Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1535 resultaten - Pagina 31 van 103

...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...
[9] Maar DE LEVIETEN zeiden: 'Met al onze slimheid krijgen we daar niets meer gedaan, - daar is het eens en voor al voorbij! Maar mochten jullie, heren van de tempel, dat niet willen geloven, ga dan zelf en laat je door zijn leeuwen verscheuren en opeten! Die beesten zijn zo afgericht dat zij de geheimste gedachten van de mensen ruiken; jullie hoeven alleen maar een bepaalde vijandige gedachte tegen Lazarus te koesteren, -en die beesten ruiken dat al op een afstand, en dan is het met jullie gedaan! Dat hebben we gezien en voor een deel ook enigszins ondervonden. Als Lazarus zelf niet op ons roepen met minstens honderd knechten te hulp was geschoten, bevond ons lichaam zich nu al in de buik van die grote verscheurende beesten! Dat is alles wat wij gezien en beleefd hebben; Mochten jullie ons echter niet geloven, ga er dan heen en overtuig je zelf!'
Hoofdstuk 168: Lazarus en de tempelspionnen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] DE ROMEIN zei: 'Daar ben ik al volkomen tevreden mee! U kunt er van verzekerd zijn, dat wij allen alleen maar bezield met de beste bedoelingen voor de bijzondere man hierheen gekomen zijn! Als we al onze schatten bij ons zouden hebben die wij voor het grootste deel in ons schip hebben achtergelaten, zou ik die allemaal als onderpand geven voor onze goede plannen met de beroemde man! Maar je kunt ons wel vertrouwen, want een echte Romein doet alles openlijk en veracht achterbaksheid. Stel dat wij hem ook maar ergens ontmoeten, dan zal hij onze achting voor hem niet slechts door woorden en diepe buigingen, maar door krachtige, belangrijke daden leren kennen!'
Hoofdstuk 183: De Romein vraagt de waard en Lazarus naar de wonderman Jezus - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] En LAZARUS zei tegen Mij: 'Maar Heer, toch is er echt iets vreemds met de Romeinen, en met name met Agricola, die gisternacht zo spraakzaam was! Vandaag is de spraakzaamste zo stil als een muis en allen houden ze het gisteren door U gedane buitengewone teken voor een droom; en het mooiste is dat ze natuurlijk allemaal precies dezelfde droom tot in detail aan elkaar vertellen! Een deel zoekt de oorzaak bij de werking van de wijn, die beslist betoverd moet zijn geweest; Agricola zegt echter dat de droom ontstaan is doordat hun fantasie zich al teveel bezig houdt met de beroemde jood, en daardoor bij allen tegelijk, zonder dat zij zich daarvan bewust waren, dat beeld geschapen heeft dat hen allen gedurende deze nacht heeft beziggehouden. Maar het allermooiste is, dat zij eigenlijk helemaal niet weten hoe zij in deze bergherberg gekomen zijn! Ik zei tegen Agricola, dat zij al vrij laat op de avond door een jong meisje naar boven gebracht waren; maar nu kunnen zij zich ook dat niet meer herinneren! Ja, laat iemand maar proberen deze mensen te begrijpen, - ik weet er geen weg mee!'
Hoofdstuk 194: De Heer karakteriseert de dertig Romeinen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] Maar de Vader in de hemel wil dat jullie allen het eeuwige leven ten deel zal vallen, en daarom heeft Hij Mij in deze wereld naar jullie toegezonden. Daarom zeg Ik jullie nog eens: Wie in Mij gelooft, zal het eeuwige leven hebben; wie echter niet gelooft dat Ik door de Vader naar jullie toegezonden werd, zal het leven verliezen dat hij nu gemakkelijk had kunnen aannemen. De Vader in de hemel heeft Mij echter lief en ook allen die in Mij geloven, en Ik Zelf zal hun in de waarheid van Mijn woorden het eeuwige leven geven!'
Hoofdstuk 196: De Heer onderricht in de tempel. Het oordeel van het luisterende volk - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[3] Daarop antwoordde het meer ongelovige deel van de JODEN: 'Weet, dat wij Abrahams zaad zijn en nooit iemands knechten of zelfs slaven zijn geweest! Hoe kunnen we dan als vrije heren en burgers nog vrijer worden?' (Joh .8 , 33)
Hoofdstuk 199: De Heer en Zijn tegenstanders - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Toen vroeg de man, of hem zelf het grote geluk ten deel kon vallen om de profeet ergens te ontmoeten om hem op passende wijze te kunnen bedanken.
Hoofdstuk 201: De ontmaskering van de verleider van de echtbreekster - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[9] Mij en vele anderen die ook hier zijn, viel die genade ten deel; daarom weten wij nu ook allen wat de maan, wat de zon en wat de sterren zijn. Omdat jij dat niet weet en nog niet eens zoveel weet als de Essenen weten, die wij Romeinen heel goed kennen, daarom heb je ook deze vierde vraag heel ontoereikend en onjuist beantwoord. Als je je daarvan zelf wilt overtuigen, hebben wij wel middelen om je er ook van te overtuigen.'
Hoofdstuk 213: De onwetendheid van de Farizeeër over de zon en de zondvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[17] Het boek spreekt van een zeer algemene vloed, die volgens de ons toch steeds beter bekende natuurwetten volkomen onmogelijk is. Als je het de oude Indiërs vraagt, die nog oudere boeken bezitten dan wij, dan kennen die helemaal geen zondvloed van Noach. Maar wel zeggen zij dat vele duizenden jaren geleden een grote staartster heel dicht bij de aarde gekomen is. En die ster bestond puur uit water, en de aarde trok dat water naar zich toe. Daardoor werd een groot deel van het vlakke Indië onder water gezet, dat pas heel geleidelijk in de grote Indische oceaan verdween. In die tijd verdronk alles wat in de dalen woonde: mensen en dieren. Degenen die op de bergen woonden, schreven dat op, om door te geven aan kinderen en kindskinderen. Dat is een Indische en ook een Perzische sage.
Hoofdstuk 213: De onwetendheid van de Farizeeër over de zon en de zondvloed - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] Luister nu verder naar een beeld dat ook heel veelzeggend is! Er was eens een heel aanzienlijk en buitengewoon rijk man, die twee zoons had. En de jongste zoon ging naar zijn vader en zei tegen hem: 'Geef mij het deel of de waarde van mijn goederen dat mij als erfgenaam toekomt; want ik wil weg en mijn geluk in de wereld beproeven!' De vader verdeelde het goed van de zoons en gaf de jongere zijn deel.
Hoofdstuk 242: Drie gelijkenissen over de baanhartigheid van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[15] Als je veel hebt, kun je zoals gezegd ook veel geven. Heb je het met vreugde en veel vriendelijkheid gegeven, dan heb je de arme dubbel gegeven. Als je zelf echter niet veel hebt, maar toch je nog armere naaste ook van dat weinige met vreugde en vriendelijk een deel hebt gegeven, dan heb je tienvoudig gegeven, en dat zal je ook aan gene zijde vergoed worden. Want wat je in Mijn naam doet voor de armen, is even goed als wanneer je het voor Mijzelf had gedaan.
Hoofdstuk 1: Een zonsopgang en de betekenis daarvan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[5] En ik ging gisteren, laat in de middag, door grote nood gedreven de tempel binnen, kwam bij de toonbroden, greep naar het eerste het beste brood en wilde mijn honger daarmee stillen en een deel naar mijn even hongerige ouders brengen en aan mijn niet minder hongerige zuster. Maar de wachters die op de loer lagen, ontdekten mij meteen, schreeuwden dat het een ontzettende heiligschennis was en sleepten mij onbarmhartig voor de priesters. Die herkenden mij al gauw en schreeuwden: 'Ha, dat is immers die trotse bedelaar, die pleger van bloedschande en nu vergrijpt hij zich ook nog aan de toonbroden! Daarvoor moet hij morgen voor het midden van de dag worden gestenigd!'
Hoofdstuk 9: De bekentenis van de schijnbare misdadiger - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[19] Want wie God niet goed kent, kan nooit volmaakt in een God geloven, en Hem nog minder boven alles liefhebben en dus ook nooit volledig deel hebben aan de geest van God. Want uit een onjuiste kennis van God komen mettertijd tengevolge van de vrije wil van de mensen, allerlei soorten dwalingen onder de mensen, die dan als een duizendkoppige hydra voortwoekeren, de mensen tot afgodendienaars maken en hun de poort tot het ware, eeuwige leven versperren, zodat zij dan aan gene zijde als zielen moeilijk ooit binnen kunnen komen; want wat een ziel hier binnen een dag voor haar levensvervolmaking kan doen, kan zij aan gene zijde vaak niet in duizenden aardse jaren doen. Mijn oude leerlingen hebben over God al wel veel uitgebreidere kennis; maar jullie nieuwelingen zijn al met al daarin nog zwak, en daarom wil Ik jullie daarin sterken.'
Hoofdstuk 228: Naastenliefde. Kennis en liefde van God - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] En zo zijn er voor iedere soort kwaad en bedrog heel grote gemeenschappen, die slechts kort in een schijnharmonie met elkaar leven. Als zij een bepaalde andere gemeenschap bestormd, uit elkaar geslagen en buit gemaakt hebben, dan wil bij de verdeling iedereen aanvoerder geweest zijn en dus ook het grootste deel van de buit binnenhalen. Daardoor ontstaat er dan strijd binnen de winnende gemeenschap. Eerst worden loten getrokken. Als iemand door het lot het grootste deel wordt toegewezen, dan vraagt men hem of hij denkt dat hij nog allerlei proeven van echt helse aard durft te doorstaan. Daarbij worden hem de schitterendste dingen voorgespiegeld, zelfs het kronen tot koning en god van alle gemeenschappen. Als hij niet op de proef gesteld wil worden, krijgt hij het kleinste deel van de buit, wat hem natuurlijk al heimelijk woedend maakt; als hij daarentegen het voorstel aanvaardt, wordt hij vreselijk gemarteld en moet hij alle mogelijke bespottingen ondergaan en zelfs de grootste pijn standvastig verdragen.
Hoofdstuk 238: De gevechten in de hel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[14] Agricola zei: 'Je zult nog arme families genoeg vinden aan wie je je lang verzuimde werken van naastenliefde ten deel kunt laten vallen, maar deze arme familie is al zo goed als uitstekend verzorgd. Dus kun je nu wel gaan! Doe in het vervolg recht en vrees God, dan zal je zoiets niet weer overkomen! Zo zij het!'
Hoofdstuk 11: Het oordeel van Agricola - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
[17] Lazarus zei: 'Ja, zegenrijke dienaar van de Heer,je hebt gelijk, want het kleinste deel heeft pas iets! Wat doen we daaraan?'
Hoofdstuk 14: De nieuwe gasten in de herberg en hun onthaal - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 7)
...  19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44  ...