Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9032 resultaten - Pagina 4 van 603

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...
[4] (Jezus zegt tot hen: 'Mijn voedsel is, dat Ik de wil doe van Hem, die Mij heeft gezonden, en Zijn werk volbreng.' Joh. 4:34) Ik zeg tegen hen: 'O maak toch niet zulke dwaze veronderstellingen over wat Ik wel of niet gegeten heb! Je hebt toch meermalen gezien. dat Ik Mij bij jullie nooit iets extra 's heb laten geven. Ik heb het tegen jullie niet over lichamelijk voedsel, maar over veel hoger en waardiger geestelijk voedsel, en dat bestaat daaruit, dat Ik de wil van Diegene doe. Die Mij gezonden heeft, en dat Ik Zijn grote werk afmaak! Degene, Die Mij daarvoor gezonden heeft is de Vader, waarvan jullie zeggen, dat Hij je God is, hoewel je Hem nog nooit herkend hebt. Ik ken Hem echter en daarom doe Ik, wat Hij gezegd heeft en dat is Mijn echte voedsel. dat jullie niet kennen. Ik zeg het je: Niet alleen het brood, maar iedere goede daad of ieder goed werk, is ook voedsel, wel niet voor het lichaam, maar des te meer voor de geest!.
Hoofdstuk 30: De heiliging van de sabbat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Want sommigen van hen, die de schrift goed kenden, zeiden: 'Deze spreekt als David, die zegt: 'De geboden des Heren zijn waar en verblijden het hart; de geboden des Heren zijn zuiver en verlichten de ogen! De vrees des Heren is onverdeeld en blijft eeuwig en de rechten des Heren zijn onloochenbaar en geheel en al rechtvaardig. Ze zijn kostbaarder dan goud en veel fijn goud; ze zijn zoeter dan honing en honingzeem. Uw wil, Heer, doe ik graag en Uw wet heb ik in mijn hart; ik wil Uw gerechtigheid prediken in de wereld. Zie, ik wil mij de mond niet laten snoeren, Heer, dat weet u. Uw gerechtigheid verberg ik niet in mijn hart; ik spreek van Uw waarheid en Uw heil. Ik verberg Uw goedheid en Uw trouw niet voor de wereld' - Wij weten, en dit getuigenis van ons is vol waarheid en kracht, dat Degene, Die zo spreekt en handelt zoals David vóór Hem in Zijn naam sprak en handelde, dat dat werkelijk de beloofde Messias is. Hij is de enige, Die na David zo gesproken en gedaan heeft als David; daarom is Deze ongetwijfeld de Christus, de eeuwige gezalfde van God! Deze willen we daarom geheel en al aanvaarden!'
Hoofdstuk 31: Het echte ereteken. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] De vrouw zegt: 'Heer ook al waren jullie met tienmaal zoveel mensen, dan zouden toch, zover mijn middelen dat toestaan, allen bij mij zeer goed onder dak zijn! Want mijn huis is hier en daar wel zeer bouwvallig, maar het heeft veel schone vertrekken en is zo veel mogelijk ook aardig ingericht en wordt slechts door mij, mijn dokter en enige hulpen bewoond. Ik zeg U, o Heer, het huis is het Uwe, U alleen bent er de rechtmatige bezitter van, want U heeft het oudste recht daarop. Kom daarom, o Heer, en trek in Uw huis! Want van nu af aan is het geheel het Uwe en het zal van U ook steeds blijven met alles wat er in is!'
Hoofdstuk 32: De Heer ziet het hart aan. In Sichar en omgeving. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Dat is dan ook de gegronde reden voor Mij om twee volle dagen in het huis van deze vrouw te blijven. Het ga hem goed, die zich daarover aan Mij niet ergert!
Hoofdstuk 32: De Heer ziet het hart aan. In Sichar en omgeving. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] De dokter verwonderde zich en vroeg: 'Waar is deze buitengewone jongeman dan?' De dienaren antwoordden: 'We weten het niet, want nadat hij ons dat opdroeg om te doen, verliet hij snel dit huis, en we weten niet waar hij heengegaan is'. De dokter zei toen: 'Doe dan goed je best, want er valt dit huis een groot geluk ten deel en jullie allen zullen daarin delen!'
Hoofdstuk 33: De dokter en de Samaritaanse wetgeleerden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Maar haar dokter, die gelijk met haar ook uit de stad was gekomen, liep ons snel vooruit om met zijn dienaren voor Mij een goed onderkomen en een zo rijk mogelijk avondmaal in gereedheid te brengen. Toen hij echter het huis binnenkwam, kon hij zijn ogen haast niet geloven, want hij zag dat zijn mensen al bijna klaar waren met alles wat hij wilde laten doen. Hij vroeg hen heel verheugd, wie dan wel daarvoor opdracht had gegeven. Zij zeiden: 'Een goddelijk uitziende jongeman kwam en zei met zeer zachte stem: 'Doe dat, want de Heer, die weldra in dit huis zal komen, heeft dat allemaal nodig!' Toen we dat op die wonderbaarlijke manier hoorden zeggen, lieten we alles liggen en staan, en deden en doen nu nog wat deze buitengewone jongeman gebood. ,
Hoofdstuk 33: De dokter en de Samaritaanse wetgeleerden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Niet alles, Mijn broeder, maar alleen datgene, waarvan Ik zeg dat je het opschrijven moet! Want als je alles zou opschrijven wat daar gebeurde, en wat hier in de komende twee dagen nog gebeuren zal, dan zou je veel vellen vol moeten schrijven; wie zou dat vele dan wel lezen en begrijpen? Als je echter de hoofdpunten juist en in de goede zin van het woord, zoals het je gegeven is, optekent, dan zullen de rechtschapen wijzen die in Mij geloven, zonder meer goed begrijpen wat hier gebeurde en waarom het gebeurde, en je bespaart je veelonnodige moeite. Dus, Mijn beminde broeder, maak het jezelf niet te moeilijk en dan zul je ondanks dat toch altijd de voornaamste schrijver van Mijn leer en Mijn daden blijven.'
Hoofdstuk 34: In Sichar. De hemelse inrichting van het huis. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] De vrouw verheugt zich bijzonder, dat ze in deze onaanzienlijke vrouw Mijn moeder mag herkennen en verzorgt haar zeer goed. En Maria prijst haar om haar tederheid en drukt haar tevens op het hart om alles te doen wat Ik zou zeggen.
Hoofdstuk 35: De leerlingen zien de hemel geopend. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] De vrouw zegt: 'O Jehova, hoe goed bent U! Wanneer wilt U, dat wij in het openbaar voor de ogen der wereld in het huwelijk zullen treden?'
Hoofdstuk 36: De Heer trouwt Joram en Irhaël. De eerste van twee volle dagen in Sichar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ik zeg: 'Ja ja, dat is goed gesproken, want zo is het: God is zeer goed, zeer wijs, zeer rechtvaardig en heeft niemands raad en leer nodig als Hij iets doen wil; maar Ik zeg u: Ook de mens van deze aarde is geroepen om volmaakt te worden zoals de Vader in de hemel volmaakt is!
Hoofdstuk 39: Het oudste en echtste huis van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[13] Ik zeg: 'Mijn vriend doe nu maar altijd wat Ik je zeg, en het zal je steeds goed gaan! Ga nu maar, zoals Ik zei en je zult vandaag geen werk vinden en er zal niemand aan de tolboom staan te wachten! Neem nog wel je andere schrijvers mee, zodat in dit geval Mijn toespraak door meer personen opgeschreven zal worden!' -Matthéus zegt: 'Ja, als het zo gelegen is, dan wil ik wel gaan!'
Hoofdstuk 39: Het oudste en echtste huis van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Nu begint de bekende bergrede, die in Matthéus 5, 6 en 7 heel goed weergegeven staat. - Deze prediking duurde echter ongeveer drie uren, want Ik sprak dit keer langzaam ten behoeve van de schrijvers.
Hoofdstuk 39: Het oudste en echtste huis van God. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Vroeg in de morgen, terwijl de zon nog nauwelijks een halve handbreedte boven de horizon stond, kwamen al veel priesters, die in Sichar woonachtig waren vanwege de nabijheid van de heilige berg Gerazim, voor het huis van Irhaël en maakten meteen veel kabaal en schreeuwden: 'Hosianna boven hosianna en gezegend is Hij, die daar kwam in de naam van de heerlijkheid Gods! Wacht, zon, en sta stil, o maan, tot de Heer aller heerlijkheid met Zijn geweldige rechterarm al Zijn vijanden, die ook onze vijanden zijn, verslaat en vernietigt! Maar bescherm de Romeinen, o Heer, want die zijn onze vrienden, omdat ze ons beschermen tegen de Joden, die nu niet meer kinderen van God, maar kinderen van Beëlzebub zijn, aan welke vader ze offeren in de tempel, die Salomo voor U, o Heer, heeft gebouwd. U heeft er goed aan gedaan, o Heer, dat U naar Uw echte kinderen gekomen bent, die Uw beloften geloofden en U tot op dit uur verlangend verwachtten. U komt weliswaar van de Joden er staat dan ook geschreven dat het heil van de Joden komt -maar we hebben gehoord, dat U in Jeruzalem en in de tempel was, en dat U daar de Joden met gesels sloeg en hun stoelen omgooide! O Heer, daarmee heeft U zeer veel goeds gedaan en alle hemelen zullen U daarvoor loven met psalmen, harpen en bazuinen! We hebben altijd al gezegd, dat als U komt, U niet voorbij zult gaan aan de heilige plaats, waarop Daniël, Uw profeet, de verschrikking en de verwoesting van Jeruzalem verkondigde! En op deze plaats zult U, o Heer, het heil aan Uw volkeren verkondigen! Geprezen zij Uw naam, hosianna aan U in de hoge en heil aan alle kinderen, die van goeden wille zijn!'
Hoofdstuk 37: Bij Irhaël. Over de betekenis van de droom. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Na dit noodzakelijke onderhoud met Matthéus komen de andere leerlingen binnen, en daarop volgen de priesters en de andere notabelen van deze stad en zij begroeten Mij zeer berouwvol. En de voornaamste priester komt iets naar voren en zegt: 'Heer, U heeft dit huis zeer goed voor U ingericht, zodat het waardig is om U te herbergen. Salomo bouwde de tempel met veel pracht, opdat deze waardig zou zijn, om als woonplaats voor Jehova bij de mensen te dienen. Maar de mensen hebben deze woonplaats door hun vele ten hemel schreiende laster ontheiligd, en Jehova verliet de tempel en de ark en kwam naar ons op de berg, net zoals U, o Heer, eerst in de tempel was en weinig weerklank vond en toen naar ons, Uw van oudsher echte vereerders, gekomen bent. En zo zal nu geschieden, zoals geschreven staat:
Hoofdstuk 38: Niet het horen, maar het doen brengt heil. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Wie kan zijn vijanden liefhebben, wie kan diegene goed doen, die hem kwaad doet en wie kan diegenen zegenen, die hem haten en slechts kwaad over hem spreken?! En als iemand iets van mij lenen wil, moet ik mij dan niet van hem afwenden en mijn oor en hart afsluiten voor zijn vraag, als ik heel goed zie dat de lener het geleende nooit terug zal kunnen geven?! Ah, dat is toch te dom! Als de luien en werkschuwen dat ontdekken, zullen ze dan niet direct naar de vermogenden gaan en net zo lang bij hen lenen tot deze niets meer hebben?! Als deze dan op die manier alles aan de niets teruggevende armen geleend hebben, en er gaat niets gemakkelijker dan dat, dan hebben ze tenslotte zelf niets meer. Dan vraagt men zich af, wie dan in de toekomst nog zal werken en van wie de armen dan nog iets kunnen lenen!
Hoofdstuk 40: Op Garizim. Kritiek op de bergrede. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26  ...