Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

944 resultaten - Pagina 31 van 63

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[6] Maar Ik heb jullie als vrije mensen en kinderen geschapen en heb iedereen zijn eigen ruime aandeel van de liefde gegeven, en die bewerkstelligt het leven in je. Met deze vrije eigen liefde moet je Mij omvatten, dan zul je het leven in jezelf omvatten!
Hoofdstuk 142: Over de vrijheid van de mens - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] Degene bij wie Ik zou komen en blijven, zou door Mij worden verzwolgen; want het vuur van Mijn liefde is te oneindig, dan dat een nog sterfelijk, slechts voor de onsterfelijkheid geschapen wezen in staat zou zijn het te verdragen. Maar indien iemand in vrijheid naar Mij toekomt, nadat Hij Mij tevoren in zijn hart gezocht heeft, heeft hij zich bestendig gemaakt en is ook sterk geworden, vandaar dat Ik hem niet meer zal verslinden, maar op zal nemen om Mijn oneindigheid voor eeuwig te aanschouwen en om eeuwig vrij te kunnen genieten van de uitvloeiselen van Mijn oneindige liefde en genade!
Hoofdstuk 142: Over de vrijheid van de mens - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[36] Zeg Me en oordeel: zijn wij niet als voor elkander gemaakt, - niet alsof ik al van eeuwigheid af aan er voor jou zou zijn en jou alleen voor Mijzelf zou hebben geschapen?"
Hoofdstuk 147: Abedams gesprek met Abedam, de onbekende - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[26] Zie dus in hoe dwaas je nog bent gebleven! Luister dan en neem er goede nota van: iedere kracht die in wat dan ook of waar dan ook of hoe dan ook werkt, is uit God als de oerbron van alle machten en krachten. God kan echter als God nimmer in Zijn oerwezen door een door Hem geschapen wezen worden gezien en begrepen; want degene die God zou willen zien, zou niet kunnen leven, want God is oneindig, maar ieder wezen is eindig. Hoe zou het eindige ooit het oneindige kunnen aanschouwen en begrijpen?!
Hoofdstuk 151: Seth zoekt het licht in het licht - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] "Mijn geliefde vaderen en broeders, en ook Jij, mijn boven alles uit hoogst vereerde en innig geliefde naamgenoot! Het is al een oud gezegde onder ons, dat echt domme mensen en kinderen meestal de waarheid spreken; omdat ik stellig met alle recht bij voorkeur tot de eersten behoor en daar van oudsher al toe heb behoord, ben ik immers als geschapen voor een prediker! Op grond hiervan zeg ik tegen jullie allen en beken ik openhartig dat ik de gelukkigste van jullie allemaal ben, dat wil zeggen op mijn lieve naamgenoot na.
Hoofdstuk 152: Over de eenvoud. Het wonder van Gods liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[9] Als ik een steen in mijn hand neem en deze dertig manslengten van mij afslinger, maar een sterker en vaardiger iemand slingert hem honderd manslengten van zich af - zeg me, wie zal zich daarover verbazen?! En toch is zoiets een even groot wonder als wanneer Abedam in plaats van dit eenvoudige licht door een machtig 'Er zij!' een tweede zon ter verlichting van de nacht zou hebben geschapen!
Hoofdstuk 152: Over de eenvoud. Het wonder van Gods liefde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] Waarlijk, met zo'n denkbeeld over Mijn macht zou juist door een dergelijke macht van Mij zelfs nooit iets zijn geschapen!
Hoofdstuk 158: De vreze Gods en de liefde tot God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] En nauwelijks had Seth het amen uitgesproken of aan de gehele hemel was geen wolkje meer te bekennen, behalve de nog nauwelijks zichtbare rookzuilen van de aan de uiterste rand van de verre horizon nog voort brandende bergen. De hemel zag er als opnieuw geschapen uit, prachtig versierd met de mooiste sterrengroepen en alles wat maar leefde en ademde verheugde zich over de weer herstelde rust en orde.
Hoofdstuk 163: Seths wonderlijke kracht brengt de vuurstorm tot bedaren. Kaeams zoeken en vermoeden; zijn liefde tot Abedam, de hoge - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Vanuit God moet alles sterven; maar dan komt het leven van de Vader over de doden. Wie God zoekt, die zal Hem verliezen en zichzelf en zijn leven; want God laat Zich niet aantaken. En de wijsheid van de mens die Hem zoekt, is voor Hem een gruwelijke, walgelijke dwaasheid en voor de zoekende slechts onvermijdelijk dodelijk. Want met de wijsheid raakt hij God aan; maar deze kan door geen geschapen wezen in wat voor een gemoedstoestand dan ook, aangeraakt worden en daarbij zijn leven behouden.
Hoofdstuk 167: Het ware bidden. De richtende Godheid en de liefhebbende Vader in de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[12] Jullie, Mijn geliefde bruiden en dochters, vertel Ik daarom de reden van dit voorval, opdat je in staat zult zijn uit deze betrouwbare en noodzakelijke mededeling licht te scheppen en, als jullie geheel uit je slaap zijn ontwaakt, in staat zijn om in te zien dat ook de vrouw voor liefde en licht, maar niet alleen maar voor stille liefde en daarnaast voor de duisternis door Mij werd geschapen! - Begrijp je Mijn woorden?"
Hoofdstuk 182: De Heer en Ghemela - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[7] Deze tijd bestaat en ontstaat uit de voortdurende beweging van alle fysiek geschapen dingen; want zouden deze niet bewegen, dan zouden zij mettertijd allemaal, zonnen en planeten en manen en alle levende wezens, over elkaar en door elkaar vallen tot een eindeloos chaotische massa, die tenslotte door het eindeloos sterke op elkaar drukken zeer spoedig geheel en al zou ontbranden en dan zichzelf ook zou verteren en tenslotte geheel vernietigen.
Hoofdstuk 184: Over het wezen van de tijd en de eeuwigheid - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[22] Als dan dit zichzelf bewuste leven niet alleen zichzelf, maar ook zijn eeuwige, heilige oorsprong in zich bewust wordt en Hem dank en eer, liefde en aanbidding schenkt en de wil van Degene erkent die het heeft geschapen, dan pas wordt het volkomen vrij en wordt dan door deze erkenning door de liefde een kind van de eeuwige liefde en van het eeuwige leven, door welk leven het pas dan tot het meest heldere bewustzijn van zichzelf zal geraken en tot het levende bewustzijn van Diegene die jou nu op Zijn handen draagt.
Hoofdstuk 185: Het wezen van het leven. De beloften van de Heer aan Ghemela - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[3] Zie, de komende week herinnert u aan twee feiten: ten eerste aan het voorbeeld van Mijn nederigheid, zachtmoe­digheid en alomvattende, alles vergevende Liefde; ten tweede aan het grote offer dat Ik als God in de gestalte van een mens voor u bracht, om u niet als dieren aan uw harts­tocht ten onder te laten gaan, maar uw geestelijke waardig­heid te redden, zodat u, overeenkomstig Mijn evenbeeld, dat kunt worden waartoe Ik u geschapen heb!
Hoofdstuk 0: Ter Inleiding - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[535] Kijk om je heen en je zult gewaarworden hoe het met de wereld voorwaarts gaat langs de weg van de wereldse wetenschappen, kunsten en nieuwe ontdekkingen; de mensen onderzoeken de meest geheime krachten van de natuur, en Ik laat toe dat al Mijn werken dienstbaar zijn aan hen, omdat Ik immers alles heerlijk en tot nut van Mijn kinderen heb geschapen. Maar voor welk doel wordt al hun wetenschap aangewend? Alleen om zich te kunnen verrijken met wereldse schatten of om zich te kunnen over­geven aan hun hoogmoed en hun overmoedigheid! Daarbij vergeten de welgestelden hun arme broeders helemaal, die steeds dieper in allerlei nood en ellende geraken en in hun kommer tot Mij om hulp en erbarmen roepen.
Hoofdstuk 4: Kruisiging: Over het dragen van het kruis; Over de juiste geest bij het dragen van het kruis. Het berouw van Judas: Het lot van de zelfmoordenaar; De zeven kruiswoorden; De stervensuren; De zon wordt verduisterd - de aarde beeft; Het voorhangsel scheurt - de graven gaan open - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[643] "Omdat Ik Zelf het eeuwige leven ben, kan het nooit zo zijn dat Ik wezens voor de eeuwige dood heb geschapen!", zegt Hij in Van der Hölle bis zum Himmel, een werk dat over het hiernamaals gaat. - "Wel wordt er over een eeuwige dood geschreven, die een eeuwig onveranderlijk gericht is. En dit gericht vloeit uit Mijn orde voort, die on­wrikbaar is. Deze orde is het zogenaamde toornig - of beter gezegd: geestdriftig vuur van Mijn wil, die vanzelf­sprekend eeuwig onveranderlijk moet blijven, omdat dit anders voor al het geschapene direct het einde zou beteke­nen. Wie zich laat meeslepen door de wereld en alles wat zij te bieden heeft, moet zo lang als verloren en dood wor­den beschouwd, als hij zich niet weet los te maken van de materie, waarover het oordeel uitgesproken is. Omwille van de geschapen wezens moet er dus wel een eeuwig ge­richt, een eeuwig vuur en een eeuwige dood bestaan. Maar daarin ligt niet besloten dat een geest die gevangen is ook altijd onvrij zou moeten blijven. - Zijn gevangenis en ge­vangenschap dan niet twee dingen?! De gevangenis is en blijft eeuwig bestaan en het vuur van Mijn ijver mag nimmer doven; maar de gevangenen blijven slechts zo lang in de gevangenis tot ze zich bekeerd hebben."
Hoofdstuk 5: Graflegging: De Heer in het graf van Jozef van Arimathea; Nedergedaald ter helle; De 'niet te overbruggen kloof; De verheerlijking van het lichaam - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...