Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1614 resultaten - Pagina 32 van 108

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[3] JORED zei: 'Kijk eens naar hen op de vlotten! Geen van hen kan wegkomen en vluchten! Wie houdt hen vast? Ik zeg jullie: alleen die ene Man, want als Hij ze niet vasthield, zouden ze allang in het water gesprongen zijn en zeker als goede zwemmers de andere oever bereikt hebben, en dan zouden we hen langs die weg niet hebben kunnen volgen! Maar die ene Man wil het zo, en het kan niet anders gaan dan precies zoals Hij het wil. En ik raad jullie aan niet de hand aan de dieven te slaan, maar ieder oordeel over hen aan die ene Man over te laten, dat is het beste wat je kunt doen!'
Hoofdstuk 116: De vloteigenaars en de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[2] Ik Zelf onderwees de hoofdman en zijn zoon, die alles wat zij hoorden met de grootste vreugde en met een vast geloof aannamen. En zo verliep onder goede gesprekken en werken ook deze dag, en Ik gaf de priesters nog een keer opdracht om naar Chotinodora te gaan, wat zij plechtig beloofden te doen. Daarna gingen wij rusten en reisden vroeg in de ochtend, begeleid door de hoofdman en zijn genezen zoon, en met veel groeten van de tollenaar, over het water naar de belangrijke oude stad Serrhe.
Hoofdstuk 137: Het bezoek aan de tempel der wijsheid - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[37] Daarop slingerde de reus de overste nog een keer in de lucht, zodat hem horen en zien bepaald verging, en zette hem toen tamelijk onzacht op de grond neer. Toen rende deze met zijn helpers weg en zwoer bij zichzelf voor de rest van zijn leven nooit meer iets tegen Mij te ondernemen. Vervolgens kwamen de tien mannen met de hoofdman weer bij Mij terug in huis, nadat de hoofdman eerst de uit het water geklommen soldaten bevolen had naar huis te gaan.
Hoofdstuk 141: De mislukte overval van de overste van de synagoge - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] IK zei: 'Mijn vriend, als zoiets gebeurt, is dat heel zeker om goede redenen een toelating van boven, en het is te vergelijken met iemand die aan een bepaalde ziekte overlijdt omdat de ziekte kwaadaardig en ongeneeslijk is. Want geen mens op de hele aarde blijft in zijn aardse lichaam, en daarom kan een mens dus ook zowel in het water als in het vuur helemaal zonder schuld zijn leven verliezen. Ik geloof dat we daar geen woorden meer aan hoeven te verspillen. En dus gaan we nu over op iets anders dat veel belangrijker is!
Hoofdstuk 155: Ongelukken en ziekten die al of niet door eigen schuld ontstaan - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[16] Toen vroeg DE VISSERSBAAS Mij: 'Beste man, wat kunnen we nu tegen deze gevederde visdieven doen, om te zorgen dat zij ons in de visvijvers geen schade berokkenen? Want kijk, ook al kunnen deze dieren niet een van deze grote vissen uit het water tillen, dan verwonden zij de vissen toch met hun lange, spitse snavels als zij pijlsnel op hen neerduiken. De vissen worden daardoor ziek en zijn dan niet meer zo geschikt voor menselijk gebruik, of zij sterven na een grotere verwonding en worden door deze vogels, wanneer ze dood op het wateroppervlak drijven, dermate uit elkaar getrokken dat ze daarna naar de bodem zinken en het water in de visvijver verpesten, wat dan ook nadelig is voor de gezonde vissen. U zult daar zeker wel een middel tegen kennen! Wilt u zo goed zijn om mij dat te vertellen!'
Hoofdstuk 112: De bijgelovige vissersbaas aan de Eufraat - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[5] JORED zei: 'Vriend, op jouw manier heb je weliswaar gelijk; maar ook die boete hier, is juist en terecht. Want alle gebruikers van het water van deze machtige stroom tot waar deze bevaarbaar wordt, weten bij iedere stand van het water precies wanneer zij van hun stapelplaats moeten vertrekken om op de juiste tijd bij de eerstvolgende plaats van bestemming aan te komen. Als zij zich daar niet aan houden, kunnen zij bij een vaart die tot in de nacht voortduurt, gemakkelijk verongelukken omdat er zeer veel gevaarlijke plaatsen in de rivier zijn waar ervaren houtvlotters zelfs overdag moeten oppassen om er zonder ongelukken vanaf te komen. 's Nachts moet het uiterst moeilijk zijn om zulke gevaarlijke plaatsen heelhuids te passeren. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat men zich gemakkelijk een ongeluk op de hals haalt door zich niet te houden aan de algemeen bekende voorschriften voor het bevaren van de stroom, heeft men, met toestemming van de keizer, deze voorschriften voor de riviervaart gesanctioneerd, waardoor overtreders een passende boete in geld of natura krijgen opgelegd. De opbrengst hiervan gebruikt men dan voor het onderhoud van goede landingsplaatsen en voor het verwijderen van toevallig in de stroom ontstane hindernissen, voor welk doel ook ten dele de watertolgelden en landingsbelasting gebruikt worden. En kijk, vriend, zo is het toch een rechtvaardige zaak?!'
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[10] IK zei: 'Ongetwijfeld, maar de wacht bestond uit waakhonden. Deze dieren hebben hun vlotten woedend verdedigd en twee van de dieven werden door hen gebeten; maar aan het eind van het gevecht werden de dieren door de dieven doodgeslagen en in het water geworpen, en de dieven maakten vlug de vlotten los en dreven snel weg, voordat de mensen, die door het lawaai van de honden gewekt waren, erbij konden komen. Er zijn wel meteen daarna mensen over het water en over land achter hen aan gegaan, maar zij hebben ze tot nu toe nog niet kunnen inhalen. Die op het water zullen nu wel niet zo lang op zich laten. wachten; maar die over land zullen hier pas tegen middernacht helemaal uitgeput aankomen. Wij zullen ze, dat wil zeggen deze houtvlotters, zodra de zon ondergaat naar de oever trekken, wat al gauw zal gebeuren, en jij, Jored, laat je beambten dan meteen het landingsgeld opeisen! Intussen zullen de eigenaars van deze houtvlotten, die hen achtervolgen, arriveren, en dat zal een heel apart verhaal worden! Laat je beambten nu gaan, want zij zullen al gauw tegen de oever moeten stoten, omdat Ik dat zo wil!'
Hoofdstuk 115: De houtdieven - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] (DE HEER:) Omdat jullie dat nu inzien en begrijpen, kan Ik jullie ook het nodige vertellen over de maanzucht. De bewoners van de maan hebben als zeer eenvoudige en in zichzelf gekeerde mensen bij uitstek de gave van de helderziendheid, en dat met name tijdens hun nacht van veertien volle aardse dagen, die zij in hun onderaardse woonholen meestal slapend doorbrengen. Tijdens deze slaap blijft hun ziel echter volkomen wakker en deze ziet dan alles om zich heen tot in de verre omtrek, en dus ook deze aarde, waar zij eigenlijk min of meer bij horen, die zij echter, vanwege de natuurlijke positie van de maan tijdens hun waaktoestand, op hun lange dag nooit kunnen zien; (want de maanmensen bewonen alleen het gedeelte van de maan dat van de aarde is afgekeerd) omdat de maan, zoals Ik Jullie al uitgelegd heb, om heel natuurlijke redenen (op de naar de aarde toegekeerde kant) geen lucht en geen water heeft, en als er al hier en daar in de vele dieper gelegen delen een soort lucht aanwezig is, dan is die toch niet toereikend voor de ademhaling van wezens met een lichaam, en is er ook niet geschikt voor, omdat het element zout ( de zuurstof) geheel ontbreekt.
Hoofdstuk 120: De Heer geeft uitleg over de maanwereld en over maanzucht - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[1] (DE HEER:) 'Kijk, toen Noach op aanraden van God de ark bouwde, werd hij door de erg werelds geworden buren bespot en uitgelachen, en men zei: 'Kijk eens naar die oude dwaze dromer! Hier hoog op de bergen, ver van zee, bouwt hij een huis voor op het water, in de mening dat God zoveel water zal laten komen dat de golven zelfs tot over deze hoge bergen zullen slaan, en daar zal hij dan met de zijnen in gaan zitten om niet te verdrinken!'
Hoofdstuk 160: De zeven waakhonden van Lazarus. De sterrenwerelden als scholen voor geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[7] Hoe algemeen bekend en gezocht naftaolie is, weet je wel, en zo heb je nu een nieuwe bron van inkomsten gekregen, die je met heel weinig inspanning vele duizenden ponden goud en zilver zal opbrengen. Want zulke weldoeners als jij moeten ook op aarde geld als water bezitten, om waarachtige verzorgers van de armen en zwakken te kunnen zijn. Ik zal je morgen alles laten zien, -maar vannacht zou het niet raadzaam zijn om in de buurt te komen want de dichte damp zou niemands lichamelijke gezondheid ten goede komen. Maar morgenmiddag zullen wij die plaats zonder enig bezwaar kunnen naderen.'
Hoofdstuk 167: Lazarus wordt eigenaar van een oliebron - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[4] Daarop zei IK: 'Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt, uit diens lichaam zullen stromen levend water stromen!' (Joh. 7 ,38)
Hoofdstuk 170: De Heer onderricht in de tempel (Ev.Joh. 7,37-49) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[6] Dus, kwade en nog onzuivere natuurgeesten zijn overal waar lichamen, water en lucht zijn, en het aardse vuur is niets anders dan een verlossing van reeds rijper geworden geesten, die daarna dan weer een hogere bestemming krijgen.
Hoofdstuk 187: Over de werking van de wijn - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] DE ENGEL zei: 'Ja, vriend, ook dat gaat weer niet! En ook al zou ik haar naar de aarde kunnen brengen, dan zou het voor haar toch onmogelijk zijn op aarde verder te leven, omdat de lucht van de aarde voor haar precies hetzelfde zou zijn wat voor de lichamelijke mensen het water op aarde is. Zo zie je wel dat de mensen van de andere werelden zo geschapen zijn dat zij alleen maar op de hun aangewezen wereld bestaan kunnen. - Maar nu gaan we weer verder!'
Hoofdstuk 192: Een bezoek aan het universum - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[8] IK zei: 'Je zegt dat omdat je dat nu zo ziet, maar binnen een paarjaar zul ook jij heel anders praten! Kijk eens naar de bonte afwisseling van de bloemen op de velden, al die verschillende soorten gewassen, bomen en hun vruchten, dan nog al die verschillende dieren in het water, op de grond en in de lucht, alsook alle verschillende mineralen en niet te vergeten alle verschillende soorten sterren aan de hemel! Kun jij Mij zeggen waarom er zoveel verschillende soorten en onderlinge verschillen zijn? Zegt je eenvoudige verstand niet veeleer: eigenlijk kan God Zelf daar niet zo'n wijze reden voor gehad hebben, maar Hij heeft dat enkel uit een soort goddelijke gril gedaan, omdat Hij er Zelf een bepaald genoegen in vond Zijn aarde zo bont mogelijk uit te dossen en haar dan net zo bont door elkaar te bevolken. Want waarom ziet een vijgeboom er heel anders uit dan een appel of perenboom? Waarom hebben beide vruchten niet één en dezelfde vorm en niet één en dezelfde smaak?
Hoofdstuk 152: De grote afwisseling onder de schepselen en hun doel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
[11] Maar zoals God alleen maar ter wille van de mensen op deze aarde zo'n buitengewone verscheidenheid van alles wat maar mogelijk is in alle rijken der natuur heeft doen ontstaan, zo heeft Hij ook de mensen zelf in zo'n buitengewone, onafzienbare verscheidenheid zowel naar gestalte als karakter, laten ontstaan, dat je op de duizendmaal duizend mensen er moeilijk ooit twee zult kunnen vinden die als twee druppels water op elkaar lijken. Dat deed God echter ook om de mensen zich in alles en veel van elkaar te laten onderscheiden, zodat zij juist daardoor elkaar wederzijds met meer liefde tegemoet zouden komen. En om te maken dat zij elkaar steeds meer liefde zullen schenken, zijn zij ook met heel verschillende bekwaamheden toegerust.
Hoofdstuk 152: De grote afwisseling onder de schepselen en hun doel - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 6)
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...