Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1548 resultaten - Pagina 31 van 104

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[9] Zie, beste broeders, ook dit heel onbeduidend schijnende voorval heeft de Heer reeds lang voorzien, en omdat alles wat de profeten over Hem gezegd hebben vervuld moet worden van het kleinste tot het grootste, kon en mocht ook deze kleine voorspelling niet onvervuld blijven.'
Hoofdstuk 159: Het geestelijk oog van de mannen uit Opper-Egypte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Zijn dood was voor mij een verlies van duizend levens. Ik trok daarom met mijn metgezellen zo ver als maar mogelijk was Nijl opwaarts. Daar vonden wij grotten, die ons voldoende beschutting gaven tegen de gloeiende zonnestralen. De grotten lagen dicht bij de Nijl, die met duizend watervallen tussen de machtige rotswanden doorkronkelt. Verder dan tot daar kon je langs de rivier niet meer gaan, tenzij wij veel verder naar beneden naar rechts zouden zijn afgebogen de grote woestijn in en dan de weg van de Nubiërs hadden gevolgd; maar zonder water zouden wij daar, samen met de geiten die we hadden meegenomen, al gauw versmacht zijn. Kortom, bij de grotten vonden we nog een laatste plaatsje waar wat gras groeide en onze dieren voldoende voedsel vonden. En zo besloten wij om daar met onze kleine gezinnen te blijven.
Hoofdstuk 160: Geloven en schouwen De geestelijke ontwikkelingsgang van de man uit Opper-Egypte - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Ik zei: ' Zulke gevallen komen ten eerste heel zelden voor, en als ze voorkomen, dan hebben ze ten tweede beslist een wijze reden. Bij het eerste arme gezin dat jij als voorbeeld gaf, was de reden voor hun ongeluk het volgende: hun hut was al erg bouwvallig en zou bij een kleine aardbeving ingestort zijn en zou gemakkelijk haar rechtschapen bewoners gedood hebben. Daarom had de familie al een aantal malen aan hun rijke buren gevraagd om hen te helpen, zodat zij een nieuwe hut konden bouwen. Maar de buren gingen daar niet op in. Toen werd er op een dag toegelaten dat een bliksem een einde maakte aan de oude, bouwvallige hut. Dat maakte toen de harten van de buren zachter; zij brachten snel een kapitaaltje bij elkaar, bouwden een nieuwe stenen woonhut voor de arme familie en voorzagen hen nog zo rijkelijk van allerlei levensmiddelen, dat de arme familie het na het ongeluk veel beter had dan ervoor, en vervolgens ook voor iemand die nog armer was gemakkelijker iets kon doen. En daarom was jouw vermeende ongeluk voor de rechtschapen arme familie alleen een echt geluk, dat door Mij zo voorzien en toegelaten werd.
Hoofdstuk 173: Over de schijnbaar onrechtvaardige leiding van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Toen Rafaël na een uur klaar was met het beschrijven van de zondvloed van Noach, waarover alle aanwezigen - zoals reeds gezegd - zeer verwonderd waren, zei Ik: 'Luister, het is nu bijna middernacht en tijd om op te breken! Laten we daarom op weg gaan naar de Olijfberg; want nu rusten de ogen van onze vijanden, zodat wij ons ongezien naar de stad kunnen begeven! Laten we echter niet allemaal tegelijk gaan, maar liever wat verspreid en ook moet niemand onderweg iets zeggen; want toen het donker begon te worden heeft de tempel er vanwege Mij spionnen op uitgestuurd, maar ook omdat er twee Farizeeën en twee levieten nog niet zijn teruggekeerd. Maar de spionnen vrezen nu dat hun vannacht iets ergs kan overkomen. Daarom zullen ze niemand aanspreken, ook niet als er iemand in hun buurt komt, maar natuurlijk alleen als hij zwijgt. Als er twee met elkaar praten, zouden ze meteen merken of iemand een jood uit Jeruzalem is of een Griek, Galileeër of Romein. Dan zouden ze op hem afkomen om te vragen waar hij midden in de nacht vandaan komt. Laten we daarom ook deze kleine voorzichtigheid niet uit het oog verliezen!'
Hoofdstuk 181: Terugkeer naar de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[25] O, waren alle mensen toch zoals jullie, dan zou het er op aarde heel anders uitzien! Maar de traagheid van de mensen is het oude vangnet van de satan, waarin ze zich gewillig laten vangen tot hun eeuwige verder[ En toch konden de mensen niet volkomener geschapen worden dan ze zijn! Ze hebben verstand, inzicht, een volledig vrije wil en een geweten dat hen altijd waarschuwt, en overal en te allen tijde door Mij gewekte mannen en leraren, die zeer actief zijn en een even grote wijsheid hebben als de engelen. Maar hun genotzucht en traagheid trekt hen voortdurend af van al het juiste, ware en goede. En zo vallen ze ten offer aan het rijk van het verderf, en kan niets anders hen helpen dan het ene gericht na het andere en de ene straf na de andere. En zelfs dat helpt alleen maar een uiterst kleine minderheid.
Hoofdstuk 181: Terugkeer naar de Olijfberg - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[18] Er was nu ook nog een derde volkomen ontwikkelde zon te zien. De mensen in de straten begonnen bang te worden en velen sloegen op de vlucht en liepen de dichtstbijzijnde huizen binnen. Degenen die niet zo erg bang waren bleven echter naar dit zeldzame natuurverschijnsel staan kijken. De vogels in de lucht werden erg onrustig en men zag ook al spoedig een heleboel adelaars en gieren rondzweven. Ze achtervolgden elkaar. En toen de duiven en andere kleine vogels die vele machtige vijanden boven zich ontdekten, sloegen ook zij op de vlucht en verborgen zich zo goed ze konden.
Hoofdstuk 182: Een merkwaardige zonsopgang - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] Dan zal het levenslicht onder de mensen op aarde zwak worden en de liefde tot God en de naaste zal verkillen; dan zullen de weinigen die nog een zuiver geloof hebben door grote vrees bevangen worden, zoals die kleine vogels, en de koningen der aarde zullen worden als gewelddadige roofdieren en voortdurend moorddadige oorlogen met elkaar voeren, en wie tot de drie goden bidt zal niet verhoord worden.
Hoofdstuk 184: De Heer verklaart het verschijnsel van de nevenzonnen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[3] Ik keek de Griek recht aan en zei: 'Als je goed ingewijd bent in onze leer, zullen je ook Salomo's wijze spreuken niet onbekend zijn. En zie, volgens een van die spreuken heeft alles in deze wereld zijn tijd! Toen ik een kind was, was Ik zeker nog geen krachtige jongeman; en omdat Ik nu een krachtige jongeling ben, ben Ik geen kleine jongen meer en werk Ik evenals iedere andere jongeling met alle vlijt en ijver, omdat Mijn Vader in de hemel dat zo wil. Ik ken Hem en weet ook altijd wat Zijn wil is, en doe alleen datgene wat Hij wil. En zie, dat behaagt Mijn Vader in de hemel!
Hoofdstuk 206: De houding van de Heer als jongeling tegenover de priesters - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Wij waren het met zijn voorstel eens en dus begaven we ons dan ook onmiddellijk naar het reeds klaar staande ochtendmaal, en iets minder dan een uur later waren we al welgemoed op weg naar Tyrus. Ons kleine groepje ging zonder oponthoud voort en zo bereikten we de stad al na vijf uur, waar de Griek erg verbaasd over was. En hij gaf openlijk toe dat hij deze weg nog nooit in zo'n korte tijd had afgelegd; want een gewone karavaan zou er wel een volle dag voor nodig gehad hebben om door dit zeer uitgestrekte gebied te reizen. Derhalve was deze reis voor onze Griek ook een klein wonder .
Hoofdstuk 210: De reis naar Tyrus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Toen Cyrenius bij ons aankwam, vroeg hij aan Jozef, die hij zich nog tamelijk goed herinnerde: 'Vriend, ben jij niet dezelfde jood die ongeveer twintig jaar geleden vanwege de vervolging door de oude Herodes met zijn kleine gezin met mijn hulp naar Egypte, en wel naar Ostracine is gevlucht? En als jij dat bent, zeg me dan ook wat er van dat kleine wonderbaarlijke jongetje is geworden, dat ik voor een God aanzag!'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[15] Cyrenius zei: 'O Heer, dat zou ikzelf ook wel graag willen zien en zeker ook de anderen daar, die in de kleine haven op mij wachten!'
Hoofdstuk 211: Het weerzien met Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[9] Maar zou God door Zijn almacht, vanuit Zijn wijsheid de wil van de mens leiden, dan zou de mens niets hoger staan dan een dier; hij zou er zelfs nog enigszins onder staan, omdat zelfs aan het dier al een kleine vrijheid van wil is verleend in zoverre het, zoals de ervaring jullie leert, ook een verstand en een geheugen heeft, honger, dorst en pijn voelt en daarom ook, al is het nog zo vaag, iets kan denken, kan oordelen en door zijn geluid, gezichtsuitdrukking en bewegingen te kennen kan geven wat het nodig heeft en wil hebben.
Hoofdstuk 214: De vrije wil van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] Na deze woorden zei niemand meer iets en na het ochtendmaal begonnen we meteen aan een kleine opdracht, namelijk het vervaardigen van een graankist voor iemand uit de buurt.
Hoofdstuk 225: De dood van de rabbi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Toen we daar zo stonden en de buurman Mij vroeg wat Ik nu zou gaan doen zei Ik: 'Jouw huis zal nu op een voor jou wonderbaarlijke wijze hersteld worden! Uit vroegere jaren is je nog bekend, dat het Mij gegeven is om door Mijn wil menig wonderbaarlijk werk te verrichten, maar Ik heb dat in de tijd na Mijn twaalfde levensjaar niet meer gedaan, vanwege de grote slechtheid van de mensen en hun totale ongeloof. Maar jij behoort nog tot het kleine aantal rechtschapenen en gelooft wat Ik je zeg en daarom zul je nu weer eens ervaren waartoe Gods kracht en heerlijkheid in de mens in staat is. Kijk naar je zeer beschadigd huis! Ik, Jozef en Mijn broers zullen geen bijl in de hand nemen en toch zal je huis goed en degelijk gerepareerd worden!'
Hoofdstuk 226: De brand in het huis van de buren - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] (De Heer): 'Terwijl de buurman nog zo bezig was God te loven en te prijzen, kwamen er een paar wat betere burgers uit de stad die de buurman een kleine weldaad wilden bewijzen.
Hoofdstuk 227: De barmhartigheid van enkele burgers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...