Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1268 resultaten - Pagina 31 van 85

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[2] U alleen bent echter meer dan almachtig genoeg en hebt de hulp van Uw talloos vele engelen niet nodig en nog minder die van onze Romeinse legers; dan is het voor U toch heel gemakkelijk om de heimelijk tegen U werkende vorst van leugen en duisternis voor eeuwig zijn boosaardige praktijken af te leren! Wat doen wij mensen namelijk met een totaal onverbeterlijke misdadiger? Als terechte straf werpen wij hem in een zogenaamde eeuwig gevangenis, of wij brengen hem volgens de wet ter dood! Want een mens, die eenmaal een volmaakte duivel is geworden, kan veel beter van de aarde verdwijnen, dan dat hij voortleeft tot groot onheil van andere, betere medemensen. Doet U, o Heer en Meester, ook zo met de vorst van de leugen en de kwade levensduisternis, dan zal er rust en orde en waarheid, liefde en gerechtigheid op aarde heersen onder de mensen!'
Hoofdstuk 12: Over de materie en het gevaar ervan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[2] Veel van de talloze mensen op die sterren weten door hun engelen dat een ziel alleen hier op deze aarde het ware kindschap van God kan bereiken, maar alleen door een zwaar en moeilijk leven in het vlees. Wanneer ze dat willen, wordt het toegelaten dat hun zielen ook op deze aarde in het vlees verwekt worden. Zijn ze er echter eenmaal, dan moeten ze ook accepteren dat ze het voor een korte tijd moeten doormaken, omdat ze daardoor voor eeuwig de triomf van de volle gelijkenis met God bereiken; en daarvoor kunnen ze zich ook wel iets laten welgevallen, aangezien Ik uit liefde voor Mijn kinderen Mijzelf vrijwillig ook heel veel laat welgevallen, en Mij nog iets heel groots en bitters zal moeten laten welgevallen, tot heil van Mijn kinderen.
Hoofdstuk 16: Over het incameren van bewoners van de sterren (26.10.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Wanneer dus de Heilige Geest werkelijk zoals een ander schepsel als een op zichzelf staand wezen uit zou gaan van de Vader en de Zoon, dan zou hij klaarblijkelijk een God van de tijd en niet van de eeuwigheid zijn! Een dergelijke God zou dan evenwel, zoals al het tijdelijke, mettertijd kunnen ophouden te bestaan! Maar als dat zo zou zijn, wie zou dan aan alle mensen en engelen een eeuwig bestaan kunnen geven en dat in stand houden?!
Hoofdstuk 26: Het wezen van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Wanneer jullie echter in het vervolg zulke bezetenen zullen aantreffen, moeten jullie hun in Mijn naam de handen opleggen, dan zullen de slechte geesten de bezetene verlaten. Mochten jullie echter iemand tegenkomen die door een hardnekkige geest bezeten is, bedreig dan die geest, dan zal hij onmiddellijk gehoorzamen aan wie hem ernstig en in vol geloof in Mijn naam bedreigd heeft! Want waar Mijn leer door jullie aan de mensen verkondigd wordt, is het niet meer nodig dat ook de duivels vanuit het vlees van een bezetene het geheel vervallen geloof bij de mensen moeten oprichten. Waar engelen onderwijzen, moeten de duivels op de vlucht gejaagd worden!
Hoofdstuk 32: De Heer verklaart het wezen van bezetenheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[1] Nu kwam weer één van de in Emmaüs bekeerde Farizeeën die een schriftgeleerde was, naar voren en zei: 'Heer en Meester! Wij weten nu wel hoe het naar waarheid gesteld is met de bezetenen en wie in de grond van de zaak de boze geesten zijn, waardoor hier en daar het lichaam van een mens in bezit wordt genomen; maar in de Schrift wordt niettemin heel nadrukkelijk gesproken over de werkelijke, aartsboze duivels en over hun vorst, satan, en tevens gezegd dat satan, die ook Lucifer genoemd wordt, en een ontelbaar groot aantal engelen die zich naar hem gericht hebben door God verstoten zijn en in het eeuwige hellevuur zijn geworpen.
Hoofdstuk 34: Het wezen van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] God heeft echter al sinds eeuwigheid Zijn gedachten als het ware buiten Zichzelf geplaatst en ze door Zijn almachtige wil van een lichaam voorzien. Deze belichaamde gedachten en ideeën van God zijn echter strikt genomen geen lichamen, maar het zijn geestelijke dingen die zich in het gericht bevinden en rijpingsvaten ten behoeve van een zelfstandig 'zijn'. Het zijn dus schepselen, bestemd om als het ware uit zichzelf en uit eigen kracht eeuwig voort te leven naast Mij, de voor hen zichtbare Schepper.
Hoofdstuk 34: Het wezen van satan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Jullie hebben zojuist nog heel veel mooie sterren aan de hemel zien stralen, en ook in het westen zagen jullie sterren, die diep in de nacht hebben geschitterd. Kijk, die gingen als goede boden vooraf aan de nog zichtbare boden van de ochtend en werkten tijdens de nacht; en dat is nu jullie taak!
Hoofdstuk 46: Het gericht van het heidendom (8.12.1860) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Ik zei: 'Dat stelt geen speciale heerser over veel landen en volkeren voor, maar alleen de zichtbare persoonlijkheid van de antichrist. Dat drievoudige kruis staat voor Mijn leer, die in die tijd drievoudig vervalst aan de koningen en hun volkeren opgedrongen zal worden: vals in het woord, vals in de waarheid en vals in de werkelijk toepassing.
Hoofdstuk 47: De toekomst van Rome en van de antichrist - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[6] Maar tegelijkertijd merken jullie ook dat een nog heel groot, duister deel zich ook inspant om het kleed van het licht over hun zwarte kleed aan te trekken, en daarvan en daarmee uit eigenbelang en heerszucht nogmaals een nieuw antichristelijk heidendom te maken; maar Ikzelf laat Mijn toom, dat wil zeggen het vuur van Mijn waarheid, over hen losbreken, en Mijn engelen van de nieuwe aarde storten zich als het ware met vlammende zwaarden op hen en jagen elke verdere duistere poging op de vlucht en de afgrond van de algehele vernietiging in.
Hoofdstuk 48: Over het duizendjarige rijk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Maar wee de valse leerlingen en profeten die zich net als de Farizeeën en hogepriesters door de mensen zullen laten eren en dat zelfs wettelijk van de mensen zullen verlangen! Waarlijk, die zullen als dieven en rovers beschouwd worden en eenmaal voor de ogen van alle engelen te schande gemaakt worden! Hoe meer eer ze voor zichzelf in deze wereld zullen opeisen, des te meer van de ergste schande zullen ze eenmaal te verwachten hebben.
Hoofdstuk 50: De dankbaarheid van de Romeinen tegenover Maria van Magdala - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Maar bij de aartsvaders was dat heel vaak het geval, en af en toe gebeurde dat ook nog in deze en ook in de vorige eeuw. De moeder van Mijn lichaam en Mijn pleegvader Jozef, en ook de oude Simeon, Anna, Zacharias, zijn vrouw Elisabeth en zijn zoon Johannes en nog enkele anderen zijn door de engelen uit de hemelen opgevoed, en wel op directe wijze; maar degenen die Ik hier noem zijn door hun ouders vanaf hun geboorte ook in de grootste zedelijke en zielereinheid opgevoed, en dat is bij jullie wereldse kinderen eigenlijk nooit het geval geweest.
Hoofdstuk 68: Het opvoeden van kinderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[15] Want hoe konden zelfs de meest volmaakte engelen en ook de vroomste mensen van deze en alle andere aarden de God, die ze nooit gezien hadden en daarom ook nooit begrepen, in waarheid verheerlijken door een ware en levende liefde voor Hem? Want er werd altijd gezegd: 'Niemand kan God zien en daarbij het leven behouden; want de zuivere Godheid is in Zichzelf een verterend, eeuwig vuur!' Dat vuur is nu in Mij bedekt en getemperd door dit lichaam van Mij, en nu geldt niet meer: 'Niemand kan God zien en leven!', maar: 'Van nu af aan zal iedere engel en mens God kunnen zien en leven; en wie God niet zal zien, zal een heel ellendig en gericht leven hebben! ,
Hoofdstuk 57: Overeenkomst tussen de microkosmos en de macrokosmos De redenen voor de menswording van de Heer op deze aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Ik zei: 'Dat zou inderdaad heel gunstig voor hen zijn; maar ze zouden niet in staat zijn om het onderricht van zo'n leraar op te nemen, omdat hun hart en hun ziel al met teveel wereldse dingen volgepropt zitten. Deze jongeren hebben echter een zeer kuise geest en zijn zedelijk onbedorven; iedere zonde is hun nog vreemd en ze hebben veel nood en ellende doorgemaakt en moesten gewend raken aan allerlei ontberingen, waardoor ze ook vrij zijn geworden van alle begeertes, waar kinderen van rijke ouders aan onderhevig zijn. Hun zielen zijn zodoende zuiver als van engelen; daardoor kan de goddelijke geest in hen zich ongehinderd ontvouwen. En zie! Dat is dan ook de reden dat ze reeds als kinderen door een zeer hoge engel onderwezen kunnen worden; want alleen zulke zeer zuivere en geheel en al onbedorven zielen kunnen direct door de engelen van de hemel onderwezen worden. Maar bij kinderen als die van jullie is dat in het gunstigste geval slechts indirect mogelijk.
Hoofdstuk 68: Het opvoeden van kinderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[13] Het zou wel uitermate goed zijn voor de mensen, hoewel het voor het bereiken van de zaligheid en het eeuwige leven niet absoluut noodzakelijk is; want bij Mij en zodoende ook in de hemel is er oneindig veel meer vreugde over een zondaar die boete doet en zijn leven werkelijk betert, dan over negenennegentig rechtvaardigen die nooit boetedoening nodig hebben gehad, zoals Ik jullie al eens gezegd heb. Doe daarom wat Ik jullie leer, dan zullen jullie leven; want Ik, die dat tegen jullie zeg, ben meer dan alle engelen van de hemelen, en derhalve zeker ook Mijn leer!'
Hoofdstuk 68: Het opvoeden van kinderen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Want kijk! De mens is als een reiziger die op een sombere dag reist, wanneer er dichte nevels over dalen en bergen liggen. Hoewel zulke nevels de hele overigens prachtige omgeving totaalonzichtbaar maken, bestaat die omgeving wel; alleen kunnen de zuivere beelden daarvan het oog van de reiziger niet bereiken, en kan hij zich dus ook geen voorstelling vormen van wat de dichte nevel voor zijn ogen verbergt. Hij kijkt wel naar de weg en ziet aan de maar vaag zichtbare tekenen op de weg dat hij waarschijnlijk wel op de goede weg loopt. Maar vaak komen er zijwegen en die vervullen hem dan weer met vrees en zorg, omdat hij niet precies kan weten welke weg eigenlijk de goede is. Hij wacht, of er niet een andere reiziger hem tegemoet of achterop komt. En er komen er ook wel enkelen; maar het vergaat hun net als hem, die van hen wilde horen welke de goede weg is. De één denkt dat de middelste weg waarschijnlijk wel naar de genoemde plaats zal leiden; een ander zegt dat het de plek is waar de weg naar de genoemde plaats naar rechts buigt; een derde beweert het tegendeel, en een vierde geeft de volgende mening: 'We weten hier geen van allen de weg; laten we daarom rechtsomkeert maken en in de plaats blijven vanwaar we vertrokken zijn, tot de nevel optrekt; daarna kunnen we met zekerheid onze tocht beginnen!'
Hoofdstuk 77: Gelijkenissen van het rijk Gods - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...