Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

25552 resultaten - Pagina 31 van 1704

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[10] O vaderen en kinderen van de middag! Het zaad is de liefde; de liefde is het leven en het leven is het Woord. Maar het Woord heeft in alle eeuwigheid in God gewoond. God Zelf was in het Woord, zoals het Woord was in Hem. Alle dingen en wijzelf zijn ontstaan uit dit Woord en dit Woord kan niemand uitspreken dan God alleen. Maar dit Woord is de eigenlijke naam van God en niemand kan deze Naam uitspreken en deze Naam is de oneindige liefde van de meest heilige Vader en wij moeten deze liefde in ons herkennen en dan met deze liefde uit alle kracht en macht Diegene beminnen aan Wiens liefde wij en al het andere het overheerlijke bestaan te danken hebben.
Hoofdstuk 70: Henoch predikt over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[25] En daarom, vaderen en kinderen, neem nu dit kostbare zaad van het leven met je mee! God Zelf heeft het mij voor je gegeven. O liefde! Jij bent dit levende zaad; doe dan de harten van de zwakken en de doden weer herleven! Amen, amen, amen."
Hoofdstuk 70: Henoch predikt over de liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] En meteen gingen alle kinderen zitten en verlustigden zich in het machtige gebeuren van de luid razende dode natuur.
Hoofdstuk 77: Het vertrek van de patriarchen naar de kinderen van de avond - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[22] 'O Heer, goede, meest heilige Vader! Ik was niet en U hebt mij in het bestaan geroepen; en ik bestond in al de moedige volheid van krachtin het blijde, lichte leven vanuit U. Het behaagde U, mij met menige zwakheid te beproeven; ik herkende door Uw genade de nieuwe beproeving en bracht U in mijn afgematte staat een offer van kinderlijke liefde. U hebt nu mijn vermoeidheid weer aangezien en ik leef nu juichend een nieuw, verbazingwekkend zalig leven in U, o Jehova! Aan U zij in eeuwigheid alle roem, prijs, eer, lof en dank!'
Hoofdstuk 79: Adams zwakheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[8] Je bent niet in staat te geloven dat er een God bestaat, als je Hem niet reeds tevoren uit alle kracht van een kinderlijke hart hebt liefgehad. Wie zegt: 'Ik geloof aan een God!' maar Hem niet kan liefhebben, die is een dode leugenaar en heeft het leven niet; want God is het eeuwige leven Zelf, - Zijn liefde is dit leven. Hoe kan iemand het leven anders begrijpen dan door het leven zelf?! Omdat alleen de liefde het leven is, zoals het in God eeuwig is uit Hemzelf en evenzo in de mens door Gods erbarmen, hoe kan de mens dan zeggen dat hij aan een God zou geloven, terwijl hij die in zijn liefdeloze toestand toch duizendvoudig verloochent; dat is geen leven, maar slechts een zekere beweeglijkheid van de door God geschapen natuur, die tot het opnemen van het leven van liefde uit God dient.
Hoofdstuk 80: De gulden regel van de profetenscholen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Laat niemand een te grote begeerte hebben een werktuig van de Heer te worden, maar laat iedereen volharden in alle heilige stilte en grote deemoed en verborgen liefde! Want er schuilt geen dankbaarheid in en het is zeer zeker geen verdienste als iemand door de Heer wordt geroepen om als een werktuig te dienen - want de Heer is in staat ook zonder werktuigen Zijn grote werken te verrichten -; maar alles berust daarop, dat wij niet een Heer zoeken om Hem onze onbeduidende belangen op te dringen om daarmee aan te tonen dat wij ook wat zouden zijn of zouden kunnen, maar dat wij allemaal een en dezelfde heilige Vader zoeken, opdat Hij ons vol genade als kinderen van het eeuwige leven op wil nemen door de genadige en liefdevolle opwekking van onze slapende geest en door de verlichting van onze door de wereld verduisterde ziel.
Hoofdstuk 83: Henochs woorden over Seths vergissing - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] Als wij echter dienen, laten wij dan elkaar in alle liefde als broeders en kinderen van een en dezelfde Vader dienen, en laat onze allerhoogste wijsheid daaruit bestaan de heilige Vader boven alles lief te hebben. Laat niemand de ander een leer opdringen, als ware hij daartoe geroepen zoals een hond geroepen is om te blaffen en een haan om te kraaien! Wanneer echter iemand door de Heer is geroepen, laat hij daaraan gehoor geven, maar wel in de allergrootste liefde en deemoed; want pas daardoor zal hij getuigen dat zijn leer waarachtig is uit God, als de eeuwige oerbron van alle liefde en al het leven.
Hoofdstuk 83: Henochs woorden over Seths vergissing - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] O vader Adam, o kinderen, dank de Heer in mijn plaats; want ik ben het niet waard en ik ben te slecht, dat ik het zou durven wagen met mijn tong, die nog maar kort geleden het heilige woord van de Heer lasterde, de Heer van alle leven en alle liefde een onzuivere lof op te dragen!
Hoofdstuk 84: Adam richt wijze woorden tot Seth - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Ja zelfs Asmahaëls woord is te heilig voor een dode! Laat het dier tot me prediken, opdat ik door zijn huiveringwekkende stem uit de dood tot leven gewekt moge worden!
Hoofdstuk 84: Adam richt wijze woorden tot Seth - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Maak daarom de verroeste banden van de dode wet los van hun gemartelde voeten en laat hen de aarde opbouwen zoals het hen bevalt alleen de duistere diepten zullen zij mijden - dan zullen zij leven, God loven en prijzen en beminnen en je respecteren als redelijke vaderen en machtige kinderen van de Heer, luister amen, luister amen, luister amen!"
Hoofdstuk 85: Asmahaëls woorden over de wet - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Ik scheidde de kinderen door het rechtvaardig schijnende oordeel van de mij door U ingegeven wijsheid. En aangezien ik geloofde dat die wijsheid mijn eigen wijsheid was, was mijn werk een zonde; en zodoende loofde ik U in mijn zonde en zou daaraan te gronde zijn gegaan. Nu echter gaf U mij de liefde en niet meer wijsheid dan zoveel als de liefde daarvan kan bevatten, opdat ik niet meer verstrooien, maar verzamelen zou. In de verstrooiing schuilt de dood, slechts in het verzamelen woont het leven, laat mij daarom nu weer in liefde en door liefde allen verzamelen die ik door mijn slecht toegepaste wijsheid heb verstrooid.
Hoofdstuk 89: Werken van wijsheid en werken van liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Of is je liefde tot je vaderen, broeders en kinderen groter dan de Mijne, die alle dingen, hen en jullie in het bestaan riep tot eeuwige voltooiing van het leven in Mij en uit Mij?!
Hoofdstuk 92: Het getuigenis van Asmahaël - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[31] U hebt mij in het leven geroepen met alle zintuigen en U ademde mij allerlei begeerten in en U gaf mij daartegen weer geboden, opdat die mij te gronde zouden richten en U mij dan zou kunnen verdoemen!
Hoofdstuk 93: Adams nieuwsgierigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[15] Luister, kinderen, ik zeg jullie: doe wat je goeddunkt en Asmahaël mag tot de kinderen spreken zoals hem goeddunkt; hij zal evenwel mijn door mijn kinderen niet gestilde honger en dorst niet lenigen! Want van nu af aan zal de maag van mijn geest mijn hele leven lang honger en dorst lijden; en ik wil geen kruimel en geen slok meer uit vreemde hand slikken, maar dat wat mij mijn eigen innerlijke grond aan zal dragen, wil ik verteren, maar niemand zal ik daarvan mee laten delen! Mijn nieuwsgierigheid zal in het moeras van mijn schuld aan God verstikken en late tranen van berouw zullen het door het vuur van mijn blinde naijver verdorde leven drenken! En als ik er niet langer meer zal zijn, moge God in de nacht van de wereld mijn kleed aantrekken om mij te redden en mijn van gif druipende wond te genezen, die de slang uit mijn eigen hart met haar scherpe tanden in mijn vlees heeft gemaakt en die tot de dood leidt van alle mensen die deze aarde betreden!
Hoofdstuk 95: Adam wordt terechtgewezen - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[4] Wie zou kunnen tellen wat mij allemaal in mijn met gering resultaat doorleefde lange nacht opgevallen is, over hoe veel ik heb nagedacht en dikwijls ook vruchteloos geweend, hoe vaak ik tot mijn God en jullie God gebeden en gezucht heb?! Jullie gaf ik licht; maar ik bleef zelf voortdurend in het bedrieglijke schijnsel van de niet uit te bannen nacht in mijn eigen hart begraven. Ik was niet in staat steeds in het licht te blijven. De woorden van Henoch en alle anderen over de goede en ware neigingen waren gelijk de nachtelijke bliksem, wiens felle licht wel voor een ogenblik de vlakten van de aarde verlicht, maar meteen daarop de verbaasde blik van de zoeker met de dikste, ondoordringbare duisternis straft. En waarlijk, lieve kinderen, mij verging het na iedere toespraak geen haar beter! Want ik begreep net datgene wat er gezegd werd; maar als ik daarvan uitgaande het van voren naar achteren en van achteren naar voren begon te overdenken en te onderzoeken, dan bleek de zwakke schemering niet meer toereikend te zijn en werd voor mij de verre boom slechts datgene wat mijn verbeelding er uit op wilde maken, - maar tot een blijvende waarheid kwam het voor mij niet! En het licht van de nachtelijke bliksem was al niet beter. Ik geloofde dikwijls de zaak te moeten aanpakken; maar eer ik mijzelf kon herstellen, vanwege het plotselinge, sterke licht, moest ik weldra weer inzien dat niet alleen het voorwerp waarnaar mijn hand wilde grijpen, maar ook de vruchteloos uitgestrekte hand van mijn gezichtsvermogen in de meest ondoordringbare nacht verdwenen was.
Hoofdstuk 97: Adams bekentenis - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...