Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1957 resultaten - Pagina 31 van 131

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[1] IK zeg: "Mijn vriend, je wilt iets te weten komen wat jij noch iemand anders eigenlijk hoeft te weten, omdat dat enkel en alleen Mijn zaak is, wat zoveel wil zeggen als: het is een zaak van de eeuwige Vader in de hemel, dus een orde waarop zelfs Ikzelf in lichamelijk opzicht geen uitzondering mag, kan en zal maken!
Hoofdstuk 75: Pijn, ziekte en dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] ROCLUS zegt: 'Ja Heer en Meester over alle wezens en dingen, doordat U zo genadig bent om deze dingen uit te leggen, staat dit nu voor mij natuurlijk allemaal in een ander licht en menig raadsel dat ik vroeger niet kon oplossen, is me nu volledig duidelijk! Ja, nu begin ik ook een beetje te begrijpen wat een mens eigenlijk is, en wat hij in deze wereld te zoeken heeft en na moet streven en volgens Uw woord ook kan bereiken en eigenlijk moet bereiken! Ja, om zich aan Uw geboden te houden en letterlijk Uw wil te vervullen, is nu natuurlijk iets dat zeer gelukkig maakt en heel eenvoudig is; want nu ziet men overduidelijk wat men van U uiteraard krijgt! Want als ik een plaats, hoe ver ook verwijderd, voor me zie en zo rechtstreeks mogelijk naar deze plaats toeloop, dan moet ik hem tenslotte toch eens bereiken!
Hoofdstuk 77: Over juiste en onjuiste ijver - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Dat werd ROCLUS nu toch een beetje al te bont en hij zei totaal perplex: 'Neen, mijn anders zo lieftallige en zeer wijze jongen, dat gaat bij jou vast en zeker niet op natuurlijke wijze! Over het eten van het vlees wil ik eigenlijk helemaal niets zeggen; maar dat je, een wolf overtreffend, ook met beenderen, die geen enkel ander mens toch ooit eet, zo snel klaar bent, -weet je, dat wordt me nu toch al te grijs, nu moet je me deze zaak toch eens nader verklaren!"
Hoofdstuk 80: Raphaël eet veel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Toen Roclus en zijn vrienden dit zagen, waren ze perplex en ROCLUS zei: 'Nee, jonge vriend, met jou kun je beter maar niet samen ergens te gast zijn, want het zou uiteindelijk wel eens mogelijk kunnen zijn, dat je je ook over je medegasten ontfermt! Veroorloof me deze zachtmoedige opmerking, waarmee ik je eigenlijk niets anders wil zeggen dan: Als je ook ons wilt eten, doe het dan liever vlug, opdat we niet lang vol angst op ons einde hoeven te wachten! Nee, ik wilde van die acht vissen van de grootste soort die er in de Galilese zee voorkomen, niets zeggen, ook niets van mijn zeven achtste lam, beenderen inbegrepen, ofschoon dat al -het spijt me dat ik het zeg -een ontzettend abnormale vorm van vraatzucht is; maar het eten van een minstens tien pond zware steen is iets, dat ons allen geheel terecht met ontzetting vervult! Waar moet dat uiteindelijk naar toe? Dat gaat ons weliswaar weinig of niets aan; maar, ofschoon je in naam van alle goden alle bergen van de aarde kunt verslinden, willen wij toch liever geen getuigen zijn van jouw ontzettende vraatzucht! Begrepen, mijn beste jonge veelvraat?"
Hoofdstuk 80: Raphaël eet veel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Ik ben ook wel een mens zoals jij, en het ontbreekt mij voorlopig aan geen enkel zintuig en ik heb ook alle ledematen die bij een lichaam horen; maar mijn lichaam is heel anders dan het jouwe; dat van jou is nog sterfelijk dat van mij niet! Jij kunt je als ziel en geest niet van je lichaam ontdoen wanneer je dat wilt, het niet oplossen en het niet van het ene moment op het andere veranderen in je geestelijk element; ik kan dat echter wel. In feite ben ik eigenlijk puur geest, ondanks mijn schijnbare lichaam; jij bent echter nog bijna geheel puur vlees en zult nog heel wat voor jezelf moeten doen, tot je je in je lichaam als een rijpe en vrije ziel zult gaan voelen.
Hoofdstuk 81: Het verschil tussen Raphaël's persoon en wezen en dat van de aardse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] ROCLUS zet grote ogen op en zegt: 'Ach zo, nou ja, zoals ik al dacht! Je bent dus -zoals men dat zegt -slechts een tijdelijk met een schijnbaar lichaam beklede geest uit de hemelen, die hier is om de Heer der heerlijkheid tijdelijk te dienen en Zijn wil ten uitvoer te brengen?! Ja, ja, zo is dat dus, ja, dan is er natuurlijk wel een immens verschil tussen ons, en dan kan ik met jou eigenlijk geen aards woord meer spreken!"
Hoofdstuk 81: Het verschil tussen Raphaël's persoon en wezen en dat van de aardse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] IK zeg: 'Wat je nu zegt is goed en juist! Maar Ik moet je er wel bij zeggen, dat juist omdat Ik Heer ben van de tijd, en de tijd vanuit Mijzelf verdeeld en vastgesteld heb en Ik in zekere zin de tijd eigenlijk Zelfben en omdat deze niets anders is dan Mijn hoogst eigen onveranderlijke orde, is het Mijzelf nagenoeg onmogelijk om in strijd met de tijd te handelen; want als Ikzelf in zou gaan tegen Mijn orde, dan zou je spoedig nog maar heel weinig van al die schepselen zien wier bestaan afhankelijk is van Mijn eeuwig onveranderlijke orde.
Hoofdstuk 91: Alles heeft zijn tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Ik regel de tijd overal en ben het eeuwige gericht daarin; maar in de heilige sfeer van de liefde bestaat eigenlijk geen tijd meer, en Ik kan alleen aan de liefde altijd nog iets toevoegen. En het blijft precies bij datgene wat Ik nu gezegd heb! Laat Marcus ons nu meer wijn brengen, opdat we de koelte van de nacht beter kunnen verdragen; want we blijven ook deze nacht buiten!"
Hoofdstuk 91: Alles heeft zijn tijd - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Schouderophalend zegt FLORAN: "Dit huidige grote drinkgelag, want dat is het, komt me ook een beetje merkwaardig voor! Eigenlijk komt deze hele zaak nu op me over, alsof ik iets van een verborgen duivelse streek begin te ruiken! Met helemaal zuiver goddelijke dingen schijnt het daar niet toe te gaan! Wel, moet je kijken, hij heeft zich al weer ingeschonken! Ja, dat is werkelijk meer dan merkwaardig! En nu zo'n brok brood nadat hij een slok heeft genomen! Nou, nou, we zullen eens zien, als hij echt dronken is, wat hij dan aan zijn leerlingen zal geven!"
Hoofdstuk 92: De Farizeeën nemen aanstoot aan de vrolijke maaltijd van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] Maar dat je het voor mogelijk hield, dat ik me vanwege mijn te grote vraatzucht tenslotte zelfs ook aan jullie zou willen vergrijpen, zoals een hyena of een wolf, dat is wel een beetje onnozel van je! Ik vind dat jullie vanwege mijn geestelijke ontwikkeling en mijn voor jullie duidelijk zichtbare wijsheid wel beter hadden moeten weten! Ik kan niet alleen maar een steen eten zoals jullie dat nu hebben kunnen zien; die manoeuvre zou ik ook met hele bergen en planeten kunnen uitvoeren, waarvoor ik voldoende macht zou bezitten! Alleen, wanneer ik niet wijs zou zijn en de macht zou hebben die me nu eigen is, zou ik handelen volgens een blinde gedrevenheid, en dan zouden jullie in mijn buurt inderdaad je bestaan en je leven niet zeker zijn! Maar de oereeuwige wijsheid van God, van waaruit eigenlijk mijn hele wezen is gevormd, gebiedt mij bovenal om alle door de kracht en almacht van God geschapen dingen in stand te houden, daar mag eeuwig geen atoom van verloren gaan en kan ook niet verloren gaan, omdat Gods wil en Zijn alziend licht-oog altijd de eeuwige en oneindige ruimte van het grootste tot het kleinste geheel doordringt en er in werkzaam is; en daarom is jouw vrees voor mijn door jullie veronderstelde vraatzucht volledig ongegrond! -Roclus, heb je deze woorden enigszins begrepen?"
Hoofdstuk 81: Het verschil tussen Raphaël's persoon en wezen en dat van de aardse mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] Maar als iemand alleen maar op basis van horen zeggen en door blind geloof, dat eigenlijk bijgeloof is, zo'n voorziening treft, en daarvan ook zou merken dat deze soms werkt, maar niet weet waarom en op wat voor gebied deze werking volgens de natuur plaatsvindt, en tot waar deze zich uitstrekt en noodzakelijkerwijs haar grenzen heeft, -dan zal zo iemand, die op grond van zijn eerste levensontwikkeling ook heel gemakkelijk de gevoeligheid voor dergelijke subtiele invloeden bezit, gemakkelijk zijn dwaze, materiële fantasieën en voorstellingen van allerlei aard als invloeden van natuurgeesten beschouwen en zich daardoor tot een verschrikkelijk valse profeet verheffen en veel kwaads aanrichten, vooral als hij, als machtig vorst, middelen in handen heeft waarmee hij geweld kan aanwenden; en dan zijn er ook duizend duistere dwaalwegen mogelijk."
Hoofdstuk 87: Over sieraden van goud en edelstenen bij heersers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Zie, dit is, verstandelijk beredeneerd, datgene wat een jood, die weliswaar zeer ver afstaat van de waarheid van hoe het eigenlijk is, in feite onder het begrip 'satan' en 'duivel' zou moeten verstaan; maar omdat hij het niet begrijpt, ziet hij 'satan' en' duivel' als een geestelijk gepersonifieerde kwade wilsmacht, die er het grootste behagen in schept om de mensen van de weg af te brengen waarop zij zich binnen Gods orde bewegen.
Hoofdstuk 94: Raphaël verklaart voor Roclus de begrippen 'satan' en 'duivel' - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Als een ziel in het materiële vertoeft, dan gaan er na verloop van tijd ook steeds meer gelijkgezinde demonen aan de materiële levensweegschaal hangen, deze slaat steeds duidelijker door, het materiële wordt op die manier steeds zwaarder en het geestelijke natuurlijk geringer. En zie, zo blijkt dan, dat de 'duivels' van de joden of de 'demonen' van de Grieken uiteindelijk toch in de ziel, in de tijd dat deze zichzelf ontwikkelt, een zeer aanzienlijke schade kunnen aanrichten, zonder dat ze eigenlijk de wil hadden haar schade toe te brengen!"
Hoofdstuk 94: Raphaël verklaart voor Roclus de begrippen 'satan' en 'duivel' - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[7] Wanneer nu echter jouw ziel de een of andere geur van een zondige neiging inje uitstralende levenssfeer verspreidt en de reeds van het lichaam bevrijde, maar nog in eenzelfde lievelingsgeur verkerende zielen deze geur in jouw uitstralende levenssfeer als het ware ruiken, tenslotte op je afstormen en zich tegoed doen aan jouw overvloed, zonder eigenlijk te weten wat ze doen, maar enkel en alleen in steeds grotere getale op je afkomen omdat ze in jouw sfeer de kost vinden die ze wensen, dan is dat zeker niet onwijs van de Schepper, die eeuwig niets zozeer respecteert dan de onvoorwaardelijke vrijheid van iedere ziel. Immers, iedere ziel heeft toch altijd middelen genoeg in handen om zich van de ongewenste gasten te ontdoen, zo vaak en wanneer ze dat wil!
Hoofdstuk 96: Demonen en hun invloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[9] Geloof me, als je door een in en uit jezelf ontstane levensverkeerdheid de demonen niet lokt en aantrekt, dan zullen ze jou zeker niet aantrekken, verlokken en verleiden; heb je ze echter aangetrokken, dan heb je het aan jezelf te wijten als ze, zonder het eigenlijk te willen, door hun aandrang jouw ziel in diezelfde slechte neiging nog meer zullen verharden."
Hoofdstuk 96: Demonen en hun invloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...