Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

338 resultaten - Pagina 4 van 23

1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23
[9] Ik zie de krachten Hem verlaten, zoals men 's morgens de stralen van de opgaande zon sneller dan de bliksem naar alle kanten ziet schieten, en waar een straal iets raakt en omvat, wordt iets wakker gemaakt, het begint te leven en te bewegen en weldra duiken nieuwe vormen en nieuwe gestalten op. Maar de menselijke vorm is de grens en sluitsteen van alle vormen, en zijn gestalte is een echte, hemelse gestalte; want de gehele hemel, waarvan God alleen de grenzen kent, is ook een mens, en iedere vereniging van engelen is eveneens een geheel volmaakt mens.
Hoofdstuk 55: Zorels blik in de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] De ENGEL zegt: "Deze klomp was een half uur geleden nog een deel van de zon. Door een grote vuurkrater, waarin het geweldig tekeer ging, werd hij samen met vele andere brokken, met een onbegrijpelijk groot geweld naar buiten geslingerd in het grote wereldruim. Als bij toeval werd deze klomp richting aarde gestuurd. Sneller dan de bliksem vloog hij door de ether en bereikte reeds achter het werelddeel Europa de atmosfeer van deze aarde, die hij eerst aan de bovenzijde slechts lichtjes raakte. Toen hij in het volgende ogenblik echter dieper zonk en door de steeds dichtere atmosfeer van deze aarde veel weerstand ondervond, verminderde zijn snelheid sterk en toen hij in deze omgeving kwam, vloog hij in vier ogenblikken slechts twintig uur gaans. Toen ik hem inhaalde was hij Azië toch al bijna voorbij en zou binnen tien ogenblikken in de grote aardse zee zijn gevallen. De Heer wilde echter dat jullie ook in dit opzicht voorlichting krijgen, en niet blijven geloven dat er een boze geest over de aarde vliegt om daaraan en aan de mensen schade te berokkenen. Nu hebben jullie de boze geest voor je en daar kunnen jullie van leren dat dit een heel gewone verschijning is tussen de grote hemellichamen."
Hoofdstuk 233: De meteoor. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[7] RAPHAËL antwoordt: "De sterke lichtuitstraling wordt veroorzaakt door de buitengewoon snelle vlucht door de lucht. Er ontstaat een zeer grote wrijving met de luchtdeeltjes, waar hij hard tegen aandrukt omdat zij hem niet snel genoeg kunnen ontwijken. Op deze hoogte ontbrandt de lucht echter als zij teveel wordt samengeperst of teveel druk ondervindt en omdat de lucht in de gehele baan van zo'n meteoor steeds maar door ontbrandt, is het op de plaats waar zo'n meteoor zich in zijn baan bevindt altijd zo licht als de bliksem, en omdat achter de met zo'n hoge snelheid voort vliegende meteoor een luchtledig ontstaat, waarvan de wanden nog sterk door het vuur aangetast zijn, ziet men achter de meteoor ook altijd een staart, waarvan het felle gloeien afneemt en die op zichzelf alleen maar een verschijnsel en geen werkelijkheid meer is.
Hoofdstuk 233: De meteoor. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] MATHAËL zegt: "Nee, ze zien er precies hetzelfde uit, alleen is de grootte natuurlijk verschillend! Maar er komt nu toch nog een vraag bij mij op en wel de volgende: "Voor jou is het zonder moeite mogelijk zo'n steen met ongelooflijke vaardigheid en kracht zodanig weg te slingeren dat de lucht door de ontzettende snelheid van de geworpen steen door de druk ontbrandt en de steen zelf meteen meer dan gloeiend wordt. Je hebt ons al zo vele proeven van je onbeschrijflijke vaardigheid en kracht gegeven dat wij aannemen dat het jou niet veel moeite kost. Bovendien ben je één van de machtigste engelengeesten, die met hele hemellichamen als met hazelnoten zou kunnen spelen en een zon zelfs in een oogwenk zo diep in de eindeloze scheppingsruimte zou kunnen slingeren, dat een bliksem honderdduizend maal honderdduizend jaar nodig zou hebben om haar te bereiken! Voor zo'n experiment heeft God je de ons natuurlijk nog zeer onbegrijpelijke kracht en macht verleend. Maar hoe kan de zon, die toch een traag natuurlichaam is, uit zichzelf ook zo'n kracht ontwikkelen?"
Hoofdstuk 233: De meteoor. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] O, ik heb vaak aan U, o Heer, gedacht, - maar daarna kon ik U tot nu toe nergens meer ontmoeten! Maar Uw woorden met betrekking tot onze pleegvader zijn in dezelfde nacht nog op verschrikkelijke wijze uitgekomen! Er kwam een ontzettend onweer, de bliksem sloeg driemaal in de nieuwe schaapstal, waarin zich reeds op de dag van gereedkomen zeventienhonderd prachtige schapen bevonden. Alles verbrandde binnen een paar uur en ondanks alle moeite kon er niets worden gered! Toen betreurde onze pleegvader het dat hij de trouwe timmerman zo'n onrecht had aangedaan, want hij zei zelf: 'Deze straf wordt mij van boven opgelegd omdat ik haar verdiend heb. Ik zal nooit weer in mijn huis een trouw arbeider ook maar een stater van de welverdiende, aangenomen som inhouden! ' Hij hield ook woord. De stal liet hij evenwel op dezelfde plaats niet weer opbouwen, maar op een andere plaats liet hij een stuk grond van honderd morgen stevig omheinen en daarop slechts een hut zetten voor tien herders en schapewachters. De oude timmerman uit Nazareth zagen wij nooit meer terug. Hij moet al vlug daarna gestorven zijn, want hij zag er destijds al erg zwak uit.
Hoofdstuk 32: Een gebeurtenis uit Jezus' jongelingsjaren. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[10] O vriend, ik zie nu met de ogen van mijn hart de totale materiële schepping! Deze aarde, haar maan, de grote zon en de talloze sterren die je ziet, en waarvan sommige er voor je oog uitzien als een zwakke, wazige punt, maar die elk een onmetelijk groot zonnen en wereldgebied vormen van miljarden maal miljarden zonnen en nog meer planeten, zijn, vergeleken met de totale aanwezige schepping, nog niet wat het kleinste en fijnste zonnestofje is ten opzichte van deze hele voor jou zichtbare sterrenhemel! En toch kan ik je zeggen, dat er onder de vele sterren die je oog ontwaart, ettelijke zijn, waarvan de doorsnede nog vele duizenden malen groter is dan de lijn tussen de voor jou nauwelijks zichtbare, verst verwijderde ster en de van deze ster even ver verwijderde tegenpool, -een afstand, waarvoor je zelfs met de snelheid van de bliksem meer dan een miljard maal miljarden aardse jaren nodig zou hebben om die te overbruggen!
Hoofdstuk 56: Het wezen van de mens en zijn creatieve roeping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] En juist ter voortdurende beteugeling van de hoogmoed is er op deze aarde onder de mensen zoveel meer armoede dan rijkdom. Zet bij wijze van proef een arme bedelaar maar eens een koningskroon op, dan zul je al gauw merken dat zijn vroegere deemoed en geduld sneller dan de bliksem verdwenen zijn. Daarom is het goed dat er maar weinig koningen en veel deemoedige bedelaars zijn.
Hoofdstuk 83: Opvoeding tot deemoed. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] In het harde gesteente kan het leven zich pas dan uiten als de steen in de loop van lange tijden door regen, sneeuw, dauw, hagel, bliksem en nog andere elementen week en steeds brozer en brozer wordt. Daardoor ontsnapt dan enig leven als ether in de lucht en een deel vormt een nieuwe en lichtere omhulling voor zichzelf, eerst in de vorm van tere schimmels en vervolgens als mosplanten; maar op de duur verzamelt het vrijere leven zich omdat het ontevreden is met deze omhulling en het maakt weldra een nieuwe omhulling, waarin het zich vrijer en zelfstandiger kan bewegen.
Hoofdstuk 103: De ontwikkeling van de materie. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] Weliswaar hebben wij ook niets waarop wij ons tegenover U, o Heer, zouden kunnen beroemen, maar wij weten wel dat wij alleen maar mensen zijn, en dat wij allen werken zijn van één en dezelfde Schepper en ons daarom ook nooit kunnen inbeelden, dat de een wat voor zou hebben op de ander, alsof hij in alle ernst een soort heersende halfgod zou zijn. Iets dergelijks zagen wij bij de blanken, waar er een zich verbeeldde heerser te zijn en alle anderen zich tot op de grond voor hem moesten buigen, terwijl degenen die dat niet deden meteen met stokken werden geslagen. Heer, deze deugd van de blanken beviel ons helemaal niet, en dat straffen geeft blijk van heel weinig wijsheid!
Hoofdstuk 208: Verschillende zeden. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Omdat hij echter onder alle slaven van zijn heer de trouwste was en alle strengheid van zijn heer steeds met veel geduld en berusting verdroeg, riep zijn heer hem na tien jaar bij zich en zei tegen hem: 'Ondanks al mijn strengheid tegenover jou is mij gebleken dat je mij zeer trouw bent geweest en jezelf moeite noch werk bespaard hebt om mijn belangen te behartigen. Als ik veel van je verlangde, deed je altijd nog meer en vaak in mijn voordeel. Ik ben wel een streng heer -iedereen getuigt dat van mij -maar daarom nog niet blind en zonder inzicht en kennis, en omdat ik dat niet ben, geef ik je de volle vrijheid! Je kunt nu rustig naar huis naar je eigen land gaan. Bovendien schenk ik je als blijk van erkenning voor je trouwe diensten nog honderd kamelen, tien van mijn mooiste slavinnen en negentig knechten; en opdat je overal iets kunt kopen en zult kunnen voorzien in je verdere leven en handel en wandel, zal mijn schatmeester je duizend buidels goud en tweeduizend buidels zilver uitbetalen! Kijk, zo beloont de strenge heer een trouwe slaaf, en een trouwe knecht krijgt het dubbele, maar die heb ik jammer genoeg nog nooit gehad! Vertrek nu met een gerust hart met alles wat ik, je strenge meester, je heb geschonken!'
Hoofdstuk 138: Het levensverhaal van de oude Lazarus. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[6] De kleine en uiterst dunne draad tussen de ziel en haar lichaam geeft blijk van een minimale hang naar het aardse en dus ook een uiterst licht en pijnloos scheiden van het lichaam. Hetzelfde lichtverschijnsel boven het hoofd van de ziel duidt vooral op de zeer krachtige wil van de ziel, die door zijn buitengewone activiteit volgens de orde der hemelen zichtbaar is als een lichtzuil boven het hoofd, -als zuil, toonbeeld van onbuigzaamheid, en als licht, dat altijd ontstaat door juist te handelen volgens de goddelijke orde van Gods hemelen. Dit licht doorstraalt en verlicht het vermogen tot inzicht van de ziel steeds overvloedig opdat de wil niet blind, maar altijd duidelijk ziende handelt.
Hoofdstuk 139: Verklaring van de verschijnselen bij Lazarus' dood. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Ik begrijp namelijk nog steeds niet waarom onze menselijke ziel, vóór zij overgaat in de volledige, intelligente, menselijke vorm, helemaal verdeeld in duizendmaal duizend planten, ja zelfs in mineralen en in meer dan het dubbele aantal dieren moet bestaan. Zij moet dus vóór zij een volmaakte mensenziel wordt, eerst uit het gesteente -en wie weet waaruit nog meer -door bliksem in zekere zin naar buiten gebrand en door regen vervolgens naar buiten gedreven worden! Daarna gaat deze zielsverhuizings - en zielsverzamelingsgeschiedenis heel traag en langzaam door de hele planten en dierenwereld heen, en tenslotte valt de aankomende, sterke mensenziel nog de eer te beurt in minstens twintig ossen gedood en geslacht te worden en ook nog in, zeg maar, honderd schapen, kalveren en ezels. Dat noemen wij Romeinen een harde leer!
Hoofdstuk 160: Cyrenius' twijfels over de aardse orde van zielsontwikkeling. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Maar de drie laatste maanden van het jaar, voor de regenmaand komt, is het bij ons wel het verschrikkelijkst, want dan komen de vurige onweders. Het wordt ontzettend zwoel. Wolken als reusachtige vlammenzuilen komen van achter de bergen omhoog en bedekken tenslotte de hele lucht en talloze bliksems begeleid door de vreselijkste donderslagen stromen uit het grauwzwarte hemeldek en brengen grote ontsteltenis onder mensen en dieren. Zij richten weliswaar weinig schade aan omdat ze merendeels hoog in de lucht exploderen, maar het is en blijft desondanks geen pretje vaak veertig dagen lang dit gedreun, gebrulgesis en gedonder dag en nacht zonder ophouden aan te moeten horen en daarbij ook nog behoorlijk bang te moeten zijn door de bliksem die vaak te dicht bij de aardbodem komt, deerlijk verbrand te worden, -wat zo nu en dan wel gebeurd is, vooral met die mensen die in die tijd hun lichaam niet heel zorgvuldig met vet insmeren.
Hoofdstuk 189: Oubratouvishar beschrijft zijn vaderland Nubië. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[8] Kan een appel er wat aan doen als een storm hem van de tak heeft gerukt, of kan een versplinterde boom er wat aan doen dat hij als doelwit moest dienen voor een vernietigende bliksem, of kan de rustige zee er wat aan doen dat zij door de woede van een orkaan opgestuwd wordt tot berghoge golven?! Wat kan de klapperslang er aan doen dat haar beet dodelijk is?! En de wolfskers heeft zich niet zelf het gif gegeven! Overal drijft de een de ander voort en uiteindelijk kan niemand er wat aan doen dat hij gedreven wordt!
Hoofdstuk 241: De vraag naar de oorsprong van de zonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Mathaël, jij kent de sterrenbeelden van de oude Egyptenaren goed, en Regulus in de grote Leeuw is je welbekend! Wat zie je er van? Een schemerig puntje, en toch is hij daar waar hij zich in de ruimte bevindt zo'n grote zonnewereld, dat een bliksem die toch in vier ogenblikken een afstand van 400.000 veldwegen * (* I veldweg = ongeveer 1/4 uur en iets meer. 10 veldwegen = I Duitse mijl. 400.000:10--40.000 d.mijl=beweging van het licht per seconde. Noot van Jakob Lorber. (I d.mijl=7 ,5 km, dus 40.000 mijl=300.000 km; zie "Robert Blum", deel 2, hfdst. 299,8; de uitg.) aflegt, volgens de jou, Mathaël, welbekende oude Arabische cijferindelingen meer dan een triljoen aardse jaren nodig zou hebben om de afstand van zijn noord tot aan zijn zuidpool af te leggen! Zijn eigenlijke naam is Urka of liever Ouriza (de eerste, of het begin van de schepping van aeonenmaal aeonen zonnen en een bijna eindeloos grote, omhulsde scheppingsglobe); zij is de ziel of het centrale zwaartepunt van een hulsglobe, die echter op zichzelf slechts één zenuw vormt van de grote menselijke vorm der geschapen werelden, waarvan deze denkbeeldige, grote mens er zoveel heeft als het zand en het gras van de gehele aarde, -maar toch vormt deze grote menselijke vorm eigenlijk alleen maar één scheppingsperiode van het begin tot aan de geestelijke voltooiing.
Hoofdstuk 254: De grootte van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23