Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

2682 resultaten - Pagina 32 van 179

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[7] Ik wil dat van nu af aan al Mijn gedachten en ideeën door jullie, Mijn kinderen, volledig ten uitvoer gebracht worden, hier reeds voor ziel, hart en geest van jullie broeders en zusters, en aan gene zijde dan in alle grote realiteiten vanaf hun meest innerlijke, geestelijke ontstaanssfeer tot aan hun meest uiterlijke, stoffelijke vorming, om het van daaruit weer terug te voeren naar het toegenomen, zuiver en zelfstandig geestelijke, volmaakte leven. En daarvoor, vrienden, zal oneindig veel tijd, geduld en een grote bedrijvigheid nodig zijn en een even grote en alomvattende wijsheid en kracht!"
Hoofdstuk 95: Het doel van het dienen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] De wijn begon echter aan de tafels de tongen los te maken en de gesprekken werden daardoor al levendiger en levendiger. Er ontstonden zelfs verschillende meningen over Mij en men zou kunnen stellen, dat hier bij het avondmaal een eerste scheuring in de kerk plaats vond. Sommigen beweerden dat Ik direct het allerhoogste, goddelijke wezen was, anderen zeiden echter dat Ik dat niet direct was, maar indirect. Weer anderen zeiden dat Ik eigenlijk slechts naar afkomst een zoon van David was en voorbestemd was tot messias van het rijk van David en daarom met de wonderkracht van David en de wijsheid van Salomo was toegerust. Nog anderen meenden dat Ik als een van de hoogste engelen uit de hemelen nu pro forma lichamelijk op aarde was en nog een adjudant uit de hemelen bij Mij had.
Hoofdstuk 88: Verschillende meningen over het wezen van de Heer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] De beide geroepenen komen nu dichterbij en ZINKA zegt: "Heer, dat is voor mensen zoals wij, die nog zeer onvolmaakt zijn, een heel moeilijk te beantwoorden vraag! Want wij zouden nog heel veel willen zien en weten omdat wij, ondanks dat wij toch al heel veel gezien en meegemaakt hebben, nog zeer veel niet gezien en beleefd hebben. Maar wat er nu van dat eindeloos vele het meest noodzakelijke voor ons is, dat is een heel andere vraag, die wij niet kunnen beantwoorden omdat wij nog lang niet weten wat voor ons eigenlijk vóór alles het allernoodzakelijkste is! U o Heer, weet echter precies wat wij het meest nodig hebben; handelt U dus, zonder dat wij iets wensen, volgens Uw oneindige liefde en wijsheid en dan zal iedereen wel het beste zien, horen en voelen!"
Hoofdstuk 90: Ziel en lichaam. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Kijk, voor dat alles is veel tijd en veel wijsheid, veel geduld en een oneindige kracht nodig! Maar omdat jullie en Ik nog minder, nooit op zullen houden met denken en ideeën vormen, gaat het scheppen ook eeuwig door; want inhoudsloos denken kan Ik niet en kunnen ook jullie niet! Als de gedachte echter eenmaal als een iets gevoeld wordt, moet zij als vorm aanwezig zijn; en bestaat zij eenmaal als vorm, dan is zij ook al geestelijk omhuld en bevindt zij zich als voorwerp, dat in staat is licht op te nemen, voor ons, omdat wij het anders niet als een vormgegeven iets zouden kunnen waarnemen. Zolang Ik Zelf dus zal denken en ideeën vormen en jullie uit Mij, zolang zal het scheppen ook onmogelijk op kunnen houden. Aan ruimte zal het de oneindigheid eeuwig niet mankeren en daarom zullen wij nooit last krijgen van verveling door gebrek aan werkzaamheid.
Hoofdstuk 96: Inzage in de scheppingsgeheimen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[9] De bestemming van al Mijn kinderen is, dat zij zich hier op aarde voortdurend zullen oefenen in de toekomstige grote werken in Mijn hemelen; want daar zal alles enkel en alleen door de liefde gedaan worden en iedere wijsheid die niet voortkomt uit het vlammenlicht van de liefde, zal in Mijn hemelen nooit of te nimmer opgenomen worden en daarom ook niets te doen krijgen!"
Hoofdstuk 97: Het juiste beoefenen van de naastenliefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[2] Jullie zullen weliswaar zeggen: "'Als men iemand die in nood zit geld tegen rente uitleent, dan is dat toch ook een goede daad; de lener heeft zich daardoor uit de nood gered, is een rijk man geworden en kan dan immers heel gemakkelijk kapitaal en rente teruggeven! Want de geldschieter heeft toch het risico gelopen om zijn geld, in geval van een ongunstige speculatie, te verliezen! Maar als de lener er voordeel van genoten heeft dan kan toch geen God met al Zijn wijsheid er op tegen zijn als hij, de lener, aan de geldschieter het kapitaal inclusief de afgesproken rente terugbetaalt! Want de geldschieter is ten eerste ook een mens ten opzichte van wie een ander .dezelfde verplichtingen heeft als hij tegenover hem, en ten tweede kan het uitgeleende geld immers het hele bezit van de geldgever uitmaken, waarvan hij moet leven zoals de landman van zijn grond en bodem! .Als de geldgever zich echter het geleende geld, evenals de rente daarover, met terug laat betalen, waar moet hij dan van leven? Of heeft de lener ook maar in de verste verte het recht om te verlangen het geleende geld te houden, terwijl hij daarmee toch heel veel verdiend heeft en goed weten kan en moet dat het het enige bezit van de vriendelijke geldgever is?!
Hoofdstuk 98: Het geven van geldelijke hulp. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[4] Als echter bij degene die geld kan uitlenen, een zeer arme man komt, van wie niet te verwachten is dat hij van een grotere geleende som gunstig en voordelig gebruik zou kunnen of willen maken, dan is wat Mij betreft geen mens verplicht aan zo'n arme het door hem gevraagde geld te lenen, omdat hij op deze wijze moedwillig zijn geld, zonder dat het iemand werkelijk tot nut is geweest, in zekere zin weggegooid zou hebben en die de geldlener slechts in een situatie gebracht zou hebben waardoor deze geneigd zou zijn zich aan allerlei overbodige uitspattingen over te geven, waar hij afhankelijk van zijn aard dan ook aan toe zou moeten geven. Zo'n handelwijze zou daarom met bijzonder goed, maar veel eerder, hoewel niet bepaald slecht, toch.erg dom te noemen zijn, -hetgeen noch Mijn liefde en nog minder Mijn wijsheid zou kunnen bevallen.
Hoofdstuk 98: Het geven van geldelijke hulp. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[5] Ik zou de een of andere materie ook wel ogenblikkelijk kunnen maken, of zelfs een heelleger van werelden in een oogwenk kunnen scheppen; maar zo'n wereld zou nu juist daarom heel moeilijk enige duurzaamheid bezitten omdat deze door Mij van tevoren te weinig is gevoed om geheel rijp te worden. Als een groot idee voor het scheppen van een wereld bij Mij echter voldoende is gerijpt en gevoed door Mijn liefde en wijsheid, zal dit ook steeds meer aan intensiteit winnen en daardoor steeds duurzamer worden.
Hoofdstuk 102: Gedachten en hun verwezenlijking. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[12] Wie is dan die Zoon? De Zoon is de liefde van de Vader. Hij is de liefde der liefde, Hij is het vuur en het licht, Hij is de Zoon van de liefde of de wijsheid van de Vader .Als dus het evenbeeld van de Vader in jullie is, dan moet het in alles net zo volmaakt worden als de Oervader Zelf, omdat het anders geen evenbeeld van de Vader zou zijn; maar als het als evenbeeld niet volmaakt is, waar moet de mens dan de wijsheid vandaan krijgen of hoe moet de mens dan tot ware wijsheid komen?
Hoofdstuk 110: De doop. De drie-eenheid in God en mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[16] Denk toch eens met je hart! Meermalen heb Ik jullie al uitgelegd wie de Vader en wie de Zoon is, dat Vader en Zoon zich net zo verhouden als liefde en wijsheid, of als warmte en licht. Ik heb jullie laten zien dat het licht zonder de warmte geen nut zou hebben, maar ook dat warmte zonder licht geen aren op de velden zou laten rijpen. Ik heb jullie laten zien hoe uit warmte altijd licht ontstaat omdat warmte het eerste teken van een bepaalde actie is; maar de verschijningsvorm van actie is het licht, dat toeneemt naarmate een bepaalde, geordende actie toeneemt, en toch begrijpen jullie niet het 'één-zijn' van de Vader en de Zoon en het 'één-zijn' van jullie met Mij!"
Hoofdstuk 110: De doop. De drie-eenheid in God en mens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] Maar JARAH zegt: "Wie zou er nu ooit achter dit luchtige mannetje zoveel wijsheid hebben gezocht?! Maar eerlijk gezegd ben ik toch blij dat ze weer vertrokken zijn; want ze zouden ons na verloop van tijd toch heel merkwaardig warm gemaakt hebben, hoewel zij op zichzelf een heel koude aard schijnen te hebben. Van enige liefde schijnt niet veel in hen aanwezig te zijn, maar zij weten heel goed het ware van het onware te onderscheiden. Wat zal er dan later van deze wezens terechtkomen als zij de weg van het vlees helemaal niet willen doorlopen?"
Hoofdstuk 116: Het wezen, en doen en laten van de natuurgeesten. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[1] RAPHAËL komt nu naar voren en zegt: "God is in Zich Zelf eeuwig en oneindig. De oneindige ruimte is alleen van Hem vervuld. Hij, die van eeuwigheid de hoogste, zuiverste en grootste gedachte en de eeuwige, meest volmaakte idee in en uit Zich Zelf is, kan ook slechts zonder onderbreking gedachten vormen in Zijn gehele oneindigheid, en deze is vol van Zijn gedachten. Wij echter (de 'oerengelen'), die al gerijpt zijn sinds naar menselijke begrippen onvoorstelbaar lange tijden en nu zelfstandige levensideeën vollicht, wijsheid, kennis en wilskracht zijn, hebben nog een oneindige hoeveelheid dienende geesten onder ons, die in zekere zin onze armen zijn, en die onze wil kennen en ook meteen uitvoeren.
Hoofdstuk 119: Raphaël toont het scheppen van organische wezens. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[3] Als ik nu in aanmerking neem en bedenk wat alleen al deze engel allemaal kan, terwijl de meest wilskrachtige mens ook maar geen jota daarvan mogelijk is, dan zie je pas het oneindige verschil tussen God en mens. Het is wel overduidelijk: God is alles mogelijk en de mens niets. Laat anderen nog zo blij zijn met deze grote wijsheid en macht van God, mij maakt het helemaal niet blij; want ik voel maar al te duidelijk dat ik een volkomen nul ben vergeleken bij zo'n engel als Raphaël. Wat ben ik dan wel vergeleken bij God?! Nee, nee, dat is zonder meer: niets!
Hoofdstuk 121: Waarom de Heer deze onthullingen doet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[7] Nu is het echter goed dat je zoveel weet en inziet, maar daarbij ook praktisch begint te beseffen dat jouw eigen wil buiten je lichaam weinig of niets kan. Je kunt alles doorzien en inzien wat de engel inziet en doorziet; maar als je je Mijn wil en Mijn wijsheid niet eigen hebt gemaakt, baat alle kennis en inzicht je heus niets. Het bezorgt je, als je vol dadendrang bent, alleen maar pijn. En dat is ook goed; want slechts door de deemoed wordt een mens pas mens en een echt kind van God!
Hoofdstuk 121: Waarom de Heer deze onthullingen doet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
[14] En zie, dat is hier het geval! Zou Ik voor jullie slechts in een mistige en mystieke halfslachtigheid optreden, dan.zouden er in jullie nog altijd twijfels overblijven en het zou heel vergeeflijk zijn als in jullie ook enige twijfel de kop op zou steken. Maar als Ik Mij nu reeds voor jullie in woord en daad haast tot op een atoom bekend maak en jullie met alle wijsheid, liefde en macht toon dat Ik werkelijk Diegene ben, waarvoor Ik Mij steeds aan jullie heb voorgesteld, dan is het resultaat toch wel zeker! Ten eerste kunnen jullie onmogelijk nog enige twijfel hebben ten aanzien van Mij en ten tweede moet voor jullie het opvolgen van Mijn wil, waardoor jullie geest enkel en alleen tot de volle wedergeboorte kan komen, iets heel gemakkelijks worden, omdat jullie zonneklaar moeten inzien dat je door het opvolgen van Mijn wil geen misslag doet, maar de eeuwig ware werkelijkheid zult bereiken. Ik denk dat jullie thans wel zullen inzien waarom Ik nu al deze ongelooflijke dingen voor jullie doe en alles van Mij aan jullie laat zien en onthul!
Hoofdstuk 121: Waarom de Heer deze onthullingen doet. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 4)
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...