Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

22721 resultaten - Pagina 32 van 1515

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[13] Maar CYRENIUS glimlachte zelf van plezier en zei tegen de boodschapper die Herme heette: "Ga naar het huis van mijn Marcus, was je, kleed je dan aan en kom als een nobel Romein terug. Dan zal het juist tijd zijn om de Farizeeën hierheen te halen voor een openbaar verhoor! Want ditmaal ontsnappen ze mij niet meer, daar sta ik voor in! En jij, mijn edele vriend Herme, zult mij goede diensten bewijzen!"
Hoofdstuk 141: Herme, de boodschapper. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[1] HERME zegt: "Heer der heren, daar op ongeveer tien passen van deze tafel staat een man met een wonderlijk vriendelijk en tevens zeer wijs gelaat, die een meisje bij zich heeft. Het meisje, dat er erg lief en hartelijk uitziet, is met hem in gesprek en als hij wat zegt, geeft zij blijk van een onbeschrijfelijke, zalige vreugde daarover! Wie is die aardige man? Ach, wat een waardigheid straalt er gewoonweg uit zijn héle wezen! Hoe edel ziet de menselijke vorm er toch uit bij zo'n wonderheerlijke gestalte! En vrijwel iedereen kijkt naar hem! Naar zijn kleding te oordelen moet hij een Galileeër zijn! Kunt u mij iets over deze man vertellen? O goden, hoe meer ik de man bezie, hoe meer ik letterlijk verliefd op hem wordt! Ik neem het mijn vrouwen mijn drie dochters niet kwalijk als ze nauwelijks hun ogen van hem af kunnen wenden! Ik wil er wel mijn leven onder verwedden dat deze man een goed, edel en wijs mens is! Maar wie, wie, wie en wat is hij! Heer der heren, vertel mij dat en daarna gaan we meteen de spitsboeven onder handen nemen! O, die ontlopen ons in geen geval meer, we moeten echter vooral niet serieus op hun getuigenis ingaan!"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[8] De OVERSTE zegt heel bedaard: "Heer, wij koesteren ten opzichte van Herme helemaal geen wrok. Wij weten reeds lang dat een mens, die van een zaak niet in het minst verstand heeft of enige andere kennis bezit, niet anders kan oordelen dan zijn beperkte beoordelingsvermogen hem toestaat. Wie zou er ooit wrok kunnen koesteren tegen een mens die van het dak valt en door zijn val een onder het dak zittend mens doodt?! Als de brave zanger Herme nu ook onze vijand zijn wil, dan is daar niets aan te doen, toch zullen wij geen vijand van hem worden! Eigenlijk is ook alles wat hij over ons heeft gezegd, helemaal juist. Maar in Europa moet bij Sicilië een gevaarlijke plaats in zee liggen, die men Scylla en Charybdis noemt; wie voorspoedig voorbij Scylla vaart, wordt vervolgens door de draaikolk bij Charybdis verzwolgen! Wij bevonden ons vannacht ook in een echt moreel Scylla en Charybdis en wij vragen u nu: Wat zouden wij dan eigenlijk hebben moeten doen, dat u, Romeinen, volkomen naar de zin geweest zou zijn?"
Hoofdstuk 142: Voortzetting van de rechtszaak tegen de Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[22] Na deze woorden draait de overste als een heerser Cyrenius de rug toe, begeeft zich met de zijnen naar de oever van de zee en gedraagt zich daar als iemand die voor noodgevallen van de keizer grote macht heeft gekregen. Maar Cyrenius bevindt zich nu in grote verlegenheid en weet niet wat hij moet doen.
Hoofdstuk 146: Het karakter van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[2] Naar mijn mening moeten we daarom nu proberen zo vlug mogelijk op zee te komen en linea recta naar Jeruzalem te gaan, want als de aangekondigden er eenmaal zijn, kon het wel eens helemaal niet meer mogelijk zijn! Cyrenius heeft de bewakers teruggetrokken, niets staat ons in de weg! Laten we dus langs de oever een paar honderd meter hogerop gaan, dan zullen we daar wel een vaartuig van een Griekse visser aantreffen waarop we ons in veiligheid kunnen laten brengen!"
Hoofdstuk 147: De overste valt door de mand. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] IK zeg: "Dat zul je wel op het juiste ogenblik gewaarworden na het middagmaal, dat wij vandaag een uur later zullen gebruiken. Maak je daar maar geen zorgen over en doe alles naar behoren en volgens Mijn eeuwige, goddelijke orde!"
Hoofdstuk 148: De bekentenis van de overste. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[21] Maar daarmee hebben we echt niet zo veel gewonnen, want de opvolgers van de gedode waren daarna nog honderd maal erger: v oor ons was het toen echter ook helemaal met meer uit te houden in de tempel. Ik bedacht me, speelde de aartshuichelaar en werd daardoor al gauw hierheen verplaatst als overste met alle rechten van een hogepriester . Hier liet ik mij niets te kort komen en ik was naar buiten toe streng, maar innerlijk was ik heel aardig en goedsmoeds. Zo nu weet je ook waarom Zacharias werd gedood! -Wat vind je daar nu wel van?"
Hoofdstuk 152: De overste vertelt over de moord op Zacharias. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[13] Als jullie nu allemaal hetzelfde willen en geloven als ik, gaan we nu gezamenlijk naar de plaats waar de opperstadhouder en de Jongen zich bevinden, daar zal ons nog meer duidelijk gemaakt worden!"
Hoofdstuk 154: De overste bekeert zijn collega's. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[14] De collega's zijn het daarmee eens en gaan naar Cyrenius, en als ze daar aankomen zegt STAHAR: "Hier zijn we dan en wij staan nu geheel en al tot uw dienst. Wat u wilt, zullen wij ook doen en zijn en niemand zal ons ooit meer tegen u opzetten! Laat de goede, almachtige boodschapper van God echter ook deze broeders van mij nog meer bevestigen in het geloof aan alles wat ik zelf in het begin moeilijk kon aanvaarden!"
Hoofdstuk 154: De overste bekeert zijn collega's. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[18] STAHAR zegt: "Ja, daar zouden jullie best eens gelijk in kunnen hebben, want op hem had ik ook allang mijn oog laten vallen! Ik zag ook, dat zowel de engel als Cyrenius tijdens hun spreken en handelen steeds naar hem omkeken en hem als het ware vroegen, of het wel in orde was wat zij zeiden en deden!
Hoofdstuk 155: De overste en Hebram. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] STAHAR zegt: "Vriend, ik zie wel dat wij niet gemakkelijk ooit tot overeenstemming komen! Dat moet een hogere geest ons helemaal duidelijk maken! Ik zie de engel nu naar ons toekomen, praat daar eens mee, dan ben ik erg nieuwsgierig hoe jullie deze zaak met elkaar zullen regelen!"
Hoofdstuk 157: God niet vrezen maar lief hebben. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[25] Kijk eens naar deze vijftig. Dat is de vangst van vandaag en er zijn geen zieke bij! Verderop zie je nog een groep van dertig, allen kerngezond -de vangst van gisteren! Dan zie je er daar aan een tafel twaalf, ook helemaal gezond,..ook een vangst van gisteren! Daar bij de tenten zie je er nog eens vijf van zeer goede kwaliteit, ook van gisteren! -Zeg Mij, of dat geen goed werk is!"
Hoofdstuk 166: Weerzien en kennismaking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[17] CORNELIUS zegt: "Jawel, jawel! Maar, liefste Jarah, weet je, het is juist dáárom wat moeilijk, omdat, zoals ik al heel duidelijk begin te voelen, je hart werkelijk te veel zuivere wijsheid bevat. O, verder ben je uitermate aanvallig en lief en men zou dagenlang naar je kunnen luisteren, maar vragen aan je stellen of vragen van je krijgen, is toch wel Iets geheel anders. Het vragen gaat snel genoeg, maar daarna komt het antwoord en dat ziet er bij mij nog maar povertjes uit!
Hoofdstuk 172: Cornelius en Jarah's wijsheid. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[11] Wel, ik kan u dat geheel naar waarheid uitleggen, maar wat zult u.daaraan hebben?! U kunt mij geloven zoals een blinde iemand gelooft, die hem van een bloem vertelt dat deze wonderbaarlijk mooi rood is. Zal de blinde ooit in staat zijn om zich zelf ervan te overtuigen dat die bloem werkelijk zo wonderbaarlijk rood is? Dat zal in dit leven wel moeilijk gaan en in het andere leven zal de vrije ziel zich daar beslist weinig om bekommeren, want daar zal zij zonder meer in één ogenblik meer kunnen overzien, dan wat hier in vijftig moeitevol doorleefde jaren met alle vlijt kan worden geleerd. "
Hoofdstuk 173: Vraag en beloning. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
[4] 'Maar', zult u vragen, 'wie kan dan op de zon zelf bestaan? Want omdat daar het licht het sterkst moet zijn, zal de hitte daar ook niet mankeren!' Maar, dat is niet zo. Naar het inwendige van het eigenlijke zonnehemellichaam dringt nauwelijks het duizendmaal duizendste deel van de gehele lichtsterkte der zon door en daarom is het oppervlak van de zon niet veellichter en warmer dan hier op onze aarde en de schepselen van God kunnen daar daarom evengoed bestaan en leven als op onze aarde. Nacht wordt het daar echter niet, omdat alles op de zon zich in haar eigen blijvende licht bevindt.
Hoofdstuk 174: De natuurlijke zon. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 3)
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...