Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

4159 resultaten - Pagina 31 van 278

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[2] Wie Mozes niet op die manier begrijpt, moet hem ook helemaal niet lezen. Want als hij hem leest en verkeerd begrijpt, moet hij tenslotte na enig nadenken helemaal in de war raken. Hij gaat zich dan echt ergeren over de onlogische domheid van Mozes en over de misschien zelfs boosaardige domheid van al degenen, die zo'n onlogische dwaze leer , als door de geest van God ingegeven, de mensen te vuur en te zwaard opdringen, zonder er enige rekening mee te houden dat het hen zelf ook als een zeer grove dwaasheid voorkomt.
Hoofdstuk 222: Het einddoel van de schepping. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Mozes en Aäron zullen best heel zuiver geleefd hebben naar de hen door de Goddelijke geest geopenbaarde leer; of zij echter in hun harten de van God komende leer ook zo begrepen hebben als U het ons nu hebt uitgelegd, is een grote vraag en erg te betwijfelen. Want men kan een vreemde taal en haar schrift wel goed en juist overschrijven, zonder daar ook maar iets werkelijk van te begrijpen.
Hoofdstuk 223: De mening van Cyrenius over het scheppingsverhaal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Wie echter eenmaal zelf kan gaan, die behoeft men toch niet meer als een pasgeboren kind naar een plaats te dragen die men met het kind en voor het kind bereiken wil, maar men wijst hem de snelste en zekerste weg naar de plaats van bestemming. Als de gezonde en op stevige voeten staande mens die weg wil gaan, dan zal hij het doel ook veilig en zonder gevaar bereiken. Maakt hij echter vrijwillig omwegen, nou, dan heeft hij het aan zichzelf te wijten als hij het beoogde doel vaak veellater, moeilijker en moeitevoller bereikt.
Hoofdstuk 224: De val der geesten, de val van Adam en de erfzonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Jij denkt weliswaar bij jezelf: 'Ei, hoe kan een klein, slechts moreel, voorschrift of het gehouden wordt of niet, op de gezamenlijke natuur van de mensen nu zo'n wezenlijke invloed hebben? Adam zou zonder het domme genot zeker net eender de vleselijke Adam gebleven zijn, als hij het door het genot van de appel gebleven is, en hij zou eenmaal zeker net zo goed vleselijk hebben moeten sterven, als nu nog alle mensen!'
Hoofdstuk 224: De val der geesten, de val van Adam en de erfzonde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Dat is ook de reden van de pijnlijke bevallingen bij de vrouwen, en ook van de meestal zeer pijnlijke wijze waarop het sterven bij mensen plaatsvindt. Want een natuurziel die al door de zaadstroom van de man verwond is, verbindt zich direkt heel hardnekkig met het vlees van de moeder en moet tijdens de geboorte steeds met geweld, onder het verscheuren van allerlei banden, uit haar lichaam ter wereld komen. Maar kinderen zoals Isaäk en nog een aantal anderen op deze wereld zijn volledig zonder dat de moeder pijn voelde ter wereld gekomen.
Hoofdstuk 226: Wereldse zorgen en hun kwade gevolgen voor de ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Allemaal goed en wel, maar waar blijft dan de absolute zelfwerkzaamheid, die alleen maar in staat is een geschapen wezen tot volle onafhankelijke vrije zelfstandigheid te brengen? Kijk, zonder deze uitgesproken volle onafhankelijke zelfstandigheid zou ieder geschapen wezen een zuivere machine blijven, die slechts door de wil en volgens het vrije verstand van de machinemeester aan het werk gaat!
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Als een mens zover komt, staan zonder meer op dat moment, zoals men dat pleegt te zeggen, alle zeven hemelen voor hem open, en daaruit kan hij dan bewijzen halen zoveel hij maar wil. En op deze wijze is alles dus geregeld.
Hoofdstuk 227: De val der geesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] "Uit deze hopelijk tamelijk voor de hand liggende voorbeelden moet nu toch wel duidelijk geworden zijn, waarom een bestaan zonder een anti-bestaan eigenlijk geen bestaan zou zijn, zoals de kracht van onze reus in de vrije luchtruimte eigenlijk geen te gebruiken kracht zou zijn. Daarom moet ieder bestaan een anti-bestaan hebben om zelf te kunnen werken.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] En daarom moet ook het volmaakte bestaan van God zelf in ieder opzicht ook plaats bieden aan de verfijndste tegenstellingen, omdat het zonder die tegenstellingen eigenlijk geen bestaan zou zijn. Deze tegenstellingen zijn verwikkeld in een ononderbroken strijd, maar steeds zo dat de onafgebroken overwinning van de ene kracht ook steeds dient als steun voor de in zekere zin overwonnen kracht, zoals wij dat gezien hebben bij de voortdurende overwinning van de vaste bodem over de bewegende zwaartekracht van onze reus.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Welaan, als dus een kracht, in een zich vrij bevestigend wezen, door haar overwegend hardnekkige streven alle andere tegenkrachten in haar sfeer tot een werkeloos zwijgen wil brengen en dat ook voor het grootste deel voor elkaar krijgt, dan doodt zo'n kracht zich in zekere zin zelf, omdat zij alle gelegenheden te niet doet waarbij zij haar kracht had kunnen gebruiken. Maar een kracht zonder een tegenkracht is zoals reeds gezegd, eigenlijk geen kracht, zoals wij dat met het eerder aangehaalde voorbeeld van de reus heel duidelijk hebben kunnen zien.
Hoofdstuk 229: De aard van satan. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] De materiewereld bestaat daarom voor ruim twee derde deel uit zielen, en één derde deel is omhulsel zonder ziel, als drager van de eerst afzonderlijke, en vervolgens steeds meer verzamelde, en tenslotte reeds heel concrete en rijpe zielelevens. De materie der omhulsels, of de vaste vorm aangenomen hebbende wil van God, is derhalve een verlossingsinrichting, waardoor de door de val van satan meegevallen afgezonderde geesten volgens de bestaande orde weer een volkomen zelfstandige vrijheid kunnen bereiken, -hoewel natuurlijk via een langere weg dan het tijdens de eerste periode zou zijn geweest.
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Ja, Ik zeg jullie, er zijn in de eindeloze scheppingsruimte al enige werelden, die hun dienst helemaal verricht hebben. Zij bestaan echter als hemellichamen toch verder en zullen ook verder bestaan als dragers van de nieuwe vrije wezens. Alleen zijn ze nu veel reiner en zuiverder en zij zijn ook in hun samenstelling onveranderlijk, zoals de onveranderlijke wil van God. Deze komt overeen met Zijn wijsheid en eeuwig onveranderlijke orde, die eveneens voor eeuwig onveranderlijk is en zijn moet, omdat zonder die onveranderlijkheid geen wezen duurzaam zou kunnen bestaan.
Hoofdstuk 232: Omhulsel en ziel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] EEN vraagt: "Wat voor gasten zijn er daar naast je huis nu nog wakker? Het is nu toch al ongeveer middernacht - en zitten er dan nog zoveel gasten voor je huis? Zijn zij misschien ook gered? Want de zee gaat vandaag erg hoog, zonder dat er nu zoveel wind staat."
Hoofdstuk 235: Marcus redt schipbreukelingen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Na behoorlijk van de wijn genoten te hebben, werd het nieuw aangekomen gezelschap behoorlijk levendig en begon - zoals men dat pleegt te zeggen -waarheden te verkondigen, zonder zich voor ons, die vlak naast hen zaten, te generen.
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[19] Dit rovers en moordenaarsgezelschap wordt echter op een keer door de straffende arm der gerechtigheid achterhaald en bestraft. Is het dan juist als de jonge man het lot moet delen van hen die hem met gloeiende ijzers tot mederover gemaakt hebben? Zo'n ongelukkige zou men zoveel mogelijk en op alle mogelijke manieren moeten trachten te redden, maar hem niet op 't laatst zonder enig medelijden, net als de werkelijke misdadigers, aan het kruis moeten hangen en hem de benen stukslaan. Men kan gemakkelijk en snel richten en verdoemen, vooral degene die het zwaard in de hand heeft, maar of dat juist is, -is een heel andere vraag!
Hoofdstuk 236: De uitoefening der naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...