Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

8806 resultaten - Pagina 32 van 588

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[12] Wanneer alle bomen schrijvers waren, en alle takken schrijfpennen, alle bergen boeken en alle gewassen inkt, zo zouden zij allen tezamen de jammer en de ellende niet kunnen beschrijven, die Lucifer met zijn Engelen heeft teweeg gebracht. Want hij heeft van het huis des Lichts een huis der duisternis gemaakt en van het huis des vreugden een huis der treurigheid; van het huis der lusten en der verkwikking een huis van honger en dorst. Van het huis der zachtmoedigheid een gestadig onweer en een bliksemen. Van het huis des vredes een eeuwigdurend jammer- en tranenhuis; van het huis der lachenden een huis vol schrik en beven. Hij heeft van het licht en de weldadigheid een eeuwige en helse pijn gemaakt. Van de lieflijke spijzen maakte hij gruwelen en onwelriekendheid, welke een gruwel was voor elke vrucht. Van het huis van de cederen van de Libanon maakte hij een steenachtig, rotsachtig huis des vuurs. Van de zoete reuk maakte hij stank. Hij veroorzaakte eenzaamheid en vernieti­ging, het einde van alle goeds, van het goddelijk lichaam maakte hij een duistere, zwarte, koude, verhitte, zich zelf verslindende en toch niet verterende duivel, welke de vijand is van God en Zijne Engelen en het ganse heir der Hemelen is tegen hem gekeerd. De geleerden hebben veel geredeneerd, gevraagd en nagedacht over de boosheid, die in alle schepselen aanwezig is. Ook in de dierenwereld zijn er giftige en boze dieren, wormen en ge­wassen. Hierdoor ontstaat bij sommige geleerden verwondering en zij zijn tot de slotsom gekomen, dat God het boze gewild heeft, dewijl hij zoveel kwaads geschapen heeft. Sommigen hebben aan de val des mensen de schuld gegeven; anderen aan de werking van de duivel. Dewijl echter alle schepselen en alle gewassen geschapen werden vóór de mens geschapen werd, zo moogt ge de mens niet hiervan de schuld geven, want de mens heeft niet het dierlijke lichaam ontvangen bij de schepping, maar zijn lichaam is eerst geworden zoals het is, bij zijn val. Zo heeft ook de mens niet de boosheid en het vergif in de dieren, de vogels, de wormen en de stenen gebracht, want hij had niet zulk een lichaam; wanneer hij de boosheid in de schepping veroorzaakt had, zo zou hij in eeuwigheid geen genade vinden. De arme mens heeft niet de vooropgezette bedoeling gehad te vallen in de zonde; neen, de duivel heeft hem aangestoken met zijn vergif. Dit zult ge alhier beschreven vinden, niet met de bedoeling, iemand te honen, maar uit liefde en tot een deemoedige lering, die ik uit de afgrond van mijn geest heb opgedolven. Tot een gewisse troost voor de arme, kranke, oude Adam, die thans zijn laatste reis aanvaarden moet. Want in Christus zijn wij allen als één lichaam. Daarom ook wil deze Geest van harte gaarne, dat zijn medeleden gelaafd zullen worden met een dronk van de edele wijn Gods, alvorens zij hun reis aanvaarden, opdat zij standvastig zijn in de grote strijd tegen de duivel, en de zege kunnen erlangen. Opdat de overwinning des duivels in deze wereld te niet worde gedaan en de grote naam des Heren geheiligd moge worden. Toen koning Lucifer met zijn Engelen zo volheerlijk, schoon en goddelijk was geschapen, als een Cherubijn en een koning in God, zo liet hij zich verblinden door zijn schone, edele gestalte, toen hij zag welk een heerlijke en schone geest er in hem woonde. Toen dachten zijn zeven Oergeesten dat zij zich konden verheffen en ontsteken. Zij meenden ook schoon, heerlik en machtig te zijn, zoals de ziele-geest. Daarmede wilden zij in hun ganse gebied met eigen kracht en macht heersen als een nieuwe God.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[43] Ook beseft hij dan, dat hij alle uren en elke dag met hem worstelen moet, hetgeen het vernuft, de wijsheid des mensen niet begrijpen kan, zonder deze strijd te strijden. Want de vleselijke geboorte des mensen is des duivels woonhuis, waarin hij, als in een vesting, met de ziel des mensen strijd voert en haar menige stoot toebrengt. Deze vleeswording nu is niet een lichamelijk aanzijn, dat geschikt is om het woonhuis der ziel te zijn. Neen, er wordt strijd gevoerd met het licht, dat in de mens is, door de kracht van God tegen de duivel. Daaren­tegen spuwt de duivel zijn vergif uit op de zeven Oergeesten, welke de ziel doen geboren worden. Hij doet dit, teneinde haar te verderven, opdat het gehele lichaam hem ten eigendom zou worden. Zo nu de ziel haar licht en haar inzicht in het menselijk gemoed wil doen doordringen, zo moet zij een verwoede strijd voeren. De weg is smal en zij wordt door de duivel menigmaal ter aarde gestoten; zij moet echter standhouden als een ridder in de strijd. Wanneer zij nu zegeviert, zo heeft zij de duivel overwonnen. Zo de duivel evenwel zegeviert, zo wordt de ziel gevangen genomen.
Hoofdstuk 16: Over de zevende gestalte of verschijningsvorm van het zondebeginsel Lucifer en zijn Engelen. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[8] Nu is echter die Godheid ook in de uiterlijke geboorte, want anders zou de mens geen hoop meer hebben en dan zou deze wereld niet in de kracht en de liefde van God staan. Maar de Godheid is verborgen in de uiterlijke geboorte; Hij heeft de wan in Zijn hand en zal het kaf en de ontstoken Salniter wegwerpen en de innerlijke geboorte zal daaraan worden ont­trokken en aan Heer Lucifer en zijn aanhang tot een eeuwige woonplaats worden gegeven. Terzelfder tijd moet Lucifer in de uiterlijke geboorte, die de natuur is, in het vuur des toorns gevangen gehouden worden. Hier heeft hij grote macht en kan alle schepselen in het hart aangrijpen. Daarom moet de ziel des mensen voortdurend met de duivel vechten en kampen, want steeds houdt hij de mens de paradijsappel voor. Dit is de oorzaak der boosheid, waarmede de ziel wordt geïnfecteerd. Hiermede hoopt Lucifer hen in zijn gevangenschap te doen delen. Wan­neer dit hem echter niet gelukt, zo geeft hij hen menige harde stoot en de mens moet voortdurend in ellende leven in deze wereld. Want hij be­dekt het edele zaadkorreltje, zodat de mens zichzelven niet kent; zo meent dan de wereld, dat hij door God zo geplaagd en geslagen wordt en zó blijft het rijk des duivels steeds verborgen. Want echter, ge hebt mij ook menige stoot gegeven, ik heb u leren kennen; ik wilde de deur een weinig openen, opdat anderen ook zien wie ge zijt.
Hoofdstuk 17: Over de droevige en ellendige toestand der verdorven natuur en de oorsprong der vier elementen, in de plaats van de Heilige Godsregering. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[2] Dewijl er echter ten tijde, dat God Hemel en aarde geschapen heeft, nog geen menselijk wezen geweest is, die zulks heeft aanschouwd, zo is daar­uit niet te besluiten, dat Adam, vóór zijn val, dewijl hij nog het diepe inzicht in de kennis Gods had, dit in de geest heeft geweten. Toen hij echter ten val was gekomen, zo heeft hij dit alles als een donkere en verborgen gebeurtenis in zijn binnenste bewaard en overgebracht op zijn nakomelingen. Openbaar is geworden, dat de eerste wereld vóór de zondvloed zo weinig heeft geweten van de hoedanigheden en het eigene van God, evenals de laatste waarin wij taps leven. Want uiterlijke, vleselijke geboorte heeft nimmer de Godheid kunnen verstaan of door­gronden; zo dit niet zo ware, zo zou daarover méér geschreven zijn. Dewijl echter aan mij, door de goddelijke genade in deze hoge waarden dit grote geheimenis in mijn geest naar de innerlijke mens, dewelke van één hoedanigheid is met de Godheid, iets geopenbaard is geworden, zo kan ik niet nalaten, deze dingen naar de kracht mijner gaven te be­schrijven en ik wil de lezer getrouwelijk vermanen, zich aan de eenvoud des schrijvers niet te storen. Want ik doe dit niet uit begeerte naar roem, maar wil in ootmoedigheid onderwijzen, opdat de werken Gods de lezer beter bekend mogen worden en des duivels rijk zal worden geopenbaard; omdat de tegenwoordige wereld in al haar boosheid en laster vol is van des duivels woelen en werken. Dat de tegenwoordige wereld toch moge zien, in welke kracht en uit welke drang zij leeft, zodat ik, met het mij overgeleverde pond, kan woekeren en hetzelve aan mijnen God en Schep­per niet renteloos behoef weder te geven, als een luie dienstknecht, die in de wijngaard des Heren zijn tijd in ledigheid heeft doorgebracht en zijn loon opeist zonder ervoor gearbeid te hebben. Wanneer echter de duivel spotters en verachters zou doen opstaan, die zouden zeggen, dat het mij niet paste, mij zozeer in deze hoge goddelijke dingen te begeven en daarin te speuren, zo geef ik deze ten antwoord, dat ik niet opgeklommen ben tot in de sferen Gods; dat mij dit, als ge­ring mensenkind, ook niet mogelijk zou zijn, maar dat de Godheid in mij is nedergedaald.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[25] Het woord: er = aar veronderstelt de ontstoken wrange en bittere kwali­teit, de ernstige toorn Gods, die siddert achter in de mond; de tong is daarvoor bevreesd en legt zich plat neer in de onderkaak. Het woord den = de wordt wederom op de tong gevormd en de geest onttrekt de kracht aan het woord en treedt langs een andere weg, langs de neus, er mede naar buiten; ook vaart hij daarmede naar de hersenen voor de koninklijke vierschaar. Dat wil zeggen, dat de Salniter der aarde voor eeuwig van Gods Licht en Heiligheid verstoken is. Dat evenwel de geest de kracht van het woord in zich opneemt, en langs een andere weg naar buiten treedt, wil zeggen, dat God het hart der aarde uit de boos­heid wil uitheffen en tot zijn lof voor eeuwig wil bestemmen. Hij wil de kern, het beste, de goede geest uit de aarde doen te voorschijn treden en tot zijn eer en heerlijkheid tot vernieuwing en wedergeboorte voeren. O mens, bezint u, welk zaad ge in de aarde zaait. Hetgeen ge zaait, dat zal ook opkomen, bloeien en vrucht dragen, hetzij in liefde of in toorn. Wanneer echter het boze zal worden gescheiden van het goede, zo zult ge naar dit leven, naar dat wat ge in dit leven geleefd hebt, hetzij in de Hemel of in het helse vuur. Uw ziel zal daar heen varen, waarnaar ge thans hebt gestreefd.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[35] Ziet, mensenkind, welk een Hemelpoort, hellepoort, aardepoort, ja een poort tot de Godheid zelf, de geest voor u opensluit. Ge moet u niet voorstellen, dat God te dien tijde op menselijke wijze gesproken heeft; dat het slechts een onmachtig, menselijk spreken geweest is. Het menselijke woord heeft wel dezelfde vorming, verhoudingen, kwaliteit en be­kwaamheid. Maar de mens verstaat het niet immer. Dit verstand echter is edel en kostbaar, want het is geboren uit het inzicht, dat ge­openbaard is door den Heiligen Geest. Gods Woord echter, dat Hij toenmaals met kracht gesproken heeft, heeft Hemel en aarde en aller Hemelen Hemel, ja de ganse godheid omvat. Allereerst wordt het ge­vormd tussen de gesloten tanden en het geeft een sissend geluid, het­geen betekent, dat de Heilige Geest bij de aanvang der schepping door de harde, gesloten muur der geboorten, gevaren is. Want er staat ge­schreven: “En duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.” De afgrond, de diepte of ruimte stelt voor de innerlijke geboorte en de duisternis beduidt de uiterlijke, verdorven geboorte; het water beduidt de zachtmoedigheid des geestes.
Hoofdstuk 18: Over de schepping der Hemelen en der aarde en de eerste dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[1] De ware Hemel, welke onze menselijke, eigen Hemel is, waar de ziel henen vaart, wanneer zij afscheid neemt van het lichaam en waar Christus onze Koning heengegaan is en vanwaar hij ook, van Zijnen Vader, gekomen is en geboren en als een mens in de maagd Maria tot vlees is geworden, deze Hemel is de kinderen der mensen verborgen geweest en de mensen hebben hierover allerlei meningen gehad. Ook de geleerden hebben hier­over veel geschreven en hebben elkander hevig bestreden. Hierdoor werd de Heilige Naam Gods schande aangedaan; Zijn leden werden verwond; Zijn Tempel verstoord en de heilige Hemel is door deze laster en vijand­schap ontheiligd geworden. De mensen hebben ten allen tijde en allerwege gemeend, dat de Hemel vele honderden of duizenden mijlen van deze aarde verwijderd is en dat alleen God in de Hemel woont; ook hebben vele natuurkundigen het gewaagd, de afstand te meten en zij hebben zeld­zame dingen geopenbaard. Zelfs heb ik het zelf, vanwege mijn inzicht en hetgeen aan mij werd geopenbaard, er voor gehouden, dat dit alleen de ware Hemel zou zijn, welke zich met een ronde boog, lichtblauw uit­strekt hoog boven de sterren, in de mening, dat God alleen daar woont en in deze wereld slechts regeert door de kracht van Zijn Heiligen Geest. Dewijl ik echter door deze opvattingen menig schok heb gehad, zonder twijfel door dien Geest, die daarin behagen had, zo ben ik eindelik in een grote zwaarmoedigheid en treurigheid geraakt, toen ik de gewel­dige ruimte dezer wereld, de zon en de sterren, de wolken, de regen en de sneeuw aanschouwde, en in mijn geest de gehele schepping dezer wereld overdacht. Toen vond ik in alle dingen het goed en het kwaad; liefde en haat in de redeloze schepselen zowel als in de mensen, ja zelfs in de aarde, de elementen, in hout en in stenen. Daarna overdacht ik de kleine menselijke levensvonk. Wat betekende zij ten opzichte van de grote werken van God, die werken, die betreffen het scheppen van de Hemel en van de aarde.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[34] De ganse goddelijkheid met al haar krachten en werkingen, met haar eigen wezen, haar opstijgen en doordringen der dingen en haar ver­anderingen, is de algehele wording, baring. Alles wordt omvat en is be­grepen in den Geest des Woords. Zoals de geest het woord vormt en het woord uitzendt, zo is er ook in de natuur een doordringen, opstijgen, worstelen en overwinnen en wel in dezelfde mate. Want toen de mens in de zonde viel, werd hij uit de innerlijke geboorte overgezet in de twee andere, voornoemde geboorten. Deze omvingen hem al spoedig en waren één met hem, alsof de mens hun eigendom was; de mens ontving al spoedig den Geest en alles, wat voortkwam uit de siderische en uiterlijke geboorte. Daarom spreekt de mens alle woorden uit, zoals de natuur het hem ingeeft, want de geest des mensen, die wortelt in de siderische geboorte en van één hoedanigheid is met de ganse natuur, is zoals de natuur zelf. Wanneer hij iets ziet, zo geeft hij dat de naam naar zijn eigenschap. Doet hij dit echter, dan moet hij zich ook in een dergelijke vorm indenken en zich zo gedragen, als datgene, wat hij benoemen wil, zich gedraagt. Dit is de kern van het ganse goddelijke verstand. Ik schrijf dit niet, en ik breng dit ook niet aan het licht, opdat onmiddellijk iemand mij zou naschrijven en het, naar zijn goeddunken, zou openbaren en als heilige waarheid zou uitspreken. Hoort toe. Daarvoor is iets meer nodig. Uw animalische geest moet vooraf met de innerlijke geboorte in God in overeenstemming zijn en in het Licht staan, opdat hij de siderische geboorte juist kan onderscheiden en vrije toegang heeft tot alle drie de geboorten. Anders kunt ge geen heilige en klare filosofie schrijven, maar ge zult bevonden worden een spotter te zijn. Ik wil gaarne aannemen, dat de duivel verheugd zou zijn, wanneer hij slachtoffers zou maken. Menigeen heeft door hem moeten lijden en hij probeert talloze malen, of hij over de mensen kan zegevieren. Maar ik zal niet ophouden, bekend te maken, wat ik moet bekend maken. Het is nu de tijd, dat de waarheid zich baan zal breken. Wie nu slapen wil, zal toch worden wakker geschud door het grimmige stormweder. Opdat nu een ieder acht geve, wil ik dit alles, naar de wil en de stuw­kracht des geestes getrouwelijk mededelen.
Hoofdstuk 19: Over de Hemel en de gestalte der aarde en van het water, over het licht en de duisternis over de Hemel. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[31] De derde geboorte in het lichaam Gods, dat deze wereld uitmaakt, is onder het uitspansel der Hemelen verborgen en deze Hemelen zijn van één hoedanigheid ermee. Deze derde geboorte is het almachtige en heilige Hart Gods, waarin onze Koning Jezus Christus zetelt ter rechter­hand Gods als Heer en Koning van het ganse lichaam dezer wereld, die met Zijn Hart alles omvat en in stand houdt. En deze Hemelen zijn ook zijn rechterstoel en zijn Oergeesten heersen in het lichaam dezer wereld en alles is met Hem verbonden wat in de siderische geboorte, in de liefde zetelt. Het andere deel dezer wereld is met de duivel verbonden. Ge moet niet denken, zoals Johannes Calvijn heeft gedacht, dat het lichaam van Christus niet almachtig is en niets begrijpt, dan wat Hem­zelf betreft. Neen, mensenkind, gij dwaalt en verstaat de Goddelijke Kracht niet; een ieder mens omvat in zijn siderische Oergeesten de ganse ruimte oftewel het lichaam dezer wereld en die ruimte omvat de mensen. Alles is als één lichaam, maar met verschillende leden. Hoe zou het dan mogelijk zijn, dat de Oergeesten in het natuurlijke lichaam van Christus niet van één hoedanigheid zouden zijn met de Oergeesten der natuur? Zijn lichaam toch is immers ook uit de Oergeesten der natuur en Zijn Hart is ontsproten aan de derde geboorte, hetwelk het Hart van God van alle Engelen en alle Hemelen, ja, den gansen vader omvat. Gij calvinisten, laat hier uw mening varen. Gij dwaalt; martelt uw zelven niet. God is een Geest. (Joh. 4:24) en niet te vergelijken met enig lichamelijk wezen, want in de lichamelijkheid schuilt de dood. Het lichaam van Christus is niet meer in de stoffelijkheid, in de lichamelijkheid maar in de goddelijke openbaring van de natuur; gelijk aan de Engelen zullen ook onze lichamen, in de opstanding niet meer de samen­stelling van vlees en beenderen hebben van thans. Maar zij zijn de lichamen der Engelen gelijk. En hoewel de vormen aanwezig zullen zijn en de krachten en mogelijkheden en ook alle vermogens, die de mens heeft en al de verschillende lichaamsdelen, behalve de geslachtsdelen, en de ingewanden, zo zullen we dan toch niet de zelfde harde substantie be­zitten. Christus zeide n.l. tot Maria Magdalena in de tuin van Jozef, bij het graf, na zijn opstanding: “Raak mij niet aan, want ik ben nog niet opgevaren tot Mijnen Vader, (Joh. 2O:17). Als wilde Hij zeggen: Ik heb nu niet meer het stoffelijk lichaam, al toon ik U mij zelven in mijn stoffelijk lichaam, want anders zoudt ge Mij, met uw eigen stoffelijk lichaam niet kunnen herkennen. Zo wandelde hij ook de veertig dagen na Zijne opstanding niet steeds zichtbaar voor de discipelen, temidden van hen, maar onzichtbaar, in zijn Hemelse Engelen­gestalte.
Hoofdstuk 20: Over de tweede dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[4] Mozes schrijft daarover, wanneer hij zegt in 1 Gen. 1 vers 11-13. God zeide: Dat, de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid, zaad zaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde: en het was alzo. En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid, zaad zaaiende naar zijn aard en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was naar zijn aard: en God zag dat het goed was. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de derde dag. Dit is juist en zuiver beschreven; maar het ware begrip, de diepere be­tekenis blijft verborgen in de woorden en is nooit door de mensen be­grepen. Want de mens heeft sedert de tijd van zijn val, nooit het aller­innerlijkste der dingen kunnen begrijpen, zoals daar in de Hemelse ge­boorte. Want zijn verstand was gevangen in de uiterlijkheid der dingen en heeft niet in de Hemel kunnen schouwen en de innerlijke geboorte niet kunnen waarnemen, welke niettegenstaande dat toch ook in de verdorven aarde, ja overal tegenwoordig is. Ge moet niet denken, dat God iets nieuws hier heeft geschapen, dat er voorheen niet was; wanneer dat het geval was, zo zou er een andere God geweest zijn, hetgeen toch niet mogelijk is. Buiten deze eeuwige God bestaat niets en ook de poorten der hel bestaan niet buiten deze eeuwige God. Er is slechts een afschei­ding, een vijandschap ontstaan tussen de liefde, die in het licht staat en de boosheid, die in de duisternis ligt en zij beiden kunnen elkander niet begrijpen, hoewel ze als één lichaam zijn. De Salniter, waaruit de aarde ontstaan is, is er van eeuwigheid al ge­weest en was besloten in de zevende oergeest, welke de natuurgeest is; de andere zes Oergeesten brachten voortdurend de zevende oergeest tot leven en zij worden ook zelf door hem omsloten; zij zijn de kracht en het leven geweest van de zevende oergeest, zoals de siderische geboorte dat was in het vlees.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[23] Het Wezen Gods is als een wiel, waarin vele kleine raderen in elkander grijpen, die voortdurend omwentelingen maken. Men ziet het rad wel en verwondert er zich over, en toch kan men het in zijn omwentelingen niet begrijpen; hoe meer men het echter aanschouwt, hoe meer men er mee vertrouwd raakt; en hoe meer men er van leert, hoe meer blijdschap men er over heeft, want steeds ziet men iets wonderbaarlijkers. Een mens kan hieromtrent nooit genoeg zien en leren. Zo gaat het mij eveneens. Wat ik op de ene plaats niet voldoende heb beschreven, dat zult ge ergens anders uitvoeriger behandeld vinden en wat ik in dit boek niet kan be­handelen, om der lengte wille, zult ge in een volgend boek behandeld vinden. Dit boek is als de eerste twijg, die groeit aan de tak, als het eerste kind, gebaard door de moeder. Evenmin als dat kind dadelijk lopen kan, evenmin kan ik in dit eerste boek al dadelijk alles naar de eis be­handelen. Want hoewel de geest het rad wel ziet, en zijn verschijning wil begrijpen, zo kan de geest dit toch niet vanwege de omwentelingen van het rad. Wanneer de geest echter de vaste omtrek weer waarneemt, zo leert hij ook weer meer en verstaat alles beter. Merk nu op: De aarde heeft juist zulke eigenschappen en Oergeesten, als de ruimte rondom de aarde of de Hemelen en alles tezamen behoort tot één groot lichaam en God is hun lichaam. Dat ge Hem echter niet geheel en al ziet en kent, wordt veroorzaakt door de zonden, waarin ge verzonken ligt; daardoor is de goddelijke kracht voor u verborgen, zoals het merg in de beenderen voor het vlees verborgen is. Zo ge achter met uw geest door het lichamelijke, het vleselijke heen breekt, zo zult ge den verborgen God aanschouwen. Zoals het merg in de beenderen doordringt en aan het vlees kracht en sterkte geeft, en het vlees het merg toch niet begrijpen kan, maar wel de kracht ervan ervaren, zo kunt gij de verborgen Godheid in het vlees niet zien, maar wel ontvangt ge Zijne kracht en ge begrijpt daaruit, dat God in u woont. Het dode vlees is namelijk niet inherent aan het leven en het ontvangt het licht niet, maar het leven in God gaat op in het dode vlees, en brengt uit dat dode vlees een ander Hemels en levend lichaam voort, hetwelk het licht kent en verstaat. Want dit tegenwoordige lichaam is slechts een omhulsel, waaruit het nieuwe lichaam opgroeit (het nieuwe lichaam groeit uit het oude door het vlees en bloed van Christus) zoals het zaad in de aarde. Het omhulsel echter zal niet weder opstaan en levend worden, zoals dit ook bij het koren niet geschiedt; dit zal voor eeuwig in de dood blijven. Daarom draagt de mens des duivels woning hier op aarde mede in zijn lichaam; het menselijk lichaam is als 't ware in zekere zin een woonplaats voor hem.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[29] Wanneer nu deze drie factoren: het wrange, het bittere en het zoete in wrijving komen met elkander, zo voert de wrange kwaliteit de boven­toon, want zij is de sterkste, en trekt met geweld de zoete tezamen, dewijl de zoete zacht is en wegens haar zachtheid kan uitzetten, zodat zij zich gevangen moet geven. Wanneer dit nu geschiedt, zo wordt het bittere mede gevangen genomen en tot verdroging gebracht, dan zijn de drie genoemde eigenschappen in strijd met elkander en dat doet de massa verdrogen; vooral de wrange kwaliteit veroorzaakt steeds meer verdroging. Wanneer het zoete water zich niet meer handhaven kan, komt de angst, evenals bij de mens, wanneer hij sterven gaat, boven, zo, dat de geest zich afscheidt van het lichaam en het lichaam aan de dood wordt overgegeven; zo ook wordt het water gevangen genomen. En in deze angst ontstond angstzweet, evenals bij een stervende mens. Dit angst­zweet is van één hoedanigheid met de wrange en bittere eigenschap, want het is als 't ware haar zoon, die zij, uit het zoete water hebben doen geboren worden. Wanneer dit nu plaats vindt, zo is de wrange en bittere hoedanigheid verheugd over haar zoon en een elk van hen geeft die zoon van zijn kracht en zijn leven. De wrange en de bittere eigenschap onttrekken voortdurend het sap aan de aarde en geven die aan de jonge zoon. Het lichamelijke echter, dat uit het zoete water door samentrekken is ontstaan, blijft dood en nu heeft het vocht van het lichaam of het voorwerp, hetwelk van één hoe­danigheid is met het wrange en het bittere, gelegenheid om zich te laten gelden. Maar de twee kwaliteiten, wrangheid en bitterheid, kunnen niet laten te strijden met elkander. De wrange eigenschap is sterk; de bittere is snel. Wanneer de wrange naar de bittere grijpt, zo ontwijkt deze haar en neemt het vocht van de zoon mee. Dan wil de wrange eigenschap de bittere overal volgen en haar gevangen nemen; dan wil de bittere eigen­schap uit dat lichaam, dat voorwerp gaan en dit zet daardoor uit. Wan­neer dat lichaam of voorwerp dan niet meer uitzetten kan, en de strijd te hevig, zo moet de bitterheid zich gevangen geven. Dan breekt zij los uit het lichaam en neemt de zoon mee.
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[39] Ziet, de mens wordt ziek; en wanneer hem geen raad gegeven wordt, zo sterft hij door een bitter en wrang kruid, dat uit de aarde opwast, of ook wel door water, dat de dood veroorzaakt of door andere gewassen, die de aarde oplevert; ook wel door vlees, dat bedorven is. Wanneer er nu echter een verstandige dokter is, die bij de zieke onderzoek doet naar de oorzaak van zijn ziekte, welke deze oorzaak dan ook is, hetzij Mees, kruid of water dat bedorven was, en hij distilleert dit of verbrandt het tot pulver, al naar de materie, die hij heeft, noodzakelijk maakt, dan blijft hierna in het water of in het pulver de siderische geboorte bestaan, waarin leven en dood met elkander strijd voeren; beide, leven en dood kunnen zich doen gelden, en het dode lichaam is er dan niet meer. Wan­neer ge nu dit water of pulver met een goede therial of iets dergelijks vermengt, waardoor de macht van het boze in de siderische geboorte wordt vastgehouden en ge geeft de kranke een warme drank, hetzij wijn of bier in, zo zal het leven omhoog willen stijgen, maar wordt daarin be­lemmerd door de boosheid, die in de siderische geboorte is. Zo veel kan echter wel geschieden, dat de ziekte de mens ontnomen wordt, want het siderische leven ontneemt de Engel des doods zijn scherpte, wanneer dat bepaalde middel zegeviert, zo wordt de mens wederom gezond. Alzo ziet ge, hoe de kracht van het woord en des eeuwigen levens in de aarde en hare kinderen in de dood verborgen ligt en voor de dood onbegrijpelijk, toch levenwekkend is. Deze kracht dringt om tot licht en leven te komen, maar kan dat niet ten volle, tenzij zij aan de dood ontheven is. Nu zou iemand kunnen vragen: Welke substantie is er aanwezig, waar­door de siderische geboorte der aarde haar werkingen een dag eerder is aangevangen dan de siderische geboorte rondom de aarde, nademaal toch het vuur rondom de aarde veel sneller aangestoken wordt dan het vuur in de aarde?
Hoofdstuk 21: Over de derde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[17] Over deze drievoudigheid wil ik hier schrijven en de kinderen dezer wereld aantonen, wie God is. Niet om mij daarop te beroemen of uit hovaardij, of om enig mens te krenken. Neen, de geest zal u in alle zachtmoedigheid en vriendelijkheid onderwijzen, zoals een Vader zijne kinderen onderwijst. Het werk is niet door mijn vernuft tot stand ge­komen, maar door de liefdesopenbaring des Heiligen Geestes, die in het vleselijke is doorgebroken. Uit eigen kracht kan ik niet veel en ben ook slechts een blinde, maar door Gods geest ziet mijn geest alles, hoewel ik niet standvastig genoeg ben. Maar wanneer de geest van de liefde Gods door mijn geest werkt, dan versta ik de Godheid. Niet alleen mij gaat het zo, maar alle mensen, of het nu Christenen, joden, Turken of heidenen zijn. Allen, waarin de zachtmoedigheid en de liefde leven, staan ook in het licht Gods. Zoudt ge willen zeggen: Neen? De Turken, de Joden en de heidenen hebben immers hetzelfde lichaam dat gij hebt; zij bezitten dezelfde lichaamskracht die gij gebruikt en dezelfde God, die uw God is, is ook hun God. Zegt ge: Zij kennen God echter niet en eren Hem niet. Ja, mensenkind, ge kunt u er op beroemen, dat gij Hem beter kent. Maar waar de liefde door de zachtmoedigheid wordt geopenbaard, daar openbaart zich het Goddelijk Hart. Want het hart Gods wordt in het zachte water van het aangestoken licht geboren, hetzij in de mens of buiten de mens, het wordt overal in het centrum, in het midden tussen de uiterlijke en de innerlijke geboorte geboren.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
[40] Er zijn veel en velerlei ertsen, al naarmate de Salniter in de natuurHemel in zijn opstijgen in het licht der liefde de eerste is geweest. Iedere oergeest heeft de aard en de eigenschappen van alle Oergeesten in zich; want hij wordt steeds met de anderen in verbinding gebracht, waardoor het leven en de onpeilbare geboorte Gods ontstaat, maar naar één kracht is hij de eerste, en dat is zijn eigen lichaam, waarvan hij de naam draagt. Nu heeft iedere oergeest de eigenschap van de hele natuur en zijn samen­stel is in de tijd van de aansteking des toorns mede in de dood belichaamd geworden en uit iedere geestelijke substantie zijn aarde, stenen, erts en water ontstaan. Daarom vindt gij ook in de aarde erts, steen, water en aarde in verschillende hoedanigheden, kwaliteiten, en daarom is de aarde van zo verschillende hoedanigheid, al naarmate in de tijd der wansteking, een van de kwaliteiten in iedere oergeest primair is geweest. De natuur heeft de mens wel zoveel geopenbaard, dat hij weet, hoe hij van de vreemde geboorte van iedere oergeest, de vreemde materie zo afsmelten kan, dat van iedere oergeest datgene, wat in hem primair is, ook nummer één blijft. Daarvan hebt gij aan zilver en goud een voor­beeld; gij kunt het niet eerder tot zuiver zilver en goud maken, aleer het zeven maal in het vuur gesmolten is. Wanneer dat geschiedt, dan be­houdt het in het midden van het hart der natuur, hetgeen het water is, zijn eigen kwaliteit en kleur. Eerst moet de wrange hoedanigheid, welke de Salniter in de harde dood gevangen houdt, afgesmolten worden, dat is het grove stenige puin. Hierna de zure dood van het water, daarvan wordt een giftige salpeterzuur afgescheiden, hetgeen in de opgang van de vuurstraal zich in de dood bevindt.
Hoofdstuk 22: Over het ontstaan der sterren en over de schepping van de vierde dag. - Jacob Boehme - Aurora of morgenrood in opgang
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...