Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

36210 resultaten - Pagina 31 van 2415

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[10] Ook zijn na de dood van het lichaam van een wedergeborene geen wondertekenen van heiligheid te ontdekken, die vooral in de roomse heiligenlegenden zo worden geprezen. Dus geen tenminste één keer per jaar opborrelend bloed van de heilige Januarius, geen in goede staat gebleven tong van Petrus, Antonius of Nepomicenus, geen wonder veroorzakende kleren of sandalen en nog minder een of ander zaligmakende Kapucijner -, Franciskaner -, Minorieten -, Servieten - en nog meer dergelijke monnikspijen; ook geen mummieachtige, niet aan ontbinding onderhevige afgelegde lichamen. Dit alles is bij de wedergeborenen niet te ontdekken en als het te ontdekken zou zijn, dan moet elk verstandig mens zich maar eens afvragen waarvoor dit goed zou zijn! Wat zou de zalige geest van een wedergeborene er bij winnen, als hem op aarde zulke wonderbaarlijke, maar daarbij nietszeggende onderscheidingen te beurt zouden vallen, die ten eerste geen nut voor hemzelf hebben, maar zijn nog levende broeders ernstig zouden schaden? Dus van dat alles hebben degenen die Gods rijk hebben gevonden niets in zich, maar zoals gezegd werd, Mijn genade krijgen ze dan pas zichtbaar, als ze die nodig hebben.
Hoofdstuk 70: Het Godsrijk en de wedergeboorte - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[14] Dit is nu alles, wat nuttig is om te weten! Al het overige, van het kleinste tot aan het grootste zullen jullie in een meer volkomen geestestoestand stap voor stap in het grootste licht van Mijn genade zien, als jullie Mij boven alles liefhebben uit alle kracht die Ik je daartoe heb gegeven. Daarom is het ook niet nodig jullie meer over de bewoonde kant van de maan mede te delen, vooral ook omdat die, wat de uiterlijke vorm betreft, volkomen gelijk is aan de onbewoonde kant, met alleen dat verschil dat daar de materie overheerst zoals hier het geestelijke.
Hoofdstuk 77: De oppervlakte en de geesten van de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[7] Welke eer bewijzen de wereldse mensen op aarde Mij en met wat voor lofprijzing betalen ze Mij de gepaste tol? Besteden deze wereldse mensen niet al hun zorg aan hun vuile lijf? Sommigen zijn altijd door bezorgd bezig om te bedenken met welke vodden ze de mesthoop van hun geest zullen omhullen. Weer anderen zijn bezig met te bedenken wat voor heerlijk eten ze wel niet zullen klaarmaken om dat dan daarna in hun maag, als de werkelijke arbeidsplaats van de dood, naar binnen te schuiven. Weer anderen zijn bezorgd over hun prachtige huis, over een schitterende inrichting, zachte stoelen en sofa' s, glanzende tafels en heel zachte bedden om daarin des te gemakkelijker, zowel overdag als 's nachts, te luieren en er nauwkeurig acht op te slaan, dat hun innerlijk meest geliefde vriend 'maag' toch niet een of andere beledigende druk of zelfs een iets pijnlijke kwelling zou ondervinden. Ook zijn deze vrienden van de maag heel erg bang voor zonnestralen, waarom ze dan ook zorg dragen dat niet teveel zonlicht door het raam naar binnen komt, waarom ze hun ramen dan ook met allerlei vodden behangen. Merken jullie niet dat zulke mensen hier al een flauwe verwantschap vertonen met de holbewoners op de maan, die, omdat ze zich niet meer zulke prachtige huizen kunnen inrichten en niet meer in staat zijn hun ramen met vodden te behangen, daarom voor de zonnestralen in hun holen vluchten en daarin ook tot laat in de middag blijven, net zoals de mensen op aarde die het zich gemakkelijk maken, zichzelf goed doen en die vanuit hun kamers in mooi beklede en verende wagens stappen om, naar hun mening, voor hun lichamelijke gezondheid wat passende beweging te nemen. En weer anderen hebben geen belangrijker werk dan zaken doen en met geld woekeren. En nog weer anderen hebben geen andere gedachten dan zich op te dirken, wat vooral door het vrouwelijk geslacht ijverig wordt betracht en wel met het rechtschapen doel een of ander onervaren jongmens daardoor voor de mal te houden en grof te bedriegen. Dit doet trouwens geen rechtschapen meisje, want als ze haar werkelijke innerlijke waarde erkent en daardoor ook de waarde van haar medemens, vraag je dan af, zou ze zich dan wel zo opdirken om iemand te bedriegen en te doen als de joden, die het slechte metaal oppoetsen om het als goud aan een of andere dwaas te verkopen? Ik zeg: dat zal ze niet doen, omdat ze erkent dat ze geen namaak, maar echt goud is, waarvoor ook geen dwaas maar een verstandig mens nodig is om dadelijk te erkennen dat het goud is en het voor de juiste prijs te nemen. Zie - Ik zou nog heel veel meer over wereldse mensen kunnen vertellen; maar het is ter verduidelijking van de zaak niet nodig.
Hoofdstuk 78: Vier vragen met betrekking tot de maan - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[21] Het is niet nodig jullie nog meer superverstandige wegwijzers aan te voeren, want de één is geen haar beter dan de ander. Maar omdat de dingen toch zo bestaan als jullie ze zien en Ik met die dingen toch niet één ben, maar omdat Ik ben die Ik ben als God van eeuwigheid en de dingen zijn zoals Ik ze uit Mij, in Mij en dan naast Mij heb geschapen, daarom zal het toch wel de moeite waard zijn om te weten te komen, hoe zulke dingen uit Mij, in Mij en naast Mij zijn geschapen.
Hoofdstuk 79: Het magnetische fluïdum - Jakob Lorber - Aarde en Maan
[1] Toen sprak de hogepriester: 'Als die jongen werkelijk tot dergelijke dingen -buiten ons om en zonder onze toestemming -in staat is, is het zonder meer duidelijk dat hij door Beëlzebub, de vorst van de duivels, bezeten is! Uit de kracht Gods kan zoiets nooit buiten de tempel om! Wat is er niet een hoge graad van zedelijkheid en zuiverheid voor nodig om deel te kunnen krijgen aan de kracht Gods! Zoiets is alleen mogelijk in en binnen het Allerheiligste van de tempel, zoals Mozes en alle profeten hebben onderwezen!
Hoofdstuk 8: De dreigende hogepriester wordt streng terechtgewezen door de Romeinse rechter. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[7] Dat u er als rechter meer op uit bent om vastgelopen mensen aan de hand van de wet niet zozeer te bestraffen als wel te verbéteren, dat is in feite reeds een hemelse deugd van uw innerlijk, want u houdt zich daardoor aan de voor alle tijden geldende grondwet van de naastenliefde, die luidt: 'Wat u redelijkerwijs niet wilt dat u geschiedt door menselijk toedoen, dat mag u ook een ander niet aandoen!' U bent aldus verantwoord, zowel tegenover God als tegenover de mensen, zodat het geenszins nodig is, dat u zich zorgen maakt over wat nu eigenlijk goed is en wat kwaad!
Hoofdstuk 22: De Romeinse rechter spreekt woorden van waardering. Jezus voert het woord over de maatschappelijke wetten van de staat en over de goddelijke wet van de naastenliefde. - Jakob Lorber - Drie dagen in de tempel
[14] Alleen maar als hij begint te vliegen heeft hij zijn vleugels nodig om omhoog te komen, maar tijdens het vliegen wordt hij lichter en lichter, waarbij hij dan zijn vleugels niet meer voor het dragen gebruikt, maar alleen om zich voort te bewegen.
Hoofdstuk 4: De inwendig lichamelijke opbouw van duiven en andere vogels - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[4] Bedenk, dat ook de onopgemerkte vlieg niet tot de ongetelden behoort. Want als Mij de atomen van het licht en de monaden van de ether door alle oneindigheden en eeuwigheden heen precies naar hun getal bekend zijn, hoe zou dan een vlieg dat niet zijn, voor wier ontwikkeling meer dan een heel miljard atomen nodig zijn ?
Hoofdstuk 14: De vlieg - Jakob Lorber - Geheimen der natuur
[9] Deze rweede jullie getoonde manier (dit is het aanwenden van grovere zonbestraalde suikers) werkt bij een juist gebruik en vol geloof en vertrouwen op Mijn daadwerkelijke hulp net zo goed als de eerste en is gemakkelijker te realiseren. Alleen heeft zij wat meer tijd nodig; dat doet echter niet terzake.
Hoofdstuk 5: Dieet - Jakob Lorber - De geneeskracht van het zonlicht
[34] De ganse goddelijkheid met al haar krachten en werkingen, met haar eigen wezen, haar opstijgen en doordringen der dingen en haar ver­anderingen, is de algehele wording, baring. Alles wordt omvat en is be­grepen in den Geest des Woords. Zoals de geest het woord vormt en het woord uitzendt, zo is er ook in de natuur een doordringen, opstijgen, worstelen en overwinnen en wel in dezelfde mate. Want toen de mens in de zonde viel, werd hij uit de innerlijke geboorte overgezet in de twee andere, voornoemde geboorten. Deze omvingen hem al spoedig en waren één met hem, alsof de mens hun eigendom was; de mens ontving al spoedig den Geest en alles, wat voortkwam uit de siderische en uiterlijke geboorte. Daarom spreekt de mens alle woorden uit, zoals de natuur het hem ingeeft, want de geest des mensen, die wortelt in de siderische geboorte en van één hoedanigheid is met de ganse natuur, is zoals de natuur zelf. Wanneer hij iets ziet, zo geeft hij dat de naam naar zijn eigenschap. Doet hij dit echter, dan moet hij zich ook in een dergelijke vorm indenken en zich zo gedragen, als datgene, wat hij benoemen wil, zich gedraagt. Dit is de kern van het ganse goddelijke verstand. Ik schrijf dit niet, en ik breng dit ook niet aan het licht, opdat onmiddellijk iemand mij zou naschrijven en het, naar zijn goeddunken, zou openbaren en als heilige waarheid zou uitspreken. Hoort toe. Daarvoor is iets meer nodig. Uw animalische geest moet vooraf met de innerlijke geboorte in God in overeenstemming zijn en in het Licht staan, opdat hij de siderische geboorte juist kan onderscheiden en vrije toegang heeft tot alle drie de geboorten. Anders kunt ge geen heilige en klare filosofie schrijven, maar ge zult bevonden worden een spotter te zijn. Ik wil gaarne aannemen, dat de duivel verheugd zou zijn, wanneer hij slachtoffers zou maken. Menigeen heeft door hem moeten lijden en hij probeert talloze malen, of hij over de mensen kan zegevieren. Maar ik zal niet ophouden, bekend te maken, wat ik moet bekend maken. Het is nu de tijd, dat de waarheid zich baan zal breken. Wie nu slapen wil, zal toch worden wakker geschud door het grimmige stormweder. Opdat nu een ieder acht geve, wil ik dit alles, naar de wil en de stuw­kracht des geestes getrouwelijk mededelen.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[3] Opdat ge echter moogt verstaan hoe alles geschiedde, zo wil ik alles na elkander, in de juiste volgorde beschrijven, opdat ge de diepte en de grond van dit geheimenis zult verstaan. Ik wil beginnen bij de aarde, vervolgens behandelen de ruimte rondom de aarde, ten derde spreken over het ontstaan der sterren, ten vierde over de zeven hoofdeigen­schappen der planeten en hun hart, hetwelk de zon is; ten vijfde spreken over de vier elementen, ten zesde over de uiterlijke, stoffelijke, zichtbare geboorte, die uit dit gehele gebied voortkomt en ten slotte over de wonderlijke verhoudingen en de bekwaamheid van de gehele natuur. Hierbij wil ik alle navolgers van de heilige en hooggeleerde kunsten, van de astrologie en de theologie uitnodigen. Ik wil hun de oorzaak tonen en het bewijs dezer dingen geven. En al heb ik niet gestudeerd als zij, daar­over maak ik mij geen zorgen. Zij zullen nog zoveel te leren hebben, dat menigeen van hen nodig zal hebben, om dit te doorgronden en te ver­staan. Ik heb hun wijze van doen niet nodig, noch hun scholing; ik heb niet van hen geleerd, maar heb een andere leermeester en deze is de natuur zelve. Uit haar en van haar heb ik filosofie, theologie en astro­logie geleerd en niet van of door mensen. Dewijl echter de mensen goden zijn en het inzicht ontlenen aan God de Vader, uit Wien zij voortge­komen zijn, en in Wien zij leven, zo veracht ik hun filosofie, astrologie en theologie zeker niet. Want ik meen, dat deze menigmaal op ware grondslag rust en ook wil ik mij beijveren, hun formules over te nemen. Want ik moet erkennen, dat zij hierin meer zijn dan ik en dat ik uit hun formules mijn eerste inzicht en kennis heb opgebouwd. Ik wil die for­mules ook niet verdraaien of verbeteren; dat kan ik ook niet; ik heb ze nooit geleerd en laat ze dus in hun waarde. Maar ook wil ik niet geheel afgaan, op wat zij leren, maar ik wil als een ijverige knecht de aarde doorwroeten, opdat ik deze gehele boom met wortel, stam, takken, twijgen en vruchten kan zien. Zodoende zal mijn schrijven niets nieuws voor u bevatten; uw filosofie en de mijne zullen dezelfde zijn. Zij zullen zijn als één boom, die enerlei vrucht draagt.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] (In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Joh. 1:1) Dit vers heeft al heel wat veelsoortige onjuiste verklaringen en interpretaties ten gevolge gehad. Uitgesproken godloochenaars maakten zelfs juist van deze tekst gebruik om daarmee met nog meer succes Mijn goddelijkheid te bestrijden, omdat ze het bestaan van het opperwezen over het algemeen verwierpen. Wij willen het nu niet over deze kunstgrepen hebben, waardoor de verwarring slechts groter in plaats van kleiner zou worden, maar meteen met de kortst mogelijke uitleg voor den dag komen. Deze uitleg, die zelf licht is, in het licht van Het Licht, zal vanzelf de dwalingen bestrijden en te niet doen.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[20] Door die strijd ontstaat wrok en tenslotte haat tegen de diepste grond van al het bestaan, en daaruit volgt dan haat tegen het lage nederigheids of afhankelijkheidsgevoel. Daardoor wordt echter het hoogheidsgevoel verlamd en verduisterd, en Gods oerlicht in het geschapen wezen gaat over in nacht en duisternis. Deze nacht weet nauwelijks meer iets af van Gods licht in zichzelf en verwijdert zich daardoor van de diepste grond van zijn bestaan en ontstaan, alsof hij blind is en toch nog zelfstandig, en hij wil dat in zijn verblindheid niet toegeven.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] (En het licht schijnt in de duisternis en de duisternis begrijpt het niet. Joh. 1:5) Hoewel Gods licht haar uiterste best doet, en al haar licht Iaat schijnen om deze nacht weer om te vormen in het echte licht van God, herkent die nacht, die zelf uit het licht van God ontstaan is, maar nu geen werkelijk zicht meer heeft, dit licht van God toch niet.
Hoofdstuk 1: Uitleg van de eerste verzen. (2.8.1851) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] (Dat was het waarachtige licht, dat alle mensen verlicht, die op deze wereld komen. Joh. 1:9) Niet de getuige, maar zijn getuigenis en Degene, van Wie hij getuigde, waren de echte bron Die vanaf het begin alle mensen die in deze wereld komen licht en leven heeft gegeven, en hen nog steeds meer leven en licht geeft. Daarom staat in het negende vers, dat Dat het ware en echte licht is en was, Dat alle mensen in het oerbeginsel vorm gaf voor het vrije bestaan, en Dat nu kwam om dat bestaan in alle volheid te verlichten en weer aan Zichzelf gelijk te maken.
Hoofdstuk 2: De oude en nieuwe getuige, Johannes de doper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...