking en onze daden zover gebracht zullen hebben, dat we daar door iedereen dodelijk gehaat worden, wat staat ons dan te doen? Moeten we ons dan ook nog heel gewoon laten doden? En als dat ook moet, -wie zal Uw leer dan verder verbreiden? - Ha, bedenk eens, wat U vraagt! Om 's hemelswil, ziet U dan niet in, dat U Zich daardoor helemaal onmogelijk maakt en Uw Eigen grootste vijand en vervolger bent? Waar, waar in de hele wereld vind je iemand, die mij meer dan de dood haat en toch luistert naar mijn prediking die zijn huis vervult met alle mogelijke tweedracht, haat, toorn en dodelijke wraak? Zeg, -wat moet er in zo'n geval gedaan worden?'
Hoofdstuk 138: De vraag van Simon van Kana. (3/10/12.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Als je de geesten in de stenen los wilt maken uit hun materie, zal je dat dan met lauw water gelukken? Zeker niet! Ik zeg je: De steen zal onder zo'n zachte en vreedzame behandeling net zo hard blijven als hij was en is. Er is een machtig vuur voor nodig om de geesten in de steen in een groot gevecht te verwikkelen; dan verbreken ze pas zelf de boeien van hun materie en worden vrij. En kijk, zo moet het hier ook gaan!
Hoofdstuk 139: Een belofte aan de getrouwen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Maar Ik zeg hen: 'Ik ben Heer en doe wat Ik wil, en niemand hoeft Mij te vragen: 'Waarom moet dat zo?' Als dat wat Ik voor Mij en de Mijnen wil echter voor iemand niet prettig is, Iaat die dan doen wat hij wil; want Ik houd niemand vast! Als iemand wil gaan, -nu, dan gaat hij! Wil iemand echter wachten, -nu, dan wacht hij maar geduldig! Voor zonsopgang zal Ik niet verder gaan en eerst gebruik Ik nog een morgenmaal; want de weg is ver en vermoeiend.'
Hoofdstuk 173: Vastgeroest in hun wereldse voorschriften. (4.5.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Daarop antwoordt Matthéus: 'Geldt de sabbat dan alleen maar voor mij en niet voor jullie?! Wie begon er te twisten?! Er staat toch nergens geschreven dat je op de sabbat niet vlug mag lopen; daarentegen verlangen jullie zelfs dat men niet teveel moet treuzelen op de sabbat bij het gaan naar de synagoge, en dus overtreden wij zelfs jullie wet niet als wij vandaag op de sabbat wat sneller gaan dan op een andere dag. Beneden in het dorp staat een kleine synagoge waar wij, als wij vlug genoeg lopen, beslist nog op tijd kunnen komen; wat verlang je dan nog meer van ons?!'
Hoofdstuk 175: Sabbatsheiliging. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...