Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8736 resultaten - Pagina 31 van 583

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[13] Toen meende ik in Uw evenbeeld, dat de glans van de zon verre overtrof, Zeus te herkennen, en ik verwonderde mij er erg over, dat U zo buitengewoon veel leek op Zeus. In het geheim hield ik U voor een aardse zoon van de hoofdgod, die ik vereenzelvigde met Jehova van de Joden en met Brahma van de Indiërs. Daarbij hield ik alle andere goden net als U voor Zijn aardse kinderen, die Hij bij tijden bij de aardse dochters verwekte om de mensen met zulke zonen leiders, leraars en stimulators te geven!
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[19] Wat God verbonden heeft, dat behoort geen mens meer te scheiden, en dus blijft een echt huwelijk voor altijd geldig! Een verkeerd werelds huwelijk is echter toch al voor God geen verbond en daarom net zo ontbindbaar als de wereldse mensen en al hun overeenkomsten, die altijd al niets anders zijn dan de grofste hoererij, waardoor de kinderen van de satan in het jammerlijke bestaan gebracht worden. Jullie zijn nu volledig man en vrouw, en vleselijk één voor God, amen!'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] Ik, dezelfde Christus die voor tweeduizend jaar als God en mens op deze aarde leerde en werkte, geef in deze tijd dit gebeurde van lang geleden door een daarvoor uitgekozen knecht opnieuw aan de mensen. Nu zou iemand wel eens kunnen vragen:
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Op die vraag geef Ik het volgende antwoord: In de eerste plaats waren deze kinderen natuurlijk al merendeels ouder dan negen jaar, en daarbij waren ook meisjes van veertien tot zestien jaar en ook jongemannen, en je kon dus niet, zonder een zekere aanstoot te geven, het vertrek van zulke jonge, halfnaakte mensen binnenkomen. Ten tweede waren het echt niet zulke heel onschuldige kinderen meer, zoals Ik ze nog hier of daar wel eens aantrof; maar voor het merendeel waren ze lichamelijk en moreel grondig bedorven. De pederastie en het verkrachten had nergens zo'n schandalige vorm aangenomen als in de grensgebieden tussen de Joden en Grieken. En daarom was voor de verdorven kinderen deze door Mij toegelaten les niet helemaal voor niets; want in de eerste plaats moest het hen voorkomen als een behoorlijke straf voor de verdorvenheid en ten tweede werden zij daardoor gewaarschuwd tegen het verdere dienstbaar zijn aan de zinnelijkheid van geile Grieken. Faustus prentte dan ook in zijn vermanende toespraak heel indringend ouders en kinderen in om met alle ernst een godvrezend leven te gaan leiden, als ze niet bij een volgende zonde heel gevoelig door God gestraft wilden worden.
Hoofdstuk 241: Een woord voor onze tijd. (26.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Maar in deze tijd, waar men zelfs naar de vreemdsoortigste lekkernijen op zoek gaat en er helemaal niet meer aan denkt, of iets rein of onrein is en men in menig land domweg alles naar binnen werkt wat maar eetbaar lijkt, is het toch wel een wonder dat de blinde mensen lichamelijk nog niet die dierlijke vorm aangenomen hebben, die hun ziel al helemaal heeft.
Hoofdstuk 242: Ons dagelijkse voedsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Kijk, Ik laat door Mijn engelen elk jaar alle vruchtbomen waar de mensen de vruchten van eten, zeer zorgvuldig onderzoeken, zodat geen appel, geen peer en geen wat voor naam hebbende vrucht dan ook die tijdens de bloei gevormd wordt, rijp wordt, als zich daarin de een of ander voor de ontwikkelingsfase van de vrucht nog te onreine geest binnengesmokkeld heeft; iedere vrucht, die daaraan lijdt, wordt geheel onrijp van boom of struik verwijderd.
Hoofdstuk 242: Ons dagelijkse voedsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Maar dan leg IK Mijn hand op zijn hart en zeg tegen hem: "Vriend en broeder! Bewaar Mij daar binnen in je, dan zul je nooit kracht te kort komen om edele werken uit te voeren! Ja, in het levende geloof en in de volle en zuivere liefde tot Mij en met de wil om in Mijn naam de mensen goed te doen, zul je de elementen gebieden, en zij zullen je gehoorzamen! Jouw roep zal niet onbegrijpelijk zijn voor de winden, en de zee zal je wil herkennen. En tegen een berg zul je kunnen zeggen: "Verhef je en laat je in de zee vallen!" en het zal gebeuren zoals je bevolen hebt.
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Maar tot nut en voordeel van de mensen die geen tekenen vragen, kun je in stilte tekenen doen zoveel je wilt, en dat zal niemand tot zonde verleiden en nog minder een gericht voor hen zijn. Heb je echter vóóraf tekenen ten bate van de mensen gedaan, dan mag je vervolgens aan de betreffende mensen ook wel een leer geven, als ze dat wensen; wensen zij dat echter niet, geef hen dan alleen een ernstige waarschuwing voor de zonde. Maar geef geen verdere leer; dan zien degenen die geholpen zijn, je aan voor een magische dokter en brengt het teken hen niet in een verder gericht.
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Ik zal het goud en zilver niet rechtstreeks aan de mensen geven, want dan is het echt een vergif voor de zwakke aardse mensenharten, maar ik zal onderdak en bezit aan de dak en bezitlozen geven, met daarbij belastingvrije grond en vee, en brood en kleding. Aan ieder die ik gelukkig zal maken, wordt Uw woord gepredikt en Uw naam zal aan hem worden bekendgemaakt opdat hij duidelijk weet, aan wie hij alles te danken heeft, en dat Ik slechts een slechte en trage dienaar ben! - O Heer, sterk mij steeds als ik in Uw naam zal dienen! Mocht ik ooit lust hebben om ook maar één zintuig naar de wereld te richten, laat dan al mijn krachten zwak worden, zodat ik zal merken dat ik een zwak mens ben en niets uit eigen kracht kan volbrengen!"
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Als je bij een zieke wordt geroepen, leg hem vóór de prediking eerst de handen op, zodat hij beter wordt. Als hij je vraagt: "Vriend, hoe kon je dat?" zeg dan pas: "Door het levende geloof in de naam van Diegene, die door God uit de hemel werd gezonden om alle mensen werkelijk zalig te maken!" -Als hij vervolgens de naam wil weten, geef hem dan, afhankelijk van de grootte van zijn bevattingsvermogen, zoveel inleiding in de leer, dat hij de mogelijkheid van zo'n verschijnsel begint in te zien.
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Kisjonah laat nu alles te voorschijn halen, Baram, die nog steeds geen afscheid van ons kon nemen, laat door zijn mensen zijn overgebleven wijn en broodvoorraden halen. Jaïruth en Jonaël, die Mij ook niet wilden verlaten vragen Mij eveneens of ze op deze tocht mee mogen.
Hoofdstuk 4: De druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Nu gaan we verder en bereiken een erg grote en hoge hal, die echter niet donker, maar heel behoorlijk verlicht is; want deze hal bevat een aantal aardoliebronnen, die al heel wat jaren geleden door mensen, die in deze grot woonden, aangestoken zijn en sinds die tijd in lichterlaaie stonden en met verscheidene machtige vlammen brandden en deze grote hal voor een deel verlichtten, Ook bevond zich in de hoge koepel van deze hal een tamelijk wijde uitmonding in de open lucht waardoor een redelijk helder daglicht viel, en zodoende is deze grot zoals reeds gezegd heel behoorlijk verlicht.
Hoofdstuk 4: De druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Zolang de aarde in haar noodzakelijke, uiteenlopende structuur ergens tot nadenken stemmende vormen zal vertonen, zolang zullen ook haar mensen, die door verschillende oorzaken geestelijk blind en lichtschuw zijn, in hun verstandelijke fantasieën allerlei karikaturen produceren en daaraan buitengewone goddelijke krachten en uitwerkingen toedichten, omdat zij door hun blindheid de ware oorzaak niet kunnen ontdekken.
Hoofdstuk 4: De druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Het is voldoende dat je ziet dat de aarde er is om de mensen te dragen en te voeden! Zou je weten hoe ze gemaakt was, dan zou zij haar bekoring voor je verliezen en de wens zou in je opkomen om een willekeurige andere aarde te analyseren. En als je daarbij dezelfde ontstaans - en bestaansreden zou ontdekken en datzelfde ook bij een derde, vierde en vijfde, zou je helemaal geen zin meer hebben nog een zesde en een zevende te onderzoeken. Zo zou je dan traag, lusteloos, het leven verachtend en geërgerd, het leven gaan verwensen en het uur vervloeken waarop je jezelf die kennis bijbracht, - en zo'n toestand zou dan de zuivere dood zijn voor je ziel!
Hoofdstuk 5: De geschiedenis van de gevonden schat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Zelfs FAUSTUS, die het anders niet aan Romeinse heldenmoed ontbrak, was hier helemaal onder een hoedje te vangen en zei: 'Onwillekeurig zou men hier veronderstellen dat er onderaards toch een soort goden moeten wonen, die door hun reusachtige kracht zulke reuzenwerken tot stand brengen. Het zijn afbeeldingen van mensen, dieren en bomen, maar wat een afmetingen! Wat zouden de reuzentempels en standbeelden van Rome hierbij vergeleken zijn?! - Daar, -die prachtig gevormde Arabier! Heus, als je hem tot aan zijn hoofd zou willen beklimmen en dat zou kunnen, dan zou het je een uur kosten om trapsgewijs boven te komen. Daarbij heeft hij nog een zittende houding, en het duizelt mij als ik naar zijn hoofd kijk! Ah, dat is in alle ernst buitengewoon beziens - en gedenkwaardig! Dat kan toch onmogelijk toevallig ontstaan zijn!? Daar zie je weer een groep krijgers met zwaard en lans! En daar grijnst uit de verdere achtergrond een reusachtige olifant naar ons; de tekening laat niets te wensen over! -Heer, Heer! Hoe, hoe is dit alles zo wonderbaarlijk ontstaan?!"
Hoofdstuk 4: De druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...