Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

590 resultaten - Pagina 31 van 40

...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40
[11] Gaan we naar dat koninkrijk, dat door de zee omspoeld wordt. In dit koninkrijk vindt u bibliotheken en tijdschriften in zulke grote hoeveelheden, dat men met deze bladen Europa en Azië drie keer zou kunnen bedekken en nergens wordt zoveel gelezen als in dit koninkrijk; maar men vindt ook niet gemakkelijk ergens een grotere gevoelloosheid en een totale verharding van het hart, dan juist in dit koninkrijk. Met de grootste onverschilligheid van de wereld kan daar een door het goud opgeblazen, veelbelezen en geleerde beroemdheid duizend arme, weeklagende brood - en dakloze mensen voor zijn paleis de hongerdood zien sterven, zonder in het minst ertoe bewogen te worden, ook maar één van de vele stervenden een stuk brood aan te bieden.
Hoofdstuk 13: 'Want zoals de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn' .(Matth. 24: 37 - Jakob Lorber - Bijbelteksten en hun verborgen betekenis
[3] Maar ik kan toch niet alleen zijn? Die vele duizend maal duizend miljoenen mensen van de aarde die net zoals ik werden geboren, geleefd hebben en weer zijn gestorven, waar zijn die dan terecht gekomen? Hebben zij helemaal opgehouden te bestaan, of hebben zij op de talloze plaatsen van de totale oneindigheid - eindeloos ver van elkaar verwijderd - evenals ik eenzelfde droevig lot? Dat lijkt mij wel het meest waarschijnlijk, want mijn vroegere gids en daarna die mooie schapen en lammeren waren toch een zeker bewijs, dat er in deze eindeloze wereld nog ergens mensen bestaan. Maar waar, waar, waar? Dat is een andere vraag!
Hoofdstuk 12: Bisschop Martinus op het dode punt - Opname door het hevig verbeide schip - Martinus' dankrede aan de schipper, die de Heer Zelf is - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] DE TWEE zeggen: 'Als mensen is er alleen een bepaald aantal van ons soort. Maar verder zijn er nog een heleboel schepselen en op het aan de andere kant gelegen deel van deze aarde wonen boetvaardige zondaars, die niet zelden naar ons toekomen om van ons de innerlijke wijsheid te leren. Deze boetelingen zijn echter gewoonlijk van een andere wereld afkomstig, waarschijnlijk van de wereld waar jij ook vandaan komt! Zij zijn wel groot van gestalte maar wat hun wezen betreft zijn ze nog zeer klein. Ook jij ziet er heel groot uit, maar de eigenlijke mens in je is nog maar nauwelijks zichtbaar!
Hoofdstuk 49: Een blik op de maan door de elfde deur - Bisschop Martinus en de wijze van de maan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[36] BOREM doorziet hem echter en begint als volgt met hem te praten: 'Vriend Martinus, ik zeg je in Naam van de Heer Jezus Christus, die de enige Heer is van de hemel en van alle andere schepping in de totale oneindigheid, doe geen vergeefse moeite; want kijk, ik doorzie je geheel en al!
Hoofdstuk 52: De zegen van het licht van Swedenborg - De oude Adam in Martinus - Wijze woorden van de vrouwen scherpe terechtwijzing van Borem - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[3] Weten jullie dan niet wat de wijze leraar Paulus zegt, die zich zelf ook voor een slechte, nutteloze knecht houdt en geen waarde hecht aan zijn werk, doch alleen aan de zuivere genade van de Heer? Zie, deze leraar zegt: 'Je zult niet uit je verdienste, doch slechts door de genade van de Heer zalig worden!' Neem dat ter harte en leg al jullie vermeende verdiensten aan de voeten van de Heer! Belijdt voor Hem de totale nietigheid van al datgene, wat jullie tot nu toe als iets verdienstelijks voor het eeuwige leven hebben aangezien, dan zal de genade van de Heer meteen voor jullie zichtbaar worden.
Hoofdstuk 60: Martinus als vredestichter - De dwaze werkwijze van de schoolzusters en de gevolgen hiervan aan gene zijde - Martinus' waarschuwing - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[7] EEN VAN DE REDEMPTORISTEN zegt: 'Ja, ja, vriend, jij hebt gelijk, dat zal wel zo zijn. Desalniettemin moet ik opmerken, dat naar mijn gevoel de kwestie met het hier zeer langdurend tijdsverloop uitermate onbegrijpelijk en ontzettend eentonig wordt. Denk je eens in, eeuwig hier te zijn in totale ledigheid en nooit iets anders te kunnen verwachten! Wat denk je, vriend, wat een verveling na ongeveer enkele honderden miljoenen aardse jaren. O Heer, geen levend wezen zal toch in staat zijn om zoiets te verdragen!'
Hoofdstuk 63: Martinus' gesprek met twee andere Jezuïeten en twee Redemptoristen - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[9] BISSCHOP MARTINUS zegt: 'Mijn beste vrienden, broeders en zusters. Dat moet jullie hier niet al te zeer verbazen. Want hier verandert alles wat ooit in een bepaalde aard en gestalte tevoorschijn komt, heel gemakkelijk. Hebben jullie, toen je hier aankwam, niet gemerkt, hoe klein dit huis er van buiten uitzag en hoe groot het daarna binnen was? Zie, dat is toch zeker een wonder? Zo is ook dit verschijnsel niets dan een wonder, dat wij weliswaar niet begrijpen, maar dat voor de Heer toch heel gemakkelijk is uit te voeren.
Hoofdstuk 66: De vergroting van hart en huis - Martinus wordt geroepen door de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[19] Bovendien, vriend, was je dochter trots en hard tegenover haar ondergeschikten, omdat ze als rijkste non al gauw hoofd van deze nieuwbakken orde werd. Ze dacht dat ze een heilige was vanwege haar wonderbaarlijke roeping en nog meer, omdat elke nacht een gemaskerde Heer Jezus haar in hoogst eigen persoon bezocht en zij als zijn bruid hem alles toestond, wat hij na het oplichten van de zogenaamde hemelse sluiers van haar verlangde. Daarover vertelde zij je weliswaar niet alles, doch alleen, dat deze Jezus van jou ten strengste verlangde, dat jij je totale grote vermogen aan het heilig college moest vermaken, wat je in je blinde geloof ook hebt gedaan.
Hoofdstuk 78: Een duister Jezuïetenverhaal: De bedrogen vader - De geestelijke kant van de gebeurtenis - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] Maar die arme, oude mensen! O, wat werken ze toch met zijn allen en toch is al hun moeite en werk tevergeefs! Nu zie je wel heel duidelijk, hoe weinig een mens tegen zulke ongehoorde uitbarstingen van kracht kan doen. Als er niet een goddelijke kracht met de mens samenwerkt, dan is hij het nietigste wezen in de totale oneindigheid. Maar ik ben nu toch wel bijzonder nieuwsgierig, wat er nog allemaal zal gaan gebeuren.'
Hoofdstuk 82: Het optreden van de dames van het H. Hart van Jezus - De helse storm op zee - Het vangen van het stormgespuis in een zak – Borems toelichting - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[12] Kijk, kijk, deze wolkenflard omhult nu de eerste oude man die zich in zee stortte en draagt hem eruit naar de oever! Nu is hij er. Dat ging bliksemsnel! En zie, nu trekt de wolkenflard zich samen, wordt kleiner en kleiner en lijkt steeds meer op een menselijke gestalte!
Hoofdstuk 82: Het optreden van de dames van het H. Hart van Jezus - De helse storm op zee - Het vangen van het stormgespuis in een zak – Borems toelichting - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[13] Jij denkt wel, dat je zonder een dergelijk kookproces toch de menselijke gestalte behield. Ik verzeker je echter, dat je honderd keer erger gekookt bent in de genadekelk van de Heer dan al deze dames! Wist je dat wel? Als je volmaakt zult zijn en de activiteit van de aardse mens in zijn lijfelijke levensomstandigheden te zien zult krijgen - wat zul je dan zeggen als je de innerlijke levenshaard te zien krijgt? Waar je talloze vuurstromen door de ook talloze kanalen op de meest verschrikkelijke wijze door elkaar zult zien woeden en razen? Dus maar weer flink het verstand erbij, lieve broeder!'
Hoofdstuk 84: Begin van het derde tafereel van het hemelse drama - De genadekelk met het kokende water - De helse muur - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[6] O Lama, Lama! Gij grote, heilige Lama, hoe moet ik dit begrijpen? Ach, wat is zijn gestalte toch mooi en wat een verheven pracht is er in zijn ogen! Die andere twee zijn ook wel verheven gestalten en ze lijken ook heel wijs en machtig te zijn. Maar als ik deze éne aankijk, dan ontvlamt mijn hart als de grote keizersfakkel, die als hij wordt aangestoken boven de grote fakkeltoren van de keizerlijke burcht, de hele stad helderder verlicht dan de volle maan.
Hoofdstuk 95: Chanchah’s verlangen, het wezen van de Heer te doorgronden - Het recept van de Heer - Chanchah' s vurige liefde tot de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[18] Zeg mij eens, waar jij het recht vandaan haalt mij zo te beschimpen voor God? Ben ik niet net als jij uit God, alleen met dit verschil, dat ik een oneindig deel uit God ben. Jij echter bent een stofje uitsluitend uit het stof van mij, door de Heer weer bijeengeraapt uit het kaf van de totale nietigheid en veranderd in een alleronbeduidendste mensengeest.
Hoofdstuk 116: Een scène met Satan tot lering voor de kinderen Gods - Martinus' woordenstrijd met Satan - Martinus in het nauw - Raad van de Heer - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[5] SATAN zegt: 'Heer, ik ken U, ken Uw macht en mijn ontzettende onmacht naast Uw oneindige, eeuwige macht. Maar juist daarom, omdat ik dat alles maar al te zeer tot in de grond der zaak inzie en mijn onmacht door en door voel, zie Ik het ook als een triomf van mijn trots, dat ik U kan trotseren, ja dat ik U eeuwig kan weerstaan! En ik zie ook in, dat al Uw macht geen middel overblijft om mijn houding te buigen, mijn wil te overwinnen - dan mij volledig te vernietigen, wat U echter nimmer als een overwinning op mij kunt beschouwen. Want een geestelijke levensoverwinning berust nooit op de mogelijke totale vernietiging van het veel zwakkere tegendeel, maar in de wijze overtuiging dat een noodzakelijke voorwaarde hiervoor de meest volledige vrijheid van beide partijen is.
Hoofdstuk 119: Het tweegesprek van de Heer met Satan - Satans kwaadwillige trots - De gelijkenis van de ertsgieter - De geredde aanhang van Satan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
[10] IK zeg: 'O jij blinde, duistere geest, hoe groot is toch je dood, waarin je meent Mij tegenstand te kunnen bieden. Jij schept vreugde in je waan en denkt er niet aan, dat zowel elke ware als ook jouw valse vrijheid - waarvan je denkt, dat het jouw eigen vrijheid is - tenslotte toch aan Mijn wil onderdanig moet zijn. Met wie heb Ik ooit overlegd en wie heeft Mijn wegen doorzien? Weet jij soms of het niet Mijn geheime wil is, dat jij juist zó moet zijn als je bent?! Weet jij of Ik jou al niet vanaf het allereerste begin heb bestemd voor de val? Kan het werk soms ooit de werkmeester voorschrijven, hoe en waartoe hij het gestalte moet geven?
Hoofdstuk 119: Het tweegesprek van de Heer met Satan - Satans kwaadwillige trots - De gelijkenis van de ertsgieter - De geredde aanhang van Satan - Jakob Lorber - Bisschop Martinus
...  15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40