Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1361 resultaten - Pagina 31 van 91

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[15] Ik zei: 'Dat kan nog wel een poosje wachten; want de mens leeft niet van brood alleen, maar ook van ieder woord dat uit Gods mond komt. Ik moet werken zolang het dag is; als de nacht komt is er met dit volk niet goed om te gaan en te werken. De Farizeeën zijn nu wel weggegaan om opnieuw te overleggen of Ik misschien niet toch nog op een of andere manier te vangen ben. Daarom zullen ze snel weer terugkomen om het Mij lastig te maken. Maar daar staat een hele groep Sadduceeën, die het ook al op Mij gemunt hebben en zo dadelijk een gesprek met Mij gaan beginnen. Bij die gelegenheid zal het ook niet ontbreken aan de nodige Farizeeën en schriftgeleerden. Daarom blijven we in de tempel, omdat immers ook het volk zich hier ophoudt. Maar als iemand van jullie weg wil g4an om zijn lichaam te verzorgen kan hij dat ook doen; maar Ik heb liever dat jullie hier blijven.'
Hoofdstuk 196: De vraag naar de belastingpenning - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[1] Na Mijn nietsontziende toespraak begon het volk weer opnieuw te juichen: 'Als deze mens niet werkelijk Christus was en in zichzelf niet de volste goddelijke kracht zou bezitten, zou hij nooit de moed gehad hebben om deze tirannen zulke koeien van waarheden in het gezicht te slingeren! Ieder ander zouden ze al lang vastgegrepen en in woede verscheurd hebben; maar voor hem staan ze als schuldbewuste, grove misdadigers voor een onverbiddelijke rechter. Ja, ja, zo is het! Hij heeft hun niets anders dan de volle waarheid onverbloemd voor de voeten geworpen en hun, als hun heer, ook het reeds lang welverdiende loon voorgehouden. Dit tempelgespuis verdient dan ook niets beters dan zonder pardon vastgegrepen, naar de Jordaan gedreven en daar verdronken te worden als de echtste zondebokken van het hele, grote land der joden!'
Hoofdstuk 201: De Heer kalmeert het volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] En zie, deze toestand vol twijfel van de grof zinnelijke mensen is een ware straf voor hun zedelijke verdorvenheid, en het is goed zo! Want zonder deze bittere straf zouden de mensen steeds meer en dieper wegzinken in het gericht van de materie; en zo houdt de angst voor de dood van het lichaam hen daarvan af, omdat ze niet kunnen weten en beseffen wat er na de dood van het lichaam met hen zal gebeuren!
Hoofdstuk 218: De geesten vertellen over de wereld aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[7] Julius Caesar zei: 'Op deze aarde zal dat door mij beschreven gebied zich wel nergens bevinden, maar toch is het zo dat het plaatselijk overal kan zijn; want waar ik ben, is ook dat gebied. Zo langzaam aan heb ik wel geleerd dat de plaats, de omgeving en alles wat mij in onze wereld als schijnbaar levenloze materie omgeeft, uit mijzelf is gegroeid -zoals in zekere zin een boom uit de aarde- of met andere woorden: ikzelf ben de schepper van de wereld die ik bewoon. Ik en mijn vrienden bewonen daarom ook eenzelfde landschap, omdat wij eenzelfde liefde, dezelfde wil en derhalve ook eenzelfde denkwijze hebben; maar op dezelfde plek kunnen ook nog talloze andere geesten wonen, en ieder in een andere omgeving. Dat is het grote verschil tussen ons, geesten, en jullie, nog aardse mensen.
Hoofdstuk 219: Het leven van Julius Caesar aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[8] In het verre Opper-Egypte leven nog mensen die op de oervaderen lijken. Die zijn nog heer over de natuur, die hen moet dienen volgens hun wil. Maar om heer over de natuur te worden, moet de ware mens zich in zijn ziel niet ónder de natuur maar in de geest bóven alle natuur van de materie en het vlees verheffen. Want in de natuur van alle materie ligt het gericht, de onmacht en de dood; alleen in de geest ligt de eeuwige vrijheid, het ware leven en alle macht en soevereiniteit. En het bewijs dat dat zo is, heb Ik jullie buiten bij de zee geleverd.
Hoofdstuk 221: Adam en Eva, de eerste mensen van de aarde De pre-adamieten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[6] De macht, die de mens in het leven riep, kan naar mijn mening nooit wijs en goed geweest zijn, zoals ook nooit een mens wijs en goed genoemd kan worden, die de meest kunstige werken schept, om ze vervolgens, wanneer ze door zijn zorg en bemoeienis hun hoogste voltooiing bereikt hebben, weer te vernielen en de verfoeilijke brokstukken en resten geheel en al hun bestaan te ontnemen en direct daarop hetzelfde werkstuk weer opnieuw voor hetzelfde doel te maken.
Hoofdstuk 3: De geloofsopvattingen van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[16] Daarom ben ik werkelijk geen vijand van die beroemde Galileeër, omdat hij de arme mensen opnieuw geestdriftig maakt voor een leven van de ziel na de dood van het lichaam en hun een goede troost geeft; maar ik vind het niet juist, dat hij ons bij iedere gelegenheid als de grootste bedriegers van het volk aanwijst en als een man die voor wijs wil doorgaan niet bedenkt, dat hij in de grond van de zaak hetzelfde met het volk doet als waarvan hij ons beschuldigt. Als hij het volk alleen maar, zoals ik nu, de waarheid zou zeggen, namelijk zoals de oude ervaring die leert, dan zou hij waarschijnlijk niet zoveel aanhangers hebben als hij nu heeft.
Hoofdstuk 3: De geloofsopvattingen van de Farizeeën - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[8] Omdat de mensen nu echter in staat zijn steeds meer en meer kostbare schatten aan de aarde te ontlokken, om daarmee hun vlees de grootst mogelijke welvaart, behaaglijkheid en wellust te verschaffen, ligt daarin nu juist de sterk verhoogde activiteit van de vorst van de hel, welke op zichzelf het eeuwige gericht is en zodoende de dood van de materie en de daarmee gepaard gaande dood van die zielen, die zich om de eerder genoemde redenen door haar hebben laten vangen.
Hoofdstuk 12: Over de materie en het gevaar ervan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[10] Wil alleen maar datgene wat jij als waar erkent, en handel daar ook naar overeenkomstig de waarheid en niet om de een of andere wereldse reden voor de schijn, zoals de tempeldienaren doen en ook veel heidenen, dan heb je daardoor de hele hel en haar vorst in jezelf overwonnen! Alle boze geesten, die in alle materie aanwezig zijn, zullen je niet meer kunnen deren, en al zouden ze ook in een eindeloos groot aantal uit de materie van de gehele grote scheppingsmens op je af komen, dan zouden ze niettemin voor jou moeten vluchten als los kaf en als woestijnzand voor de machtige stormwind.
Hoofdstuk 12: Over de materie en het gevaar ervan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[14] Maar ik heb uit Uw weerwoord begrepen dat U toch wel heel buitengewone plannen en bedoelingen met de mensen hebt, anders zou U niet toelaten, dat er behalve de zuivere leer die U nu heeft gegeven en behalve Uw goed onderwezen leerlingen nog andere, valse opstaan en de mensen weer opnieuw misleid worden en in goddeloze duisternis geraken; zo kan ik evenwel niet meer verder spreken en zal ik mij nu weer helemaal op het luisteren toeleggen.'
Hoofdstuk 14: De verhandeling van de Heer over de toekomst van Zijn leer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[4] Kijk, zo'n leer heeft ieder volk ontvangen, en wanneer het die begint te vergeten, wordt het er direct weer aan herinnerd, voor een deel door opnieuw gewekte wijze mannen en voor een deel steeds door het eigen geweten, en zo kan niemand die verstand en gezonde geestvermogens heeft, zich helemaal verontschuldigen, als hij in strijd met de hem bekende wetten handelt. En wanneer iemand aan gene zijde in de toestand van zijn liefde en zijn vrije wil komt, zal hij tegenover God ook niet kunnen zeggen dat Hij deze of gene onrechtvaardig behandeld heeft; want aan degene die zelf wil geschiedt geen onrecht.
Hoofdstuk 17: De behandeling van de mensen aan deze en aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[22] Zelf verlicht zijn door Mijn genade is een groots en onschatbaar geluk voor de mens; maar nog duizendmaal waardevoller is het om met zijn levenslicht ook anderen te verlichten die in de duisternis wandelen, dat wil zeggen, wanneer ze het licht willen aannemen. Maar dat zij jullie ook steeds weer opnieuw gezegd: dat jullie de parels van Mijn leer niet voor zwijnen van mensen moeten werpen! Want de mens die eenmaal een echt zwijn is geworden, die blijft ook een zwijn! Want ook al luistert zo'n mens op een goed moment met welgevallen naar een waar en goed woord en neemt hij het ook op, dan gaat hij toch bij de eerstvolgende gelegenheid naar zijn oude poel terug en springt er met welbehagen in, en blijft nog steeds een zwijn. Aan zulke mensen valt dus geen evangelie te verkondigen, en voor dergelijke mensen heb Ik een ander evangelie, dat hun eigen natuur hun zal verkondigen onder veel pijn, gehuil en tandengeknars!
Hoofdstuk 14: De verhandeling van de Heer over de toekomst van Zijn leer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[12] Weliswaar zijn het juist de Indiërs, die dikwijls vele jaren lang de ergste pijnen met grote standvastigheid verdragen, omdat onze geloofsleer hun vertelt, dat God Zijn grootste behagen schept in hen, die langdurig de ergste pijnen met het grootste geduld, standvastig verdragen. Maar bij de aanblik van zulk dikwijls zeer gruwelijk lijden en zulke pijn verzet zich het gemoed van een mensenvriend die innerlijk onbevangen en vrij van vooroordelen is, en vraagt aan de Schepper van aarde en mensen: 'Almachtige en wijze God! Kunt U eigenlijk wel behagen scheppen in de onnoembare kwellingen en pijnen van Uw schepselen? Als de mensen verdwaasd zijn in hun denken en verstand, hebt U immers toch middelen genoeg om hen steeds opnieuw te verlichten, zoals U de eerstgeschapen mensen van deze aarde verlicht hebt!
Hoofdstuk 15: De toekomstige bevolkingsdichtheid van de aarde. De gebreken van de ouderdom - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[5] Op een bepaalde manier leven de zielen van de kwaden ook verder na de dood; maar dat is slechts een schijnleven net als dat van alle materie en net als het leven dat bepaalde dieren hebben, die de hele lange winter slapen in een onderaards hol en volkomen passief zijn.
Hoofdstuk 18: De poort van de hemel en het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
[7] Wie echter de hel in zich draagt, is doof en blind in zijn gemoed; alleen zo nu en dan herinnert zijn geweten hem eraan, anders zou hij de hel in zichzelf niet gewaar kunnen worden -want een hels geworden ziel is al zo goed als geheel in de dood door het gericht van al haar materie.
Hoofdstuk 18: De poort van de hemel en het rijk van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 8)
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...