Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

15097 resultaten - Pagina 31 van 1007

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[9] Als je nu je vroegere dodenopwekkingen bekijkt, dan waren die ondanks jouw goede wil een grote, maar zeer goed verhulde leugen, omdat hierbij geen spoor van een ware dodenopwekking te bekennen was; en zo is er nog veel wat jullie in je instituut allemaal gedaan hebben.jullie hebben van de Egyptenaren en de Arabieren geleerd om te berekenen wanneer er een zons en maansverduistering kan optreden; maar dat bleef voor het volk een geheim. Tegen het volk zeiden jullie echter: 'Omdat jullie, volk, onze stem niet willen horen, zal de overste - die jij nu bent! - de goden opdragen om op die en die dag de zon of de maan te verduisteren! ' Het volk werd daarop meteen door grote angst bevangen, bad en offerde onzinnig en dan gaven jullie het tenslotte enkel de troost, dat de dreiging weliswaar in ieder geval plaats zou vinden, maar dat men zou proberen om de schade zo veel mogelijk te beperken. - Zie je, dat was toch wel een overduidelijke leugen, verhuld in het eerbiedwaardige kleed van de volle waarheid!"
Hoofdstuk 139: De rechtvaardiging van verstand en slimheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] RAPHAËL, die zich onder het gezelschap bevond, zei: 'Vriend, dat zal ik je meteen duidelijk maken; Luister even kort naar me! Kijk, dit zijn weliswaar je allernaaste staatsbeambten in, laten we zeggen, jouw instituut! De Heer Zelf kon jou overeenkomstig de volle waarheid geen andere titel geven dan je van staatswege hebt en ook kunt hebben, omdat jouw aanzienlijke geldmiddelen je daartoe het recht verlenen. Maar de Heer wil, dat alle mensen elkaar als broeders omarmen en alleen Hem als de ware Heer en Meester erkennen.
Hoofdstuk 141: Deemoed en broederliefde; Roclus en zijn metgezellen in verlegenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Toen degenen die aan boord waren de Romeinen in het oog kregen, staken ze meteen een witte vlag uit ten teken, dat ze geen vijanden waren en dat men hen ongehinderd aan wal zou laten gaan. Maar toen Julius twee hem niet onbekende aarts-Farizeeën onder de Romeinen waarnam, stuurde hij meteen een bode naar Mij en Cyrenius met de vraag, wat hij met degenen die hier aangekomen waren, moest doen. Land of water? De mensen kwamen hem zeer verdacht voor. Het leek wel, alsof ook de Romeinen alleen maar vermomde Farizeeën waren of toch in ieder geval mensen van Herodes.
Hoofdstuk 145: Farizeeën klagen de Heer als opruier tegen de staat bij Cyrenius - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Alleen ware zieners en profeten zouden hier kunnen helpen. Daardoor zouden de mensen dan steeds de eeuwig onoverwinnelijke kracht en macht van God voor ogen hebben, het ware geloof behouden en daardoor echte, goede mensen zijn. Van tijd tot tijd wordt er wel eens hier of daar een profeet opgewekt als de mensen reeds tot onder het niveau van het dierenrijk zijn gedaald; deze predikt dan een tijdlang wijze lessen en legt dan voor de mensen door allerlei verbazingwekkende wonderkracht een volwaardig getuigenis af van de goddelijkheid van zijn zending; maar hoe lang duurt dat?
Hoofdstuk 156: De twijfel van de Farizeeër aan het bestaan van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Kan de ware machtige liefde zichzelf als zodanig ooit geheel herkennen onder mensen die zelf puur liefde zijn?! Wat voor toetssteen tot oefening in geduld, deemoed en zachtmoedigheid moet men geven aan mensen, die reeds vanaf hun geboorte vol van liefde zijn?!
Hoofdstuk 157: De aarde, een oefenschool voor de kinderen Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Kijk, twee mensen gingen naar een meester in een buitengewoon nuttige en mooie kunst! A deed dat om het vak te leren, om hiermee later zelf zijn brood te verdienen. Hij leerde ijverig en richtte zijn aandacht op alles wat nodig was om het vak te beheersen, en aan het eind was hij bijzonder blij toen hij van de meester een getuigschrift kreeg waarin geschreven stond, dat hij volleerd en nu zelf meester was. Wel waren er nog sommige geheimen van het vak waar hij niets van wist. Maar daar maakte hij zich nu weinig zorgen meer over, want hij had nu het getuigschrift, waarmee hij zonder al te veel inspanning goed zijn brood kon en moest verdienen
Hoofdstuk 159: Ware en verkeerde wereldse werkzaamheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] En de aanvoerder zegt daarom tegen Marcus, die zich al een beetje begint te ergeren: 'Ja, we waren er nu eenmaal niet bij, en al degenen die hier zijn en het met jullie eens zijn, kunnen ons heel gemakkelijk voor de gek houden! We weten heel goed, hoe de Essenen hun geweldige wonderen tot stand brengen, maar kunnen tegen het eenmaal door verbazing ontstane bijgeloof of volksgeloof niets meer beginnen. Duizend mensen die het met elkaar eens zijn kunnen de grootste wonderen teweegbrengen en tienmaal duizendmaal duizend mensen overreden. Jullie kunnen op dit verborgen en afgelegen plekje tien jaar lang aan dit wonderwerk gebouwd hebben, terwijl niemand behalve jullie zelf het gezien heeft! En toen het klaar was, nodigden jullie vreemdelingen uit en zeiden dan zoals afgesproken, dat deze of gene wonderdoener dit gebouw in een enkelogenblik heeft laten ontstaan, en zo ook de tuin en de haven. En als duizenden dat serieus beweren, moet de vreemde het wonder wel gaan geloven, of hij wil of niet. Er moet een wonder voor ónze ogen gebeuren, -dan pas zullen wij ook aan dit wonder geloven!'
Hoofdstuk 161: De indruk van de wonderbaarlijke werken van de Heer op de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Wij mensen zijn dom en begrijpen nog steeds niet hoe en waarom dat allemaal zo gebeurt en zo is, en daarom zijn we ook met niets ooit volkomen tevreden, niet met het goede -en nog minder met het slechte! Het graf lijkt me een ware gelukshaven te zijn; hierin verandert bijna niets meer en de bewoner ervan voelt geen behoefte meer aan wat dan ook, en zo blijft ons aardse wormen bij al die duizenden verliezen toch nog de troost, dat ook wij over een tijdje heel tevreden bewoners van de graven worden, en degenen die aan onze graven voorbijlopen zullen zeggen: 'Hier rusten zij in vrede!'
Hoofdstuk 166: De bekering van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Kijk, dat waren jouw gedachten in de haven, en wel op één van de vijf grote, nieuwe schepen! Al gauw vatte je moed en zei tegen Marcus: 'Je schijnt boos te zijn vanwege mijn uitspraken van zojuist! Kijk, als ik oneerlijk en slim als een vos had willen zijn, had ik natuurlijk niet zo vrijuit met je.gesproken en ook niet aan jou laten zien hoe ik eigenlijk denk en innerlijk ook ben! Want wij Farizeeën verstaan heel goed de kunst om de jas naar de wind te hangen; maar omdat wij merken dat jij het ondanks je misschien nog uit je jeugd stammende beperkte kennis toch eerlijk met ons meende, zou het toch werkelijk al te ongepast zijn als ik me voor jou achter een god weet wat voor vroom en gelovig masker had verborgen! Het zou.:voor ons immers niet moeilijk zijn geweest om schijnbaar alles woordelijk te geloven wat je ons van de Nazarener hebt verteld? Kijk, je zou er tevreden mee zijn geweest en ons dan zo als volledig bekeerde mensen voor Cyrenius geleid hebben! Alleen, als de één eerlijk is, moet ook de ander het zijn; daarom sprak ik geheel vrijuit en van mijn innerlijk denken en oordelen bleef geen jota voor jou verzwegen.
Hoofdstuk 164: De godsdienstfilosofie van de Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Dingen te geloven zoals ze hier gebeurd moeten zijn, zonder er zelf getuige van te zijn geweest, is voor het heldere verstand van een mens wel buitengewoon moeilijk, temeer daar dit zo uniek was en zoiets nog nooit eerder is gebeurd, zodat men daardoor alle betere ervaringen die men gehad heeft zonder meer overboord zou moeten gooien. Want tot nu toe is er door geen enkel mens op de gehele bekende aarde gedurende alle tijden iets dergelijks tot stand gebracht, en de bekende wonderen en toverkunsten kennen wij, en we weten ook, hoe ze gedaan worden. Overal waren er mensen die zich door hun scherpzinnigheid van vele honderdduizenden medemensen onderscheidden. Ze hadden dieper inzicht in de krachten van de grote natuur, maakten hier gebruik van en werden daarnaast dan ook nog als mensen van een hoger soort, als profeten of halfgoden vereerd en gewoonweg aanbeden. Zo 'n geniaal mens had dan ook spoedig en zeker een groot aantal weetgierige leerlingen om zich heen, die er hun uiterste best voor deden om in de voetstappen van hun geestrijke meester te treden. In zijn tijd waren dat alleen leerlingen, later noodzakelijkerwijs zelfleraren en opvolgers van de meester, die samen met hun leerlingen grote eer betoonden aan de oermeester, ook als hij al gestorven was; en dit gebeurde meer, naarmate de lessen en verrichtingen van de oermeester voor de mensen heilzamer bleken te zijn. In de loop der tijd werden de opvolgers van de meester priesters, die hun oermeester minstens tot een halfgod maakten.
Hoofdstuk 164: De godsdienstfilosofie van de Farizeeër - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Maar zij die leven volgens Mijn woorden, en werken verrichten van ware zelfverloochening en innerlijke vrije liefde, zullen de dood niet zien en nooit voelen. Waarlijk, tot Mijn en jullie grote vreugde kan Ik jullie zeggen, dat sommigen van jullie geen dood zullen smaken en voelen, en getuigen zullen zijn van alles, totdat, zoals ook voorheen is besproken, de Zoon des mensen in Zijn rijk zal komen; zij zullen Hem zien en met Hem heersen, eeuwig! Maar daarvoor is zeer veelliefde nodig tot God en de naaste." (Matth. 16,28)
Hoofdstuk 171: Het wezen van satan en van de materie (Ev. Matth. 16, 24-28) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] PETRUS kwam naar Mij toe en zei: 'Heer, waar zal het om gaan in Jeruzalem, de plaats van het grote verderf? Want daar is nog nooit iets goeds vandaan gekomen wat de mensheid gelukkig stemt, en nog nooit heeft een eerlijk mens in die stad iets troostends te horen gekregen. Daar heersen vooral hoogmoed en vervolging. Daarom dacht ik, Heer, dat het beter geweest was dat U Jeruzalem net zo gestraft had als deze kleine stad, die deze straf natuurlijk wel reeds lang verdiend had. Acht maanden geleden waren we immers al in Jeruzalem en hebben ons ervan overtuigd, dat er met de bewoners helemaal niets te beginnen valt op een paar mensen na, die echter als een paar zwaluwen nog lang geen zomer maken. Daarom ben ik van mening, dat we over deze trotse en gruwelijke stad waar Johannes pas korte tijd geleden onthoofd werd, niet veel ophef hoeven te maken en haar voor altijd moeten mijden. Want zo'n stad is het immers eeuwig niet waard, dat U haar met Uw heilige voeten betreedt. Dat is natuurlijk maar mijn bescheiden mening, zegt U mij wat U daarvan denkt!"
Hoofdstuk 170: Petrus' blinde ijver en zorg om de Heer (Ev. Matth. 16,20-23) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Ze beschouwen zichzelf als wereldwijzen en steken tot over hun oren in het zogenoemde stoïcisme, dat het moeilijkst is te bestrijden. Daarom heb Ik jullie hier speciaal naar toe gebracht, om jullie een gelegenheid te verschaffen nu ook met dergelijke mensen te leren werken, omdat jullie bij de oude Marcus zeer veel aan ware, innerlijke wijsheid hebben gewonnen.
Hoofdstuk 173: De stoïcijnse levenshouding van de bewoners van het vissersdorp - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Maar wees nu zo goed en zeg me wat jullie toch naar deze bijna nooit door vreemden bezochte en voor grote schepen moeilijk bevaarbare baai heeft gebracht! Een storm in ieder geval niet; want naar deze uithoek, waar aan alle kanten hoge bergen omheen liggen, vindt ook deze de weg niet. Of worden jullie soms vervolgd, en zoeken jullie hier zolang asiel tot een bepaald gevaar voorbij is? Maar och, dat maakt me ook niets uit! Als ik jullie dus een dienst kan bewijzen, dan zal het mij alleen maar veel vreugde verschaffen. Mijn vragen zijn wel een beetje onbescheiden, - maar vergeven jullie het mij, beste vrienden! Ik ben nu eenmaal van nature al nieuwsgierig en ik weet graag aan wie ik onderdak verschaf Dat jullie geen arme mensen zijn, is al meer dan duidelijk door jullie grote, bijna geheel nieuwe schip, dat heel zeker tegen de honderd zilverlingen heeft gekost. Voor ons is het werkelijk een grote, zeldzame verrassing, als vreemden per vergissing de weg hierheen vinden; en als ons een dergelijk geluk ten deel viel, waren er altijd wel moeilijkheden met de bezoekers van deze onvruchtbare en afgelegen streek. Daarom hoop ik dat jullie mij, als hoofd van dit bedelaarsdorp, meteen melden wat ik vooral van jullie, en alleen geheel volgens de waarheid, eerlijk zou willen horen!'
Hoofdstuk 172: De Heer met zijn leerlingen in het vissersdorp bij Caesarea - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Dat ergerde jou en je gezelschap zeer, en je begon tengevolge van je ervaringen, als een wijze met de Grieken om te gaan en je vond spoedig veel toehoorders die jou voor wat je vertelde graag zelfs meerdere munten betaalden; want niemand luistert zo graag naar iemand die van zijn reizen vertelt als juist de reislustige Grieken. Toen je dus een tijdlang met de Grieken was omgegaan, maakte je kennis met een soort wijzen die aanhangers waren van de leer van een zekere Diogenes. Die bevielen jou, omdat ze ondanks hun zichtbare armoede zeer opgewekt en goed gehumeurd waren. Het leek jou vreemd dat mensen die in de diepste armoede verkeerden, wijze redevoeringen hielden, en wat eten en drinken betreft steeds uiterst matig waren, zo opgewekt en tevreden konden zijn. Jij begon steeds meer te vragen naar de reden daarvan, en het werd je duidelijk gemaakt.
Hoofdstuk 176: Johannes onthult het leven van Aziona - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...