Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9032 resultaten - Pagina 31 van 603

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[1] De rechter uit Kis zegt: 'Vriend, de beroemde Jezus van Nazareth houdt zich hier al een week of drie geregeld op, en zal waarschijnlijk hier nog een paar dagen blijven. Volgens mij is Hij een God die alle nog zo verborgen dingen zonneklaar weet, en Hij heeft ons daarvan al heel duidelijke voorbeelden gegeven; wat denk je er van, als we Hem hierbij eens te hulp riepen? Hij zou ons wel eens goed kunnen helpen, en dat nog te meer, omdat hij absoluut geen vriend is van de zwarte dieven en rovers die de tempel voor haar snode plannen ter beschikking heeft. Want ik heb met mijn eigen oren gehoord hoe hij de priesters en Farizeeën uit Chorazin en Kapérnaum naar de diepste Tartarus verwenst heeft. En daarom ben ik er van overtuigd, dat Hij ons klaarheid zal kunnen verschaffen.'
Hoofdstuk 235: Weerzien met de opperrechter. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[1] De opperrechter en de gewone rechter met Kisjonah, Baram, Jonaël, Jaïruth en Archiël gaan nu met Mij de kamer in en gebruiken ongeveer een half uur na zonsondergang samen met Mij en al de Mijnen een goed klaargemaakt, rijkelijk maal. De nog ongehuwde opperrechter schept een groot behagen in de oudste dochter van Kisjonah en zegt tegen Mij: 'Edele vriend, U weet hoeveel ik ondanks het verschil in godsdienst, respectievelijk leer der goden, van U hield omdat ik in U geen sluwe, eenzijdige Jood, maar een heel open en vrijzinnig en tevens veelzijdig ontwikkeld en in alle wetenschappen zeer ervaren mens gevonden heb.
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Daarom vertrouw ik U nu ook toe, dat Kisjonah's dochter mij buitengewoon goed bevalt. Zoals U wel weet ben ik echter een Romein, en zij zal ongetwijfeld een Jodin zijn, die haar mooie hand aan geen heiden, zoals wij door de Joden genoemd worden, geven mag. Raad mij eens, vriend, is daar nog iets aan te doen? Zou het onder geen enkele voorwaarde mogelijk zijn, dat zij mijn vrouw werd? Kom, doe mij eens een middel aan de hand!'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[17] Waarachtige goddelijke Jezus! Als U het goed vindt, dat Lydia mijn vrouw wordt, dan neem ik haar tot vrouw; maar als U daar ook maar het minste bezwaar tegen hebt, dan behoeft U dat maar te zeggen en mijn leven wijdt zich geheel aan het uitvoeren van Uw wil!'
Hoofdstuk 236: Het huwelijk van Faustus en Lydia. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[16] 'Zo', zegt Faustus, 'dus op deze manier wilt u zich uit de val bevrijden? Al goed, nu weet ik dan ook heel precies, wat ik met u moet doen! Uw verhoor is nu afgelopen; de misdaad is door honderd getuigen vastgesteld, en uw schuld is duidelijk! Meer zeg ik u niet en ik stel een ultimatum - de gerechtsdienaars staan buiten -
Hoofdstuk 237: Vervolg van de rechtszitting. (20.7.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[15] Verzorg Pilah op mijn rekening, maar geef de dertig voor deze nacht een goed bewaakt nachtverblijf; zolang de grot niet leeg is, kan ik hen de vrijheid niet geven; maar na de ontruiming kunnen ze gaan waar ze willen, omdat hun bereidwilligheid ons tot grote ontdekkingen heeft geleid.'
Hoofdstuk 238: Het verhaal van de diefstal. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[21] Faustus zegt: 'Goed, dan bent u morgen onze gids! Maar voor vandaag, respectievelijk voor deze nacht is de onderhandeling gesloten; want voor dit moment weten we allen genoeg!'
Hoofdstuk 239: De tempelschatten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Pilah moet hier blijven; want hij is al te goed voor dat soort zaken, waarmee kinderen van God zich zo weinig mogelijk moeten bezig houden. Ook behoef jij niet persoonlijk naar de twee aangeduide plaatsen mee te gaan, maar een commissaris is voldoende, als je hem de nodige volmacht geeft. Wij zullen ons intussen bezig houden met de verdeling van de panden en het teruggeven van de kinderen aan de betreffende ouders.'
Hoofdstuk 240: De afrekening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[9] Wie anders dan Faustus is het meest tevreden over deze regeling!? Want hij heeft er op drie manieren voordeel aan: ten eerste blijft hij bij Mij, ten tweede bij zijn jonge echtgenote die hij nu buitengewoon liefheeft, en ten derde heeft hij nu tijd om aan de keizer een instructief schrijven en een geleide en bestemmingsbrief op goed perkament op te stellen en al de gelden en schatten reeds de volgende dag naar de plaats van bestemming te versturen.
Hoofdstuk 240: De afrekening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zei: 'Beste vriend en broeder! ledere dag die met goede daden gevuld wordt is een echte sabbat, en op iedere dag waarop men iets gedaan heeft wat beslist goed is, heeft men alleen al daardoor een echte sabbat gevierd. Daarom moet je op deze sabbat zoveel goeds doen als je maar kunt en wilt, en het zal je zeker niet als zonde aangerekend worden, behalve door de slechte wereldse dwazen, die zelfs de wind vervloeken als hij op sabbat waait, en dat ook doen met de regen en de scharen door de lucht vliegende vogels. Zulke dwazen moeten ons nooit dienen als een te volgen voorbeeld, maar alleen als een bovenal afschuwwekkend voorbeeld. want zij vervloeken het goede en willen dat hun slechte daden door de hele wereld hoog geroemd worden! Nu weet je wat je op iedere sabbat moet doen!
Hoofdstuk 240: De afrekening. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Ook de voor de ouders vaak bittere vroege lichamelijke dood van hun kinderen vindt hierin zijn oorzaak; daarom moeten vooral naar aardse maatstaven rijke ouders er goed op letten, dat hun kinderen doelmatig voedsel gebruiken.
Hoofdstuk 242: Ons dagelijkse voedsel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[8] Daarom moet iedere rechter volgens Gods orde zelfs de grootste misdadiger niet met de lichamelijke dood, die nergens goed voor is, straffen, maar altijd kastijden volgens de zwaarte van de misdaad. Als hij dat doet is hij een op de hemel gerichte mensenrechter, doet hij dat echter niet, -een op de hel gerichte rechter, waarvoor hij in der eeuwigheid nooit loon van God zal ontvangen. Hij zal zijn loon ontvangen van dat rijk waarop zijn rechtspraak gericht was! -Nu weet je genoeg, en laat nu de schatten zorgvuldig opbergen! Morgen komen die uit Chorazin ook aan, en dan zal meteen de verdeling en de verzending van dit duivelsvuil plaats vinden. -Nu gaan we echter naar de eetzaal, want de avondmaaltijd wacht al op ons! Heus, deze hele geschiedenis geeft Mij al té veeloverlast, en Mijn tijd roept Mij dringend naar Nazareth!"
Hoofdstuk 1: Het kastijden van misdadigers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] FAUSTUS zegt: "Heer, ik zie zeer goed in, dat deze afschuwelijke geschiedenis U buitengewoon tegen moet staan, maar wat is er aan te doen als iets zich zo ontwikkelt? Voor het overige verzoek ik U, mijn Heer en grootste en beste Vriend, om hier niet eerder weg te gaan dan ik; want in de eerste plaats ben ik zonder U tot niets in staat, en ten tweede zou ik zonder U, ondanks mijn liefste vrouw, doodgaan van verveling! Daarom vraag ik U om deze plaats niet eerder te willen verlaten, dan wanneer ik met deze zeer lastige geschiedenis klaar ben! Ik hoop met Uw hulp morgen tegen de middag alles in orde te hebben!"
Hoofdstuk 1: Het kastijden van misdadigers - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] FAUSTUS zegt: "Laat hem gaan! Hij is een leerling van de Heer en daarom wil ik hem ontzien". En tegen Judas zegt hij: "Kom in de toekomst en vooral 's nachts -behalve als je keizerlijk taxateur zou worden - niet meer aan een goudstaaf, anders zul je wegens poging tot diefstal de wettelijke straf niet ontlopen! Heb je opperrechter Faustus goed begrepen?"
Hoofdstuk 2: Het hart van een dief. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Als Faustus zich nog eens om wil draaien voor een ochtendslaapje, arriveren reeds de leiders van de groep die de schat uit Chorazin moesten halen. Zij wekken hem en hij moet naar buiten, daar zijn ambt met zich meebrengt dat hij de schatten onderzoekt, taxeert en in ontvangst neemt. Als hij met dit werk klaar is, zijn wij ook allemaal opgestaan, en het morgenmaal, bestaande uit verse, goed klaargemaakte vissen, staat al op de vele tafels in de grote eetzaal. Zeer vermoeid van het werk komt Faustus aan de arm van zijn jonge echtgenote de eetzaal binnen en gaat naast Mij zitten.
Hoofdstuk 2: Het hart van een dief. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...