Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

13258 resultaten - Pagina 32 van 884

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[2] "Wat is God, wat zijn jullie en wie ben ik? - Nadat God, de Eeuwige, Heilige, Almachtige, vanuit Zich heel deze zichtbare, oneindige wereld met al zijn zonnen, aardeplaneten, manen, zeeën, bergen, dalen en grote vlakten door middel van Zijn almachtige, levende woord gemaakt had en daarop allerlei soort gewassen, zoals gras, kruiden, struiken en bomen volgens Zijn wijze ordening de een na de ander gezet had en iets later eveneens in dezelfde ordening, geleidelijk aan iedere denkbare soort dieren, en Hij gezien had dat dit alles in overeenstemming met Zijn heiligheid goed was, sprak Zijn Liefde in Zichzelf tot God in het midden van Zijn oneindige, almachtige heiligheid:
Hoofdstuk 36: De herinnering aan Adams ongehoorzaamheid en de genade van God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[24] En toen de tijger op die manier zijn rede had beëindigd, krachtig en doeltreffend, kwam nu de leeuw aan de beurt. Na loerend achter het kreupelhout gewacht te hebben, sprong hij plotseling als een kolos hieruit te voorschijn om voor de ogen van Sihin, die al weer wat meer moed gekregen had, post te vatten. Hij sperde zijn muil wijd open en begon, zoals gezegd, eveneens te spreken en zei het volgende: "Luister, jullie doven en kijk, jullie blinden, die machthebbers op aarde willen zijn, jullie flinke koningen, vorsten en heren van de wereld die zo zwak zijn als een mug! Wat denk je, wat zou wel de eerste plicht moeten zijn voor een vrij wezen, dat zijn door God verleende krachten naar willekeur kan gebruiken en door niets wordt of kan worden belemmerd om vanuit de liefde van de grote, almachtige Schepper te denken?
Hoofdstuk 35: Een boeteprediking door de dieren - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[19] O mensen, denk er over na wat God is, wat jullie zijn en kunnen en moeten zijn door Zijn oneindige liefde; maar denk er in je door God verleende genade ook over na, wie en wat wij arme verachte dieren zijn en omvat dan onbaatzuchtig alle schepselen net als Hij met Zijn liefde - die niet alleen jullie en onze Schepper is, maar ook een ware Vader wil zijn en dat eigenlijk al heel lang is en was, nog voordat de wereld en wij waren gemaakt - en bedenk: ook wij stomme en sprakeloze wezens hebben vreugde aan het leven. Laat daarom in jullie liefde uit God eens op de grote dag die komt, ook ons een nieuw licht aanschouwen van het vrije leven uit God, waarin al het geschapene zal leven en eeuwig zal bestaan!
Hoofdstuk 36: De herinnering aan Adams ongehoorzaamheid en de genade van God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[17] En alras stond ik daar. Maar nog was ik dood en er was leven noch beweging in mij te bekennen. Toen boog de eeuwige Liefde zich over deze dode vorm en blies met de levende adem een levende ziel door de neusgaten in zijn innerlijke organen; en zie, toen kwam ik tot leven, zoals ik nu ben, de eerste mens van de wijde wereld. Ik bekeek de grote schepping en ondervond geen vreugde aan haar; ik werd moe van mijn wonderbaarlijke bestaan en ik kon niet begrijpen hoe, wanneer, als wat, waarom en vanwaar ik gekomen ben; want mijn met leven bezielde vorm kon de scheppende eeuwige Liefde niet zien.
Hoofdstuk 40: Adams rede over zijn val - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[18] "Ja," zei Seth, "lieve Henoch, ook deze toespraak was vol van wijsheid vanuit de oneindige liefde van de Heer en leek op een mooie morgen, die in jou opgaat en onze rimpels zacht verlicht. Zie, Henoch, alle waarheid is een licht dat uitgaat van de zachte vlam van de eeuwige Liefde en dit allermooiste, heerlijkste licht is de ware ochtendzon van het hart; ja, het is het enige licht en buiten dit licht is er geen licht en zelfs het licht van de zon is slechts een matte weerschijn van dit heerlijke, enige licht van de eeuwige Liefde. Zie, dit licht schijnt zo mild in jouw hart; het verkwikt ons altijd en verwarmt onze harten met grote gedachten, de heilige Vader waardig. Ja, als jij spreekt, komt het mij voor alsof ik geluiden hoor uit een wereld die eens voor onze verre nakomelingen als een grote stroom van licht uit de eeuwige morgen van God zal opgaan; - zie, zo zeer verkwikt ons het spreken van jouw hart. Zwijg daarom niet, maar spreek en laat je hart de vrije loop en toon ons wat ik en Enos wensen!"
Hoofdstuk 41: De benoeming van Henoch tot prediker - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[25] Want zie', zegt de Heer verder, 'Ik schep geen vreugde in het nemen, maar Mijn grootste zaligheid bestaat geheel alleen uit altijddurend geven! Wie ontvangen wil, laat die altijd gewillig nemen als Ik hem geef en laat zijn hart zich vullen met Mijn genade, opdat eens Mijn volle liefde daarin haar intrek zal nemen; want wiens hart niet geheel met Mijn liefde vervuld wordt, zal nooit het leven in zich proeven, maar de dood zal hem geheel en al gevangen nemen. Want nu is het de tijd, dat Ik vooraf aan ieder de genade geef en dan pas, vanaf de grote tijd der tijden, de liefde uit Mij; maar daarna zal de liefde de eerste zijn en degene die de liefde niet zal hebben, zal geen deel hebben aan het licht van de genade, maar dan zal het licht van de wereld een ieder te gronde richten!'
Hoofdstuk 41: De benoeming van Henoch tot prediker - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[2] (N.B. Vele en veel grotere dingen zijn nu ook al aan jullie gegeven; maar er is nog niemand echt in zijn hart naar Mij toegekomen om Mij te loven en in ware liefde te prijzen en om zich bovenmatig te verheugen over die grote nu zo rijkelijk neerstromende genade. En niemand hunkert heimelijk naar de inwijding van de knecht die een werktuig van Mijn genade moet zijn voor nauwelijks meer loon dan Mij in ware liefde te dienen, zoals ieder van jullie zou moeten doen. Ik heb ten aanschouwe van de wereld voor jullie er slechts één tot dwaas gewekt, opdat jullie tot grote eer verheven zouden mogen worden voor de engelen en deze ene is Mijn zwakke, arme knecht (J.Lorber). Hij is een dwaas, die vroegtijdig van het platteland naar je toe is gekomen en hij verkeerde lange tijd onder jullie en niemand werd gewaar dat hij voor de wereld een dwaas is. Maar de dwaas zocht Mij en Ik heb Me door hem laten vinden en heb hem voor jullie ogen opgewekt, opdat hij een lastdier voor je zou worden en jullie een nieuw brood uit de hemelen zou brengen. Het is een waarachtig brood, omdat het liefde geeft en liefde eist. Maar als het lastdier zich op Sion op een drassige weg bevindt, ga dan naar hem toe en neem gretig het brood uit zijn korf; maar jullie bekommeren je weinig om zijn voeten, terwijl deze voor het merendeel ter wille van jullie tot aan de enkels in de taaie leem vastzitten! Ik zeg je echter, indien het brood en het water van het leven je goed smaakt, laat het goedmoedige lastdier dan niet in de steek! Laat degene die er toe in staat is, zijn voeten uit de drek bevrijden zonder dat de wereld het merkt; want anders zullen in de loop van de tijd, als hij bij je zal blijven, zijn voeten uit angst zo zwak worden dat hij nauwelijks in staat is het brood voor je te dragen, tenzij Ikzelf hem daarvan bevrijden zal, maar dan zal Ik hem ook leiden waarheen Ik wil. Ik zal hem dan echter nooit bij jullie laten; want Ik heb weliswaar nog veel kinderen, maar daar zijn er weinige onder die zich als dwaas zouden laten gebruiken. Want het is beter en gemakkelijker van het brood te eten wanneer het reeds toebereid is; maar het is moeilijker om zich uit liefde tegen een gering loon als lastdier voor de ploeg te laten spannen. Bedenk dat wel en loof en prijs Mij door gehoorzaam te zijn! Wie van jullie daar iets aan doet, zal nooit een stuiver verliezen en het zal hem te gelegener tijd tijdelijk en eeuwig vergoed worden; Maar de knecht zal aan degene die het zou willen doen, zeggen waarin zijn voeten vastzitten. Amen.)
Hoofdstuk 44: De verklaring van Adam over zijn zwakte - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[20] Zie, in het begin van de wereld was Ik reeds eenmaal hier om alle dingen te scheppen ter wille van jullie, en jullie ter wille van Mij. In grote watervloeden zal Ik spoedig terugkomen om de pest van de aarde af te wassen; want de dalen van de aarde zijn Mij een gruwel geworden vol met vuil slik en vol pest, die uit je ongehoorzaamheid is ontstaan. Daar zal Ik ter wille van jullie komen, opdat niet de gehele wereld te gronde gaat en er een geslachtslijn zal bestaan, Wier laatste telg Ik zal zijn.
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[21] En Ik zal voor de derde maal verschillende keren komen, zoals nu ongeteld tot jullie, nu eens zichtbaar, dan weer onzichtbaar in het woord van de geest om Mijn weg voor te bereiden. En Ik zal als de nood hoog is, voor de vierde maal in een stoffelijk lichaam komen, in de grote tijd der tijden. En Ik zal meteen daarop voor de vijfde maal komen in de geest van liefde en wijding voor allen. En Ik zal voor de zesde maal innerlijk komen tot een ieder, die een waar en ernstig verlangen naar Mij in zijn hart zal dragen en Ik zal een Leider zijn voor diegenen die zich vol liefde in hun geloof door Mij naar het eeuwige leven laten trekken. Maar Ik zal dan ook ver van de wereld zijn; maar wie opgenomen zal worden, die zal leven en Mijn rijk zal voor eeuwig met hem zijn.
Hoofdstuk 46: Over het komen van de Heer - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Vandaar, o vader van mijn vaderen, onthoud mij de zegen van mijn legerstede niet en geef mijn ziel vrede, opdat zij verheugd in de liefde van God zal mogen rusten om dan krachtig te getuigen van de grote genade in de geest en alle waarheid vanuit het eeuwige erbarmen. Amen."
Hoofdstuk 48: Over de goddelijke zegen op aarde - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[16] Laat niemand een te grote begeerte hebben een werktuig van de Heer te worden, maar laat iedereen volharden in alle heilige stilte en grote deemoed en verborgen liefde! Want er schuilt geen dankbaarheid in en het is zeer zeker geen verdienste als iemand door de Heer wordt geroepen om als een werktuig te dienen - want de Heer is in staat ook zonder werktuigen Zijn grote werken te verrichten -; maar alles berust daarop, dat wij niet een Heer zoeken om Hem onze onbeduidende belangen op te dringen om daarmee aan te tonen dat wij ook wat zouden zijn of zouden kunnen, maar dat wij allemaal een en dezelfde heilige Vader zoeken, opdat Hij ons vol genade als kinderen van het eeuwige leven op wil nemen door de genadige en liefdevolle opwekking van onze slapende geest en door de verlichting van onze door de wereld verduisterde ziel.
Hoofdstuk 83: Henochs woorden over Seths vergissing - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[5] O verheug je met mij, dat de grote God - - zo' n grote vreugde heeft aan dat wat gering is voor de wereld en het kleine met welbehagen aanziet en vlug diegene te hulp snelt die zwak is in onze ogen!
Hoofdstuk 111: Asmahaël brengt Methusalah en Lamech naar het gezelschap - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[10] Wij zijn gewekt en het zou van grote ondankbaarheid getuigen ten opzichte van de zo bijzonder heilig goede Vader, datgene niet te erkennen wat Hij aan ons gedaan heeft! Maar wij allen zijn gewekt in het midden van de nacht en dat uit de allergrootste liefde van Abba; maar inslapen mogen wij nooit! De dag van de geest is helderder dan die van het lichaam. Daarom ook is het voor het welbevinden van het geestelijke oog nodig om te middernacht gewekt te worden; want diegenen die tot in de dag zullen slapen, zal het sterke licht van de dag zeker doden! - Begrijp je mij, broeder?"
Hoofdstuk 149: De vragen van de onbekende Abedam - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[33] Zie, welke onbevreesde woorden pas kortgeleden aan je mond zijn ontsnapt! Waar is nu jouw grote moed en waar het onwankelbare vertrouwen?! En toch heeft nog geen van de door jou uitgesproken verschrikkingen plaats gevonden! Wij staan nog allemaal op de nog voldoende vaste aarde. Zij is nog niet verwoest; de zee is nog niet verdampt; er is nog geen hagel zo groot als de wereld op de aarde gevallen; ook is nog geen enkele berg door de vlammende orkanen weggedragen en boven onze hoofden zijn nog geen vlammen ineen gewerveld; en toch sta je naast me te trillen alsof hevige koortsaanvallen je ineens aangegrepen hebben!
Hoofdstuk 158: De vreze Gods en de liefde tot God - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
[14] O stille eenzaamheid, waar ben je, opdat ik je mag vinden en in je aan mijn zonde sterven, ja voor eeuwig geheel en al sterven, door geen getuigen van mijn grote ellende gadegeslagen en betreurd!
Hoofdstuk 178: Kisehels gebed van berouw - Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 1)
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...