Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9982 resultaten - Pagina 32 van 666

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[8] Toen Petrus dat met veel vuur uitsprak, sprong er vuur op uit de aarde, greep de leider en verteerde hem in een oogwenk. Toen zijn handlangers dat zagen, schrokken ze zo ontzettend, dat ze voor Petrus neervielen en beloofden alles te doen, wat hij ook maar zou bevelen, als hij hen maar niet zo verschrikkelijk zou straffen!
Hoofdstuk 142: De eerste daad van de uitgezonden apostelen. Aan de Galilese zee. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Herodes had er ook helemaal geen bezwaar tegen dat Johannes in een grote zaal, ter grootte van een hedendaagse grote gevangenis, net zo veel predikte en lawaai maakte als hij maar kon en wilde, want dat bracht Herodes zoveel te meer geld in het laatje.
Hoofdstuk 143: Aan de zee. Het antwoord van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Ik zeg: 'Als hij het wilde, kon ook hij vrij zijn! De maan doet 's nachts wel goede dienst; maar als hij ook met de zon wedijveren wil, als zou zijn licht overdag naast de zon net zo belangrijk zijn als dat van de zon, dan maakt de maan een grote vergissing. Want als de zon er eenmaal is, dan kan de aarde het schijnsel van de maan heel goed missen. Begrijp je dat?
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] In het dorpje Seba, een vissersdorp aan de Galilese zee, zetten de vele bewoners en ook diegenen die Mij uit andere dorpjes daarheen gevolgd waren, grote ogen op over Johannes de doper en zeiden: 'Hoe is het mogelijk dat hij een zonde beging? Want dat hij U, o Heer, nadat hij U toch herkend had, niet gevolgd is, dat was dan toch een hoofdzonde waarvoor hij nu moet boeten!? Heer plegen wij onrecht, als wij zo oordelen?'
Hoofdstuk 144: Het getuigenis over Johannes de doper. (26.1.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[5] Behalve Mijn leerlingen was er echter ook nog een grote volksmenigte uit alle plaatsjes van Galiléa en Judéa verzameld, die Mij tot aan het huis van Kisjonah begeleidde; en Kisjonah liet hen, omdat ze bij Mij waren en er in huis geen plaats voor was, buiten brood en wijn geven.
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[14] De eerste zegt: 'Ik weet wel waar je het over hebt; want ik was er toen ook bij. Hij zal ontzettend veel uitvluchten bedenken; daarvoor is hij dan ook redenaar en belangrijk tovenaar. Maar we moeten ons verstand gebruiken; en ons verstand waarschuwt ons nu en zegt: 'Ga, voordat je je helemaal aan de duivel overlevert!' En zo'n raadgeving van het verstand zullen we hopelijk toch wel opvolgen!? Of willen we ons echt aan de duivel overleveren? In Godsnaam, nee! Dat zij eeuwig verre van ons allen; want Abraham is onze vader, en diens Vader is God, en daarom laten we ons niet net als de heidenen door deze magiër beetnemen!'
Hoofdstuk 146: Kis. Bekering van Kisjonah de tollenaar. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[10] Door deze laatste woorden worden allen bevangen door een grote vrees. Want onder de Mij steeds volgende leerlingen waren er nu al veel, die niet meer twijfelden aan Mijn goddelijkheid; en juist deze werden het meest door vrees bevangen.
Hoofdstuk 148: De vervloeking van Chorazin, Bethsaïda en Kapérnaum. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Bergen, die niet zoals de Tabor, de Libanon, de Ararat en de Sinaï op zichzelf stonden, maar die tot een grote en uitgestrekte bergketen behoorden, hadden gewoonlijk geen eigen naam, behalve een aantal dat een plaatselijke en van de tijd afhankelijke naam had. Dat was niet zelden de naam van de een of andere rijke bergbezitter, die daar zijn kudden liet weiden; als er een andere bezitter kwam, dan kreeg de berg ook een andere naam. Dat was ook het geval bij deze berg, die naar de tollenaar genoemd was en eigenlijk al bij Griekenland hoorde.
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[3] Ten eerste was daar het verrukkelijke wijde uitzicht, dat gedurende de dag alle ogen voortdurend bezig hield. Ten tweede liet Ik na zonsondergang toe dat het geestelijk oog van de mensen geopend werd, zodat ze in de grote geestenwereld konden zien.
Hoofdstuk 152: De geestenwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[4] Hoe groot was bij allen de verbazing, dat zij boven de aarde een grote wereld zagen vol met wezens die daar leefden en werkten, en daarbij onafzienbaar uitgestrekte streken en gebieden die er ten dele buitengewoon heerlijk, ten dele ook naar het noorden toe zeer woest en treurig uitzagen.
Hoofdstuk 152: De geestenwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[12] Kisjonah zegt: 'Heer, zo ver als dat mogelijk is en Uw genade het toelaat, begrijp ik het nu; maar achter dit alles zal zeker nog enorm veel schuilgaan dat ik waarschijnlijk dan pas helemaal bevatten en begrijpen, zal, als ik eenmaal zelf een bewoner van deze altijd meer trieste dan, vriendelijke wereld zal zijn.In het oosten en zuiden ziet deze geestenwereld er echt wel heel mooi en vriendelijk uit; maar in het westen en noorden ziet het er nog veel droeviger en treuriger uit dan op de uitgestrekte vlakte waar eens het grote Babel gestaan heeft. Zo'n aanblik bederft dan ook de lieflijkheid van het oosten en zuiden.'
Hoofdstuk 152: De geestenwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[7] Kijk, net als jouwaarde, is ook onze maan een wereld! Jouw aarde is rond; en onze maan is dat ook. Jouwaarde wordt steeds maar voor de helft door de grote zon beschenen, en onze maan ook. Bij jou duurt de nacht gemiddeld ongeveer dertien van jullie korte uren, en je aardse dag is ook ongeveer even lang; op de maan echter duren zowel de nacht als de dag ongeveer veertien aardse dag en nachtlengtes, en daardoor ziet je oog vanaf je aarde de voortdurende wisseling van het licht op de maan, - en dat is een groot verschil tussen de maan en jouw zoveel grotere aarde.
Hoofdstuk 153: Drie maangeesten spreken over de maanwereld. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Toen de pas gearriveerde Farizeeën hoorden dat wij de hoge berg beklimmen wilden, vroegen ze aan Kisjonah of ze mee mochten met het gezelschap. Kisjonah zei: 'Als u geen kwaad in de zin hebt, dan biedt de berg, die van hier tot Griekenland ongeveer twintig uur gaans lang en ongeveer vijf uur gaans breed geheel mijn bezit is, voldoende ruimte om ook u op te nemen. Maar ik kan u beslist niet gebruiken als u kwaadwillige spionnen bent van het priesterdom in Kapérnaum en Jeruzalem, want ik ben een Griek en nu een zeer toegewijd aanhanger van de heilige en volgens mijn mening alleen echte leer van deze goddelijke meester van alle meesters, en dan zou ik mij met ieder mij ten dienste staand middel tegen uw gezelschap verweren! Raadpleeg uw hart! Is het zuiver, dan hebt u vrij toegang; is het onzuiver, dan kunt u beter meteen weer daarheen gaan, waar u vandaan bent gekomen!'
Hoofdstuk 151: De berg beeft. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[6] Behalve Judas deed het de twaalf veel genoegen om op zo'n wonderbaarlijke manier van grote afstand tot Mij te worden gebracht.
Hoofdstuk 154: De terugkomst van de twaalf apostelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
[2] Het is voldoende, dat velen nu beginnen te vermoeden Wie Ik ben, en dat de meesten Mij voor een grote profeet en enigen Mij voor Gods Zoon, -Die Ik uiterlijk ook ben -, houden. Meer zou voorlopig te schadelijk zijn; daarom laten wij ze ook voorlopig in hun mening en hun geloof, en je mag Mij daarom niet verder verraden!'
Hoofdstuk 155: Het verschil tussen wetenschap en geloof. (28.2.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 1)
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...