Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

153 resultaten - Pagina 4 van 11

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11
[15] Weliswaar zullen in de toekomst ook Mijn ware leerlingen met de wereldse mensen en van de kant van de vele valse profeten en leraren die zogenaamd in Mijn naam optreden, veellast hebben en veel vervolging moeten doorstaan omwille van Mijn ware naam, maar zij zullen daarbij steeds op Mijn hulp en op Mijn speciale bescherming en beloning kunnen rekenen, -maar de wereld en haar profeten nooit! Zij zullen zichzelf alleen met het zwaard in de hand kunnen beschermen en tegen gevaren kunnen beveiligen; maar uiteindelijk zal het zo zijn: wie met het zwaard omgaat, zal ook door het zwaard te gronde gaan!'
Hoofdstuk 199: Over het doel en het nut van reizen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[9] Maar toen jullie weer berichten over Mij ontvingen, gingen jullie in jullie boosaardige vergadering over Mij te keer: ' Aha, nu is ons alles over die man duidelijk! Zijn vader Jozef zou in rechte lijn van David afstammen?! De oude heeft in zijn zoon talenten ontdekt en heeft hem ergens in het geheim laten onderrichten in allerlei tovenarij, die bij de heidenen als iets goddelijks wordt beschouwd. Daardoor heeft hij al veel aanzienlijke heidenen tot zijn vrienden gemaakt; en omdat dat onze vijanden zijn, heeft hij het idee opgevat om door hun goedgunstigheidnaar zijn tovenaar van een zoon op de troon van David te gaan zitten en ons, als vijanden van de heidenen, vervolgens met één klap ten val te brengen en met hulp van de Essenen, die bij de Romeinen ook in hoog aanzien staan, te gronde te richten. Maar dat moet tot iedere prijs voorkomen worden, door hem bij een gunstige gelegenheid op te pakken en hem van het leven te beroven, waarna het dan zeker voor altijd met hem gedaan zal zijn. Want als hij alleen maar een slechte tovenaar is en ons te gronde wil richten, dan is het heel goed dat wij hem te gronde richten voordat hij ons op een of andere wijze schade kan berokkenen; en mocht hij echt de Christus zijn, dan zullen wij hem niets kunnen maken en kunnen dan achteraf nog vroeg genoeg geloven dat hij de Christus is. Hij zal het ons niet kwalijk kunnen nemen dat wij eerst alles bij hem moesten onderzoeken, alvorens hem als de beloofde Christus aan te nemen, en vervolgens zal hij ons als ijveraars voor de waarheid bovendien zelfs nog moeten prijzen en een hoge beloning moeten geven. ,
Hoofdstuk 65: De huichelarij van de schriftgeleerden - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] Hij is het complete tegendeel van Epicurus, en noch hij noch één van zijn leerlingen geloven in de onsterfelijkheid van de menselijke ziel; het gevoel van sterfelijk te zijn bezorgt hun absoluut geen angst en vrees, maar allemaal kunnen ze het ogenblik dat ze niet meer zijn nauwelijks afwachten En toch zijn het heel eerlijke, goede en dienstvaardige mensen en ze houden zich heel nauwkeurig aan eenmaal gedane beloften. Hun voedsel is zo mager en eenvoudig als maar mogelijk is. Ze verachten ieder gemak, iedere pracht en leven heel gedisciplineerd en ingetogen. Ja, ze vereren zelfs de goden en erkennen hun goedheid, wijsheid en macht; maar ze bedanken hen nergens voor en versmaden ten diepste iedere vorm van beloning die ze van een of andere godheid te verwachten zouden hebben. Het eeuwige niet-zijn is hun verlangen; elke manier van zijn en leven beschouwen zij als een ondraaglijke last en kwelling.
Hoofdstuk 184: Het verschil tussen epicuristen en cynici in geestelijk opzicht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] De rijken zeiden evenwel tegen het personeel: 'Luister! Wij zijn beschaafde en ontwikkelde mensen en kunnen en willen niet direct met de deur in huis vallen. Laat een van jullie toch naar binnen gaan en ons berichten of het toegestaan is dat wij nu bij de heilanden binnenkomen, dan zullen wij degene die een goed bericht brengt ook een goede beloning geven! Want wij weten al jaren dat men de heilanden van hier, en vooral hun overste, moeilijk te zien en nog moeilijker te spreken krijgt. Als wij nu onaangekondigd naar hen toe zouden gaan en de door hen bewoonde kamers zouden binnenkomen, zouden zij ons dat wellicht kwalijk nemen en dan zouden wij nog langer kunnen wachten voordat wij bij hen toegelaten worden. Daarom vragen wij jullie, omdat jullie hier in dienst zijn, om ons van tevoren aan te kondigen en ook, zoals gezegd tegen een goede beloning, te zorgen dat we bij hen binnen mogen komen.'
Hoofdstuk 203: De poging van de rijken (21.7.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Ik zei: 'O, maar dat kan toch heel gemakkelijk verholpen worden! Zeg jij nu, als overste van deze plaats, via één van je broeders tegen alle plaatselijke herbergiers: 'De Heer heeft bevolen dat iedere herberg te allen tijde plaats gereed moet houden voor minstens tien armen; de herberg die echter uit goede wil meer wil doen, zal ook op een beloning daarvoor kunnen rekenen!' En over een klein uur zul je geen arme meer aantreffen die in de open lucht bivakkeert!
Hoofdstuk 216: De armenherberg van de Essenen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[3] De vreemdelingen, voor het merendeel Grieken en Romeinen, zeiden: 'Ach, ga weg met je oude Joodse geknars! In de muziek, die goddelijke kunst, zijn immers alleen de Grieken thuis! Als de mensen daar aan de hoofdtafel naar je willen luisteren, hebben wij daar niets op tegen; maar van ons zul je geen beloning krijgen.'
Hoofdstuk 8: Een harpspeler zingt voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] En Ik zei vriendelijk: 'Treed maar op zonder schroom of bedenkingen, want Ik ken je en weet dat je een zuivere zanger bent, geheel op de wijze van David! Jouw beloning zal daarom groot zijn!'
Hoofdstuk 8: Een harpspeler zingt voor de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[6] De harpspeler zei: 'Ja, zeer welwillende heer, zo is het, en ik heb dat ook altijd geloofd, hoewel mij dat lange tijd aan aardse beloning niet veel heeft opgeleverd, terwijl ik in deze zin toch al bijna vijftien jaar trouw mijn zwakke kunst beoefend heb. Maar deze keer heb ik een rijke oogst ontvangen en daarvoor zij voor altijd alle lof en eer en al mijn dank aan God de Heer, die mij deze keer in mijn armoede heeft gezien! Maar nu zou ik u, goede heer, toch ook iets willen vragen, als u mij dat genadig wilt toestaan.'
Hoofdstuk 9: De beloning van de zanger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Als jullie dat hebben begrepen, handel er dan ook naar, dan zal de ware en levende zegen niet van jullie weggenomen worden! Als iemand in een koninkrijk de wetten van de koning kent en die ook steeds trouw opvolgt, en de koning weet dat, dan zal hij die mens welgezind zijn, hem achten en liefhebben en hem ook gemakkelijk een ambt verlenen als beloning voor zijn trouw. Nu jullie van Mij de wil van de ene, ware God vernomen hebben, weten jullie er ook naar te handelen, dan zullen jullie genade bij God vinden!'
Hoofdstuk 12: De Heer spreekt vermanende woorden tot de Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Werkelijk, als deze drie mensen er daardoor zo ellendig aan toe zijn, zoals die ene getuigd heeft, dan verdienen ten eerste die ellendige tempeldienaren, die erger handelen dan de heidense furiën, om met één slag vernietigd te worden, en in de tweede plaats verdienen deze drie mensen niet alleen geen straf, maar nog een beloning; want dat ze geworden zijn zoals ze nu voor ons staan, dat komt toch zeker door niemand anders dan die verdoemenswaardige priesters, die zich overal hoog laten eren en aanbidden als dienaren van de ene, enig ware God, maar als mensen alle wilde en verscheurende beesten in bossen en woestijnen in wreedheid hemelhoog overtreffen.
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] En deze dood is dan hetgeen jij onder het begrip 'hel' als straf voor de ziel vanwege haar zonden hebt verworpen, omdat je nooit meer uit vrees voor zo'n straf de zonde wilt vermijden en ook niet wilt hopen op een hemel als beloning voor het handelen volgens de bekende waarheid. En daar geef Ik je helemaal gelijk in; want zo'n hel bestaat echt nergens, evenmin als zo'n hemel. En toch bestaan er een hel en een hemel, maar niet buiten de mens, maar binnen in hem, al naargelang hij zichzelf richt op de manier die Ik je zojuist heb laten zien.'
Hoofdstuk 22: Over de bestemming van de mensen (12.9.1861) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[5] De ene, die al eerder gesproken had, zei: 'Wel, onder de heidenen zijn er dus nog echte mensen, die men niet meer aantreft onder de Joden, die zich brutaalweg het uitverkoren volk van Jehova en kinderen van God noemen, maar daarbij in werkelijkheid kinderen van alle duivels zijn! Met grote blijdschap en een zeer dankbaar hart nemen wij uw aanbod aan en willen u trouwer dienen dan iemand die u tot uw trouwste dienaren hebt gerekend.Van nu af aan willen wij het goede doen vanwege het goede en de waarheid verkiezen omwille van haarzelf tot richtsnoer voor ons verdere leven; niet een hel, die volgens de Joden voor de zielen aan gene zijde een straf is voor hun zonden, zal ons weerhouden van het kwaad, en niet een hemel, als eeuwige beloning van de zielen voor hun goede daden, zal ons aansporen tot het goede en ware, maar het goede en ware op zichzelf zal onze meest waarachtige hemel zijn, en wij zullen er met al onze krachten ijverig naar streven ons die hemel eigen te maken.
Hoofdstuk 17: De verontwaardiging en goede bedoeling van de waard - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[12] Ja, jullie moeten bidden voor wie jullie haten en vervloeken, en goed doen aan degenen die trachten jullie kwaad te doen; dan zullen jullie de beloning van Mij kunnen verwachten en op die manier gloeiende kolen op de hoofden van jullie vijanden stapelen en hen des te eerder tot jullie vrienden maken!
Hoofdstuk 39: Jacobus vraagt naar de geestelijke betekenis van de opwekking van de dode jongeman - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[9] De andere Farizeeën en de schriftgeleerde doorzochten met behulp van de lichten de synagoge met verscheidene bedienden van de waard, om te zien wat er allemaal door de brand was verwoest. Ze hadden dat ook de volgende dag kunnen doen; maar aangezien ze veel goud, zilver en nog andere schatten bezaten, die goed in de synagoge verstopt waren in verschillende hoeken en gaten in de muur, wilden ze zich ervan overtuigen in hoeverre het vuur ook die verborgen schatten al dan niet gespaard had. Toen ze de hoeken en gaten in de muren ijverig doorzocht hadden en toch nog het een en ander onbeschadigd aantroffen, begonnen ze zich iets beter te voelen; maar toch plaatsten ze er tegen een goede beloning een wacht, bestaande uit enkele knechten van de waard, opdat niemand iets van hen zou stelen en hen nog armer zou maken dan ze nu meenden te zijn.
Hoofdstuk 77: In de beschadigde synagoge - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Toen hij nu volkomen gezond van zijn ligstoel opstond, liep hij vol vriendelijkheid op Mij toe en zei (de genezene): 'O meest wonderbare arts op de hele aarde, allereerst mijn zeer grote dank aan u en aan jullie God, die zo'n wonderbaarlijke geneeskracht in uw handen heeft gelegd, waarmee u mij zo ineens van mijn wanhopige pijnen hebt bevrijd! Vraag nu van mij al mijn vele goud en nog andere kostbaarheden als beloning voor uw kunde en inspanning, en het zal van u zijn!'
Hoofdstuk 112: De opdracht van de Heer aan de Perzen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11