Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8736 resultaten - Pagina 32 van 583

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[5] De hogepriesters, die de grot al heel lang kenden, hebben, toen ze bericht kregen van het binnenvallen van de Romeinen, meteen alle grootste en vervoerbare schatten van de tempel verzameld, en behouden in de grot gebracht. De gouden leeuwen, die de troon van Salomo droegen en ten dele diens treden bewaakten, zijn ten tijde van de verwoesting van Jeruzalem door de Babyloniërs in het puin terechtgekomen, maar bij de latere wederopbouw teruggevonden en door de priesters ten bate van de tempel in ontvangst genomen. Die zijn ook voor het grootste deel hier; want men bracht al het waardevolste, dat men in der haast bij elkaar kon rapen, tijdens de inval van de Romeinen hierheen, net zoals bij de inval van de indertijd zo machtige Babyloniërs ook een belangrijke hoeveelheid tempelschatten in de bekende grot bij Chorazin gebracht werd. Toch vonden de Babyloniërs daarna in de tempel nog genoeg om mee te nemen naar Babylon, namelijk de aan de tempeldiensten gewijde vaten en schatten. Geef nu je mensen opdracht om alles uit de grot te halen; later moet Archiël de ingang van deze grot zo versperren, dat daarna geen mens meer toegang heeft;"
Hoofdstuk 5: De geschiedenis van de gevonden schat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] IK zeg: "Dat is ook niet zo belangrijk. Of je het weet of ook niet weet zal je leven niet armer of rijker maken. Maar je mag toch wel weten dat daar geen mensenhanden aan te pas zijn gekomen; de natuurlijke elementen vormden dit alles als bij toeval. De bergen nemen steeds vochtigheid uit de lucht op; daarbij komen de herhaaldelijke regens, de sneeuwen de nevels, die vaak de bovenste toppen van de bergen omhullen. Het op de bergen neergeslagen vocht sijpelt voor het grootste gedeelte door de aarde en het gesteente van de bergen, en waar het boven een inwendige holle ruimte komt, verzamelt het zich in druppels, die bijna voor de helft uit opgeloste kalk bestaan. Die druppels vallen naar beneden. Het zuivere water daaruit sijpelt dan nog dieper naar beneden, of het verdampt in zo'n ruimte. Maar de slijmerige kalkmassa wordt harder en harder, en door de regelmatige toename ontstaan er uiteindelijk allerlei vormen, die meer of minder nu eens op het ene, dan weer op het andere aardse maaksel lijken. En zo ontstonden al die scheppingen in deze grot op een geheel natuurlijke manier, hoewel daarnaast wel is aan te nemen dat satans dienaren belangrijk bijgedragen hebben aan de betere vormgeving van allerlei op mensen lijkende vormen, teneinde de zwakke mensen een rad voor ogen te draaien.
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] IK zeg: "Kijk deze mensen hier! Zij zijn Gods vreugde, als zij in Zijn ordening datgene worden waarvoor zij bestemd zijn. In hen vindt God Zijnsgelijken terug. Hun voortdurende groei in alle soorten kennis en daardoor in alle liefde, wijsheid en schoonheid, is Gods onverwoestbare vreugde en zaligheid! Want alles wat de oneindigheid bevat, is daar alleen maar voor de kleine mens, en er is in de eeuwigheid niets, wat er niet alleen maar voor de kleine mens zou zijn. -Nu weet je dat ook! Maar nu gaan we uit deze grot, opdat Archiël zijn opdracht zo snel mogelijk kan uitvoeren!"
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] En bij dit alles is nog het vreemdst, dat bij de gehele verandering van verscheidene duizenden morgens grond geen spoor van enige gewelddadige vernieling te ontdekken valt. Het geheel ziet er toch net zo uit, alsof hier sinds het ontstaan van de aarde niets veranderd is!? Werkelijk, als hier duizend mensen honderd jaar lang gewerkt zouden hebben, dan is het nog maar de vraag of zij deze massa wel zodanig zouden hebben kunnen verplaatsen, dat zo'n rotswand, die in totaal ruim honderdvijftig manslengten en meer dan een uur gaans breed is, net zo vrij gemaakt had kunnen worden als dat ze nu vrij staat! En daar was een paar ogenblikken geleden nog niets van te zien! En dan nog de manier, die niet de minste sporen achterlaat van enige vernieling! Dat is in alle ernst fabelachtig! Ik ben alleen wel benieuwd naar de gezichten van al die zeelieden, die nu op de plaats van de vroegere weelderige bosstreek deze reuzenwand ontdekken! -Velen zullen helemaal niet weten waar ze zijn; en velen zullen als een kat in een vreemd pakhuis staan te kijken!"
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Stel je voor dat in een huis twee mensen wonen. De ene is met alles tevreden wat hij in het zweet zijns aanschijns onder Gods zegen aan de aarde ontworstelt. Tevreden en opgewekt geniet hij van de spaarzame opbrengst van zijn vlijt, en het is zijn grootste vreugde om met de nog armere broeders zijn moeizaam verworven voorraad te delen. Als er een hongerige bij hem komt, geeft het hem vreugde diens honger te stillen, en hij vraagt hem nooit geërgerd naar de oorzaak van zijn armoede en verbiedt hem niet om terug te komen als hij soms weer honger heeft.
Hoofdstuk 9: De Heer geeft voorbeelden van hemel en hel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Natuurlijk zul je denken: 'En wat dan nog? Laat de heerszuchtige op de troon komen, hij zal heel geschikt zijn om volkeren te beschermen en vijanden te verslaan!' O ja, dat zou wel mogelijk kunnen zijn! Maar waar ligt de maatstaf die hem voor zou schrijven hoever hij met zijn heerszuchtige plannen door mag gaan? Wat zal hij met de mensen doen, die zich niet zo diep mogelijk voor hem willen buigen? -Wel, die zal hij op de pijnlijkste manier laten martelen en hij zal zich aan een mensenleven even weinig gelegen laten liggen als aan een vertrapte grashalm! -Wat is zo'n mens dan echter? -Wel, dat is een duivel!
Hoofdstuk 9: De Heer geeft voorbeelden van hemel en hel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] Ook is de hemel te vergelijken met een vruchtboom, die een goede zoete oogst draagt. Als onder zijn rijk gezegende takken mensen komen, die die vruchten willen eten, zijn er een aantal matig; zij eten onder dankzegging slechts zoveel als zij nodig hebben. Anderen echter, die de vrucht goed smaakt, willen niets aan de boom laten zitten, maar eten alles op uit naijver, opdat de matigen niet nogmaals iets zouden vinden, en zij eten zo lang door, tot de laatste appel op is. Daarop worden zij echter ziek en moeten sterven, terwijl de matigen door het matige gebruik van de vruchten van de boom zich heel goed en verzadigd voelen! En toch hebben beide partijen van dezelfde boom gegeten!
Hoofdstuk 9: De Heer geeft voorbeelden van hemel en hel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[8] Verheug u in de Heer, gij rechtvaardigen; de vromen moeten Hem zeer prijzen. Dank de Heer met harpspel en zing voor Hem bij de tiensnarige harp. Zing een nieuw lied voor Hem en begeleid het met zuivere klanken van het snarenspel; want Gods woord is waarachtig, en wat Hij belooft, dat komt Hij zeker na. Hij houdt van gerechtigheid en een zuiver gericht; de aarde is vervuld met de goedheid des Heren. - De hemelen zijn door het woord des Heren gemaakt en al Zijn legers door de geest van Zijn mond. Hij houdt het water in de zee bij elkaar als in een leren zak en legt de diepte in het verborgene. Laat de gehele wereld de Heer vrezen, en alles wat op de aardbodem woont moet tegen Hem opzien; want wat Hij zegt, gebeurt, en wat Hij beveelt, is er. De Heer vernietigt de raadgevingen van ongelovigen en slechten en leidt de gedachten van de volkeren van hen af. Maar Zijn raad blijft eeuwig en de gedachten van Zijn hart blijven zonder ophouden. Gelukkig het volk, dat de Heer tot God heeft; want dat is het volk dat Hij als erfgenaam heeft uitgekozen! -De Heer kijkt uit de hemel en ziet de kinderen van alle mensen. Vanaf zijn onwankelbare troon kijkt Hij naar allen die op aarde wonen. HIJ bestuurt hun hart en wordt al hun werk gewaar. Een koning heeft niets aan zijn grote macht en een reus wordt niet gered door zijn grote kracht! Paarden helpen ook niet, en hun grote sterkte brengt geen redding! Want het oog des Heren ziet alleen naar degenen die Hem vrezen en op Zijn goedheid hopen, opdat Hij hun ziel redt van de dood en haar.voedt tijdens schaarste. Ons hart verheuge zich over de Heer, en wij allen vertrouwen op Zijn heilige naam! - Uw goedheid, o Heer, zij met ons, zoals wij op U hopen!"
Hoofdstuk 7: Het loflied van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Als het hart van de mens echter vol deemoed is, en hij zich gelukkig prijst om de geringste onder de mensen te zijn, iedereen te dienen, uit liefde tot de broeders en de zusters zichzelf niet te achten, zijn meerderen gewillig in alle goede, voor de broeders nuttige zaken te gehoorzamen, en hij God boven alles liefheeft, dan groeit uit het hemelse zaad in het hart een echte, eeuwig levende hemel. Als de mens op deze wijze de gehele hemel in al haar volheid al in zijn hart draagt, gevuld met het echte geloof, de zuiverste hoop en liefde, dan kan hij na de dood van zijn lichaam onmogelijk ergens anders terecht komen dan in het hemelrijk van God, dat hij in alle volheid allang in zijn hart had! Als je dit goed overweegt, dan zul je gemakkelijk begrijpen hoe het nu precies met het hemelrijk, alsook met de hel, gesteld is."
Hoofdstuk 8: Over het rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] Zijn broer is daarentegen een zeer ontevreden mens. Hij gelooft in geen God en zegt: 'God is een leeg begrip, dat de mensen gebruiken om de hoogste graad van heldendom op deze aarde aan te duiden. In de armoede kan alleen maar een zeer dom mens gelukkig zijn, net zoals ook de hersen - en verstandloze dieren gelukkig zijn als ze datgene, wat hun stomme en afgestompte, natuurlijke drift verlangt, slechts spaarzaam krijgen. Maar een mens, die zich met zijn verstand ver boven het dierlijke verheven heeft, moet niet meer met het gewone varkensvoer tevreden zijn, en moet niet met de eigen voor iets beters bestemde handen in de aarde rondgraaien, wat alleen maar passend is voor dieren en slaven. Hij moet het zwaard grijpen en zich opwerken tot een machtig veldheer, en door triomfpoorten de grote, veroverde wereldsteden binnentrekken. De aarde moet beven onder het hoefgetrappel van het paard, dat overladen met goud en edelstenen, trots de heer van de machtige heerscharen draagt.
Hoofdstuk 9: De Heer geeft voorbeelden van hemel en hel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] IK zeg: "Ja, zo is het! -Het vuur is een buitengewoon nuttig element; wie het ordelijk, wijs en doelmatig gebruikt, heeft er onschatbaar nut van. Het zou te ver voeren om alle voordelen op te sommen, die de mensen in de schoot geworpen worden door een juist, wijs en doelmatig gebruik van het vuur. Als iemand echter het vuur erg dom en alleen maar voor zijn plezier zo lichtzinnig zou gebruiken, dat hij het op de daken der huizen of in de dichte bossen zou ontsteken, dan zal datzelfde vuur alles vernietigen en te gronde richten!
Hoofdstuk 10: De wet der orde. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar Ik zeg je nog wat: De mensen van deze wereld moeten, om waarlijk Gods kinderen te worden, door water en vuur geleid worden. De oertoestand van de hemel is water en vuur; wat niet verwant is aan het water, wordt door het water gedood, en wat zelf geen vuur is, kan in het vuur niet bestaan."
Hoofdstuk 10: De wet der orde. In Nazareth. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar met andere mensen, die niet tot Mijn naaste leerlingen behoren, moet Ik natuurlijk uiterlijk woorden wisselen; want zij zouden Mij in hun zeer wereldse harten niet horen en nog minder begrijpen. Toch praat Ik ook veel uiterlijk met Mijn leerlingen, als tijd en omstandigheden dat vereisen; maar dan gebeurt dat niet ter wille van de leerlingen, maar voor degenen, die geen leerling zijn! -Zeg Mij eens of je dit begrepen hebt!"
Hoofdstuk 14: Goddelijke macht.( 12.8.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Het lichaam reinigt men, als dat nodig is, een, twee, of driekeer op een dag, en men reinigt de kleren als ze vuil zijn; want dat heeft Mozes voor de gezondheid van het lichaam geboden. Zo bedekt men ook de graven met een handdikte tichelleem en maakt deze leemafdichting, als ze droog is geworden, enige keren wit met goede kalk, opdat er geen scheuren in komen, waardoor vooral in de eerste jaren van de rotting de schadelijke dampen gemakkelijk op zouden kunnen stijgen en allerlei schadelijke ziekten aan mensen, dieren en planten aanrichten.
Hoofdstuk 17: De Heer legt een tekst van Jesaja uit. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] JAÏRUS loopt direkt snel op Mij en Sarah toe, omarmt Mij en zegt met luide stem tegen Cyrenius: "Hier staat Hij, de grote mens der mensen, en hier is mijn geliefde dochter Sarah, die Hij tweemaal uit de totale dood opwekte!"
Hoofdstuk 20: Sarah 's belevenissen in het hiernamaals. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...