Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1849 resultaten - Pagina 32 van 124

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[2] Desondanks heb ik je met betrekking tot het bestaan na de dood nog drie belangrijke vragen te stellen. Kun je ons ook hierop een bevredigend antwoord geven, dan zullen we terwille van jou onze hele cynische* (* Cynicus werd in Griekenland iemand genoemd die tot een filosofische school behoorde, die het ontberen van alle cultuurgoederen nastreefde.) wijsheid laten varen en je dan vragen ons een betere waarheid te leren. De vragen zijn kort en eenvoudig de volgende:
Hoofdstuk 187: Drie bedenkingen tegen het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Maar toch moet je innerlijke geest reeds lang van tevoren bestaan hebben, opdat hij als een onzichtbare getuige bij al mijn handelingen, die hem misschien om voor mij onbekende redenen nader aangaan, aanwezig kon zijn. Alleen op die manier kan ik mij jouw volledige kennis en volledige inzicht in al mijn levensomstandigheden een beetje voorstellen! Weliswaar was je van de levensomstandigheden van Aziona even goed op de hoogte als van de mijne. Maar dat maakt nu niet bepaald veel verschil; want jij, als een nog zuivere oergeest, hebt je alziende geestelijke ogen zeker zowel op hem als ook op mij gericht! Een pre-existentie van je innerlijke geest valt zodoende niet gemakkelijk meer te ontkennen, en ook niet het gelijktijdig bestaan ervan met je lichaam; maar hoe ziet het er nu uit met het voortbestaan van die geest na het lichamelijk leven? Dat lijkt tot nu toe nog geheel vergrendeld te zijn!"
Hoofdstuk 184: Het bestaan van de menselijke ziel vóór het lichamelijke leven en erná - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] JOHANNES zegt: 'Veel minder dan voor het bestaan vóór dit leven! Zeker, er is ook wel sprake van een pré-existentie, maar die is niet zo vrij, individueel, als het bestaan na dit leven; want opdat het geestelijk bestaan met voortdurend zeer sterk gebonden blijft aan en in de oergeest van de eeuwige en oneindige Godheid, heeft de Godheid Zelf de materie geplaatst tussen Zichzelf en de geest die mens moet worden, opdat de oorspronkelijk goddelijke mensengeest, als hij een godgelijke zelfstandigheid wil bereiken, uit de meer etherische delen van de ziel een op hemzelf gelijkend wezen maakt, het met een substantiële, maar toch ook geestelijk intelligente ziel tot leven brengt, en deze ziel dan ongemerkt verder ontwikkelt in de grootst mogelijke vrijheid van haar wil. En wanneer deze ziel dan in alle goede kennis en de werkzaamheid die het gevolg daarvan is, zo zeer is gegroeid, dat zij op haar oergoddelijke geest is gaan lijken, -hoofdzakelijk door de ware kennis van de enig ware, eeuwige God, in de liefde tot Hem en daardoor ook tot de naaste -en daarbij vol deemoed, geduld en bescheidenheid is, dan vindt er een voor alle eeuwigheden onscheidbare eenwording plaats van de ziel met haar oereeuwige geest.
Hoofdstuk 184: Het bestaan van de menselijke ziel vóór het lichamelijke leven en erná - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[8] Maar toch moet ik hierbij wel opmerken, en dat moeten jullie je zeer ter harte nemen, dat de ontwikkeling van een ziel als deze pas aan gene zijde plaats vindt, ten eerste veellanger duurt en dan ook nooit helemaal zo'n allerhoogste graad kan bereiken, als wanneer de vorming en ontwikkeling van de ziel reeds hier, nog in het lichaam, is geschied; want daardoor wordt ook het edelere deel van het lichaam mede geheiligd, en bijna al het vlees bereikt met de ziel en met haar hiermee één geworden geest een soort verheerlijking en onmiddellijke opstanding, en vormt dan voor eeuwig een met ziel en geest volledig één geworden wezen. Maar dat bereiken op aarde slechts uiterst weinigen, - kort na de lichamelijke dood echter zeer velen. -En zie, kaarsrecht, precies overeenkomstig de diepste waarheid, heb je nu het bestaan van ieder mens na dit leven voor je!
Hoofdstuk 184: Het bestaan van de menselijke ziel vóór het lichamelijke leven en erná - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Wat jij gezegd hebt geloven wij nu vast en zeker. Het puur geestelijke bestaan vóór de geboorte en het materiële proefbestaan op deze wereld ter ontwikkeling van de ziel volgens jouw beschrijving laat weliswaar nagenoeg geen verdere vragen meer toe, omdat het alleen maar zo en onmogelijk anders gedacht kan worden en ook maar kan zijn -want die bepaalde en steeds gelijke gevolgen moeten immers ook steeds dezelfde oorzaken hebben; dat is nu bij ons wel een uitgemaakte zaak! -; maar wat het bestaan na de dood betreft, zijn er nog wel een groot aantal uiterst belangrijke vragen te stellen, waarvan de grondige beantwoording waarschijnlijk toch wel een beetje moeilijker voor je zal zijn.
Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[6] Daarom is het volgens mij veel logischer en meer in overeenstemming met het zuivere verstand om slechts een tijdelijk bestaan na dit leven aan te nemen dan een eeuwig dat zich noch met het levensgevoel noch met de ruimte in een gunstige verhouding laat plaatsen. Voor ons althans heeft, in het juiste licht bezien, het uiteindelijke teloorgaan van een tijdelijk levend wezen nog altijd ruimschoots de voorkeur boven iedere vorm van voortbestaan, al is het nog zo gunstig, en een innerlijk gevoel zegt mij altijd: Ondanks alle, zelfs de hoogste, menselijke wijsheid is en blijft de dood van het lichaam toch het laatste van alle dingen! -Wat zeg jij, edele en wonderbaarlijke vriend, hier nu op?"
Hoofdstuk 185: Hirams bezwaren tegen het eeuwige voortbestaan van de mens - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[5] En de derde vraag luidt: Hoe zit het met die zielen, die op aarde in hun lichaam weliswaar heel wat wereldse beschaving en intelligentie hebben verworven, maar dan eigenwillig en geheel eigenmachtig tot ware monsters van de betere menselijke samenleving worden? Waarom hebben hun geesten, die hen in dit bestaan hebben gebracht en die toch van God evenveel wijsheid hebben gekregen als jij, dat toegelaten; en waarom bekommerden zij zich niet meer om die door hen tevoorschijn geroepen zielen die één moeten worden met hen? Of maakt het voor een pure geest niets uit welke trap van ontwikkeling een ziel in deze wereld en in haar lichaam krijgt?
Hoofdstuk 187: Drie bedenkingen tegen het voortleven na de dood - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] JOHANNES zegt: 'Goed dan, luister! Tussen alles wat jullie op aarde ook maar zien, bestaan verschillen. Wat zouden jullie wel zeggen, als op deze aarde alle schepselen even sterk op elkaar zouden lijken als bijvoorbeeld de mussen op het dak, waarbij je het vrouwtje niet van het mannetje kunt onderscheiden?"
Hoofdstuk 188: De noodzakelijke verscheidenheid van wezens en omstandigheden op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[12] Er moeten zowel daar als hier verschillen zijn, en welontelbaar vele, omdat anders immers geen enkel volmaakt wezen ook maar ooit zaligheid en geluk zou kunnen voelen over de geschapen wonderen van God, zoals er onder jullie, mensen op aarde onvoorstelbaar veel verschillen bestaan, opdat het noodzakelijk zal zijn dat jullie elkaar wederzijds dienen. Wat maakt het dus uit of een -laten we zeggen -geest aan gene zijde zijn hier ondernomen werkzaamheden geheel voltooit of niet? De eeuwigheid is toch hopelijk lang genoeg om het hier slechts schijnbaar verzuimde in te halen!
Hoofdstuk 188: De noodzakelijke verscheidenheid van wezens en omstandigheden op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[13] En bovendien -let wel -is immers deze aarde door God speciaal uitverkoren en voorbestemd om juist hier -omdat het alleen hier mogelijk is het kindschap van God te bereiken -onder de hier voorkomende zeer verschillende mensensoorten en -karakters zo'n grote verscheidenheid te laten bestaan, zoals die in de hele oneindigheid nergens, op geen enkele van de talloos vele hemellichamen, in zo'n hoge graad is aan te treffen als juist op deze aarde.
Hoofdstuk 188: De noodzakelijke verscheidenheid van wezens en omstandigheden op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[4] Jullie kunnen het nu van mij aannemen, omdat jullie weten dat ik hierover naar waarheid een zeer diepgaande kennis kan hebben. En omdat we het nu reeds over de zon hebben gehad zeg ik jullie, dat deze duizend maal duizend keer groter is dan deze aarde. En welke nooit door jullie vermoede wonderen bedekken haar uitgestrekte bodem! Talloze van de meest wonderbaarlijke schepselen van God wandelen daar in de grootste harmonie op hun zeer weidse lichtvelden en verheugen zich in hun zalige bestaan! Hun schoonheid is al dermate groot, dat jullie een menselijke gedaante van daar afkomstig, hier op aarde een eeuwigheid lang zouden kunnen bekijken en bewonderen zonder dat jullie er ooit genoeg van zouden kunnen krijgen! Wat ik jullie vertel is algemene en hoogste waarheid en niet in het minst overdreven.
Hoofdstuk 186: Oneindigheid, eeuwigheid en zaligheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[11] 'Ik voor mij", zei HIRAM, 'zou hier nog aan toe willen voegen: De meester van al het leven moet immers het beste inzien, wat voor alle leven het beste is! Maar omdat er op deze aarde toch ook ooit allereerste mensen bestaan moeten hebben, vraag ik me af hoe deze dan geleefd hebben in natuurlijk opzicht!'
Hoofdstuk 196: De geldzucht van judas. De voordelen van nachtelijke rust op ligstoelen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[1] IK zeg: 'Ja, Mijn beste vrienden, jullie hebben werkelijk veel ervaring en zijn thuis in de wetenschappen, maar wat dat betreft wordt het moeilijk voor ons om een voor jullie begrijpelijk antwoord te geven! Want ten eerste is deze aarde al een ontzettend oud hemellichaam, gemeten naar jullie tijdsbegrip; er is geen voor jullie begrijpelijk getal waarmee men het aantal jaren van haar bestaan zou kunnen uitdrukken.
Hoofdstuk 197: De oergeschiedenis van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[2] Maar mensen zoals de aardbodem ze nu draagt, bestaan in een getal uitgedrukt werkelijk pas iets meer dan vierduizend jaar. De toen levende eerste ware mensen vielen tengevolge van hun handelwijze in twee klassen uiteen, namelijk de kinderen Gods, omdat hun hart en gemoed God kende en Hem trouw bleef, en de kinderen van de wereld, omdat ze God steeds meer en meer vergaten en in alles alleen de wereld dienden, zoals nu de meeste mensen doen. Ze hebben steden gebouwd en allerlei afgodentempels; hun belangrijkste god was, zoals nu, de mammon. Ze leefden precies zoals nu; daarom was hun leven ook maar heel kort, zoals nu.
Hoofdstuk 197: De oergeschiedenis van de mensen - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
[3] Heel lang voordat zulke geslachten elkaar aflosten, gewoonlijk om de 7000 jaar en heel zeker om de 14000 jaar, werd de aarde slechts door allerlei plantengewassen op de droge delen bewoond en daarna pas door allerlei grote en kleine warmbloedige dieren, die altijd pas heel langzaamaan ontstonden. Het rijk der waterdieren en later van de amfibieën was echter al vóór de zeer grootse vegetatie van de droge landen zeer sterk en machtig vertegenwoordigd, evenals het rijk van allerlei vliegende insecten zoals de vlieg en duizenden soorten hiervan, en bijna gelijktijdig hiermee enkele oersoorten van vogels, die nu weliswaar niet meer bestaan, hoewel de vlieg* (* zie 'De vlieg'. Lorber-Verlag, Bietigheim) als eerste levende schepsel en als begin van alle gevleugelde dieren van ieder hemellichaam nog tot op dit uur hetzelfde is en ook in de toekomst zal blijven"
Hoofdstuk 198: De oergeschiedenis van de levende wezens op aarde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 5)
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...