Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

12361 resultaten - Pagina 31 van 825

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[4] Maar voor hen, die na dit leven als geesten in Mijn Rijk zullen komen, zal alles in het volle licht worden gesteld.
Hoofdstuk 211: Jozefs vraag; troostvol antwoord van het Kindje. Het Kindje heeft grote honger. De vismaaltijd. Vraag van Cyrenius over de Middellandse Zee - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[851] Adam: "O kinderen, ziet, ziet hoe goed onze heilige Vader is; en hoe konden jullie Hem ook maar één ogenblik vergeten! Wij allen zijn aan de eeuwige liefde ontsproten en zijn daar­om kinderen van één en dezelfde heilige Vader, die in Zijn eeuwige glorie en oneindige heiligheid woont en in Zijn lief­de bij ons en wij bij Hem. Daarom moet ons ook alles aan Zijn liefde gelegen zijn. Want slechts in en door de liefde zijn wij Zijn kinderen; alleen door de liefde kunnen wij Hem als God en Heer waardig loven; door de liefde kunnen we Hem kennen; in de liefde kunnen we nader tot Hem komen en slechts zo, door en in de liefde, kunnen we leven, het eeuwige leven vinden en het behouden.
Hoofdstuk 7: De hemelvaart van Christus: Terug in de genadezon; Een toegankelijke Vadergod in een nieuwe hemel. Het dichten van de kloof tussen God en allen die gevallen zijn; Het is volbracht! - Ik heb dorst!; Christus de Middelaar; Het grote getuigenis van Johannes; Aanbidding. Jakob Lorber en de werken van de Nieuwe Openbaring - Jakob Lorber - Kruis en Kroon
[18] Nu sprak Jozef tot Jonatha: , Als je zou kunnen zwijgen als het graf, omdat anders je leven in groot gevaar zou komen, dan zou ik jou, die toch mijn oude beste vriend bent, daarover wel iets kunnen vertellen.'
Hoofdstuk 166: Jonatha bij zijn jeugdvriend Jozef. Het verhaal van Jonatha. Zijn vragen over het bijzondere Kindje Jezus. Jozefs mededelingen over het Kindje. Ootmoed en liefde van Jonatha jegens het Kindje en zijn gebed - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[21] Dan zal ook het Allerhei­ligste tot Leven komen, en dat zal het Allerheiligste beter voorstel­len, dan de nu verlaten Verbonds­ark te Jeruzalem!
Hoofdstuk 141: Voorbereiding van, en uitnodiging tot het feestelijk banket door Cyrenius. Inwijdingsrede tot het feest door het Kindje. Uitnodiging van de armen en hun deelname aan de feestmaaltijd. Ook voor de leeuwen een maaltijd - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[14] Maar tevoren moeten jullie van elk lijk de handen op de rug binden, zodat ze zich niet, als ze tot leven komen, gewapender­hand kunnen verdedigen!'
Hoofdstuk 116: Voorbereidingen voor Cyrenius' bruiloftsmaal. De hoogachting van de engelen voor het badende Kindje. De lijken der moor­denaars met het badwater van het Kind je tot nieuw leven gewekt - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[21] Dit is de reden, waarom de Heer God der Heerscharen nu komen gaat, en Hij deze dode mensen in de grootst mogelijke verdrukking opnieuw tot leven zal wekken, zodat ze weer kunnen opvliegen naar de wolken des He­mels.'
Hoofdstuk 280: Het nu vijf jaar oude Kindje speelt bij een beekje. Van twaalf kuiltjes en de twaalf lemen mussen. Verklaring van deze afbeelding. Ergernis van een aartswettische jodenman; een nieuw wonder van het Kindje - Jakob Lorber - De jeugd van Jezus
[2] De tijd van de voorspelling van de profeten van het Oude Verbond, evenals alles wat de zieners over mij voorspeld hebben, is met Mijn toenmalige komst op jullie aarde vervuld. En nu is andermaal de tijd aangebroken, die Ik tijdens Mijn aardse leven voorspeld heb, toen Ik sprak: "Er zal een tijd op aarde komen, waarin zelfs Mijn uitverkorenen Mij afvallig zouden worden, als het door Mij werd toegelaten." Maar daarvoor (dat dit uiterste Mijn kinderen niet overkomt) wordt door Mij zorg gedragen.
Hoofdstuk 2: Mededeling van de Heer aan Zijn kinderen - Antonie Grossheim - Antonie Grossheim: De zeven woorden van Jezus Christus aan het kruis
[20] Nu komen wij tot de uitleg van het vijfde woord, dat Ik aan het kruis heb gesproken. Deze troostwoorden "heden nog zul je bij Mij in het paradijs zijn", sprak Ik tot Dismas, die ter rechter zijde van Mij aan het kruis hing. Deze woorden golden echter niet alleen hem, maar alle mensen, die Mijn leer aannemen en ernaar leven. Waarom Ik Dismas echter alleen het paradijs en niet de hemel heb beloofd, heb Ik al aan het begin van dit boekje duidelijk gemaakt. Spoedig zal de tijd aanbreken, waarin weinigen zich nog slechts het paradijs zullen verwerven, omdat het door Mij wordt toegelaten dat de mensen alles, wat in hun vrije wil besloten ligt, kunnen doen; voordat de grote tijd van Mijn gericht aanbreekt, wordt zelfs aan boze geesten de vrijheid gegeven zich tot hun ommekeer en terugkeer tot het oerlicht te wenden (waarbij echter ook aan Mijn goede engelen de opdracht wordt gegeven om Mijn kinderen te beschermen en hen voor de valstrikken van de satan te bewaren). Dan zal het woord in vervulling gaan: "Er zal een tijd komen, waarin, als het zou zijn toegelaten, zelfs de vromen afvallig zouden worden."
Hoofdstuk 6: Uitleg van de kruiswoorden - Antonie Grossheim - Antonie Grossheim: De zeven woorden van Jezus Christus aan het kruis
[35] Nog schrijft de Heer aan Abgarus: 'Zij, die geloven dat Mijn leer van God komt, zullen op de jongste dag worden opgewekt ten leven; een ieder zal dan zijn loon naar werken op de geëigende wijze ontvangen. Maar zij, die liefhebben zoals Gij dat doet, die zullen de dood niet smaken! Zij zullen met een snelheid als die van een gedachte uit dit lichamelijk leven worden verheven tot in het allerhelderste licht van het Eeuwige Leven, en dan zullen zij bij Mij, hun Eeuwige Vader, komen inwonen!'
Hoofdstuk 15: Gelovig commentaar - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[6] Voorwaar , voorwaar Ik zeg u: 'Diegenen, die in Mijn Leer zullen geloven als zijnde van God afkomstig, die zullen opgewekt worden op de jongste dag, de dag, waarop een ieder zijn gerechte beoordeling moet ondergaan. Maar degenen, die Mij liefhebben zoals Gij, die zullen de dood nooit behoeven te proeven! Want met de snelheid van een gedachte zullen zij uit dit lichamelijk leven worden verlicht tot een allerlichtst leven, en zij zullen bij Mij, hun Vader van eeuwigheid, komen inwonen! Ge moet dit echter als een geheim voor U houden, totdat ik zal zijn opgestaan!
Hoofdstuk 6: Antwoord van Jezus (binnen tien dagen ingekomen via dezelfde koninklijke koerier) - Jakob Lorber - Brieven van Jezus en Abgarus
[42] De arme zegt: 'Vrienden, wat ik kon doen, heb ik beslist gedaan. Dat ik uiteindelijk niet kon biechten, was zeker niet mijn schuld. En drie weken geleden heb ik toch wel gebiecht, waarbij de biechtvader mij verzekerde dat ik nu lange tijd niet meer hoefde te biechten. O vrienden, als ik ergens toch nog een mij onbekende doodzonde in mij zou hebben, smeken jullie dan de Heer voor mij, arme zondaar, of Hij mij genadig en barmhartig wil zijn! Want om in de hel te komen na een aards leven vollijden, dat zou wel het allerverschrikkelijkste zijn! o Heer, Uw wil geschiede, maar wees mij, arme zondige ziel, toch genadig en barmhartig!'
Hoofdstuk 11: De verlossing van een arme man - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[36] De vriendelijke Man zegt: 'Kijk naar Mijn wondtekenen! Zie, Ik ben jouw zwakke Jezus en kom je tegemoet om met Mijn zwakheid jouw zwakheid te ondersteunen, want als Ik je met Mijn kracht tegemoet zou komen, zou je geen leven heb­ben! Want weet, elk beginnend leven is een tere plant, die zon­der lucht niet gedijt, maar een orkaan doodt het leven van de plant! Daarom ben Ik nu ook slechts een zuchtje wind dat jou tegemoet komt om je tot leven te wekken, en geen orkaan om je te vernietigen. Heb Mij lief, zoals Ik jou van eeuwigheid af liefheb, dan zul je het ware eeuwige leven hebben!'
Hoofdstuk 3: Een geleerde neemt afscheid van deze wereld - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[23] Maar voor zo'n schijnleven, dat -wiskundig juist -ook wel eeuwig moet voortduren, omdat de uitgaande lichtstraal nooit op een eindige grens kan stuiten en daarom nooit volledig kan ophouden, ben ik mij nu te helder van mijzelf bewust, ja dui­zendmaal helderder dan ooit in mijn hele aardse leven. Alleen, zoals gezegd, ik hoor en zie niets behalve alleen mijzelf. -Aha, aha, stil nu! Ik heb de indruk dat ik een zacht gemompel hoor, een gefluister! En ook wil als het ware een zachte, heel zoete slaap zich van mij meester maken. En toch is het geen slaap ­nee, nee, maar het is, alsof ik uit een slaap wakker moet wor­den. -Maar nu stil, stil; ik hoor stemmen uit de verte, beken­de stemmen, heel bekende stemmen! Stil, ze komen naderbij!'
Hoofdstuk 3: Een geleerde neemt afscheid van deze wereld - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[9] Zo is het in het hiernamaals ook gesteld met de aardse adel en met de geringen van deze wereld. Zij zullen zich in het slik van de zee van de onverbiddelijke eeuwigheid nog lange tijd beschouwen als datgene wat ze op de wereld waren. De keizer zal daar nog menen dat hij keizer is en de bedelaar -met zijn aanspraak op vergelding -dat hij een bedelaar is. Maar deson­danks zullen beiden in de grote werkelijkheid hetzelfde lot delen in het slik van de eeuwigheid. Alleen zou de arme mis­schien wat eerder dan de keizer of een andere grote der aarde tot gisting kunnen komen en zou zijn wezen dus ook eerder gevuld kunnen worden met de ware, innerlijke blaasjes van deemoed, die hem vervolgens uit het slik omhoog trekken en opheffen in het eeuwige licht en leven.
Hoofdstuk 1: Inleiding door de heer - Jakob Lorber - Over de drempel van de dood
[12] Jullie allen zijn gelukkig, omdat je dankbaar als kinderen het brood uit Mijn hand eet; maar onuitsprekelijk gelukkig is diegene bij wie Ik te gast kom, reden waarom hij voortdurend een goed gedekte tafel voor Mij gereedhoudt met daarop een smakelijk gerecht. Hij laat daarom de vlam van Mijn haard nooit uitgaan, maar zorgt ervoor dat die meer en meer brandt, - en ook als Ik het uit zou stellen en Ik zou niet zo spoedig komen, zal hij met des te meer ijver zorgen voor de haard in de hut van al het leven.
Hoofdstuk 22: De nieuwe hut van de Heer bij de familie van Gabiël. Purista, de eerste kokkin van de Heer. De drie pannen op het vuur in de nieuwe hut - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...