Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

9032 resultaten - Pagina 32 van 603

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[11] IK zeg: "Vriend! - Ik zeg je: Juich niet te vroeg! De ene kraai pikt de andere de ogen niet uit! Het zal de elf binnen de muren zeker niet naar wens gaan! Zij worden weliswaar niet gedood, maar in plaats daarvan levenslang in de eeuwige altijd aanwezige boetedoeningcel opgesloten! Maar in de openbare verontschuldiging aan Rome zullen ze als wol zo wit gewassen worden, en dan zal men eerst van jou verdere uitleg eisen, en je zult erg veel moeite hebben om alle vragen uit Rome naar tevredenheid te beantwoorden. Er zal je weliswaar geen haar gekrenkt worden, maar je zult een zekere overlast nauwelijks kunnen voorkomen als je niet met de vereiste getuigen en andere aanwijzingen op de proppen komt. Daarom laat Ik Pilah bij jou; hij zal je bij alles goed van dienst zijn. Laat hem echter zo snel mogelijk Romeinse kleren aantrekken, zodat hij door de in Kapérnaum gestationeerde collega's niet wordt herkend! Want Ik kan je wel zeggen: satan heeft zijn regiment lang zo listig niet georganiseerd als dit slangenbroed. Wees jij dan ook behalve zoals altijd zachtmoedig als een duif, sluw als een slang, anders speel je het niet klaar met dit geslacht!"
Hoofdstuk 2: Het hart van een dief. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] FAUSTUS zegt: "Ik dank U eeuwig voor deze raad! Maar nu moesten we, omdat deze zaak zo goed mogelijk gereed is gekomen, toch eens iets prettigers gaan doen!"
Hoofdstuk 2: Het hart van een dief. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[13] IK zeg: "Heel goed! Ik ben er al; wij wachten alleen nog op Kisjonah, die met zijn ontvangsten gauw klaar zal zijn!"
Hoofdstuk 2: Het hart van een dief. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar dan leg IK Mijn hand op zijn hart en zeg tegen hem: "Vriend en broeder! Bewaar Mij daar binnen in je, dan zul je nooit kracht te kort komen om edele werken uit te voeren! Ja, in het levende geloof en in de volle en zuivere liefde tot Mij en met de wil om in Mijn naam de mensen goed te doen, zul je de elementen gebieden, en zij zullen je gehoorzamen! Jouw roep zal niet onbegrijpelijk zijn voor de winden, en de zee zal je wil herkennen. En tegen een berg zul je kunnen zeggen: "Verhef je en laat je in de zee vallen!" en het zal gebeuren zoals je bevolen hebt.
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[15] Zoals men echter aan pasgeboren kinderen niet direct het voedsel van een volwassen man geeft, dat hen doden zou, zo mag men nog veel minder een geestelijk kind meteen het voedsel van een geestelijk volwassene geven. Men moet zulke kinderen heel passende geestelijke kost geven, anders worden ze gedood, en dan is het bultengewoon moeilijk om hen geestelijk weer tot leven te brengen. -Hebben jullie allen dat nu goed begrepen?"
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[17] IK zeg: "Goed, dan gaan wij nu naar de grot waarin de Farizeeën hun schatten verborgen hadden; want in die grot is nog een grot en die willen wij onderzoeken. Maar neem voldoende fakkels mee en ook wijn en brood; wij zullen daar zeer hongerige wezens aantreffen."
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] Bedenk dat dus goed en handel ook daarnaar, dan zullen jullie overal zegen verbreiden, al is het dan niet altijd geestelijk, dan toch lichamelijk, zoals Ik het Zelf gedaan heb en nog altijd doe. Want vaak heeft een puur lichamelijke weldaad bij een ongelukkige meer invloed op zijn hart en zijn geest, dan honderd van de beste zedenleren. Daarom moet men ook bij de uitbreiding van het evangelie eerst door middel van lichamelijke weldaden de weg naar het hart van de ongelukkigen banen, en pas daarna aan de gezonde zielen het evangelie prediken. Men moet echter niet de prediking vooraf laten gaan, en daarna de ongelukkige toehoorders met een teken in een duidelijk gericht, dus -in een nog grotere ellende storten, dan hun eerste lichamelijke ellende was.
Hoofdstuk 3: Het juiste gebruik van wonder en geneeskracht. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] IK zeg: "In dat laatste zit veel waarheid, hoewel niet helemaal; want het priesterdom dat altijd bij alle volken het sluwste is, is er in alle tijden en allerwegen steeds het best in geslaagd zulke natuurlijke toestanden in hun eigen voordeel uit te buiten en zo goed mogelijk te benutten. Soortgelijke zaken benutte zij ook in Griekenland en in Rome en het liet daarbij haar slechte fantasie de vrije loop, waardoor volk na volk tot nu toe meegaand en blind gehouden werd en ook in het vervolg meegaand en blind gehouden zal worden - de ene keer meer, de andere keer minder.
Hoofdstuk 4: De druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] IK zeg: " Ja, ja, je hebt gelijk! Het zou voor de mens ook niet goed zijn, als hij alles zo snel begreep, wat zich als een verschijnsel aan hem voordoet. Want er staat geschreven: ' Als je van de boom der kennis zult eten, zul je ook sterven!' Daarom is het beter om ieder wonder te nemen voor wat het schijnt te zijn en daarbij levendig te bedenken dat bij God niets onmogelijk is, dan te trachten het ontstaan ervan te verklaren, waarbij men na de verklaring er net zo weinig van begrijpt als ervoor .
Hoofdstuk 5: De geschiedenis van de gevonden schat. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] FAUSTUS bedankt Mij heel hartelijk voor deze verklaring en zegt: "Mij is deze verklaring des te meer begrijpelijk, omdat ik deze - weliswaar meer als een vermoeden -al van de Romeinse natuurkundigen heb gehoord. Maar ook de toevoeging over de medewerking van de satan is zeer belangrijk; want de levensvijand zal zulke zaken zeker niet onbenut laten, en de kwade gevolgen liggen in drie werelddelen voor het grijpen! Dat is mij nu allemaal zonneklaar; maar slechts één ding kan ik niet zo goed plaatsen, - en dat is: hoe kan God gelukkig zijn!
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Als Faustus en ook alle aanwezigen zien hoe deze plaats in de bergen veranderd is, zegt Faustus tegen Mij: "Heer en Vriend! Waarlijk, ik kan mij nu niet langer meer beheersen! De verschijnselen komen nu te dicht bij het scheppende; ze bevinden zich al een eeuwigheid voorbij de horizon van mijn begrip! Ik weet nu echt niet meer of ik nog leef of dat ik droom! Er gebeuren hier zulke vreemde raadselachtige wonderbare dingen, dat men zelfs als men volkomen nuchter is er stomdronken bij staat en nauwelijks meer met het eigen bewustzijn kan onderscheiden of men tot het manlijke of het vrouwelijke geslacht behoort. -Kijk nu eens naar die verschrikkelijke rotswand! Waar was die eerst, toen wij zo gemakkelijk over een goed begaanbaar bergpad onze weg naar de grot vonden?
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Wij gaan dan meteen aan het avondmaal, omdat allen, die waren meegegaan, geen middagmaal gekregen hadden en al behoorlijk hongerig waren geworden en daarom erg naar een goed verzorgd avondmaal verlangden.
Hoofdstuk 6: Het ontstaan en verdwijnen van de druipsteengrot. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Pas na het vlug genoten avondmaal ging Faustus in opdracht van Mij naar het grote depot om te kijken of de door Archiël uit de grot naar Kis overgebrachte schatten goed waren aangekomen. Alles was in orde, en ook was er een grote lijst van alle verschillende schatten die in de grot werden aangetroffen, met vermelding van hun waarde, Faustus vraagt de bewakers wie deze lijst heeft gemaakt.
Hoofdstuk 7: Het loflied van David. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[9] Als het hart van de mens echter vol deemoed is, en hij zich gelukkig prijst om de geringste onder de mensen te zijn, iedereen te dienen, uit liefde tot de broeders en de zusters zichzelf niet te achten, zijn meerderen gewillig in alle goede, voor de broeders nuttige zaken te gehoorzamen, en hij God boven alles liefheeft, dan groeit uit het hemelse zaad in het hart een echte, eeuwig levende hemel. Als de mens op deze wijze de gehele hemel in al haar volheid al in zijn hart draagt, gevuld met het echte geloof, de zuiverste hoop en liefde, dan kan hij na de dood van zijn lichaam onmogelijk ergens anders terecht komen dan in het hemelrijk van God, dat hij in alle volheid allang in zijn hart had! Als je dit goed overweegt, dan zul je gemakkelijk begrijpen hoe het nu precies met het hemelrijk, alsook met de hel, gesteld is."
Hoofdstuk 8: Over het rijk der hemelen. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Ik zeg: "Let dan goed op, want Ik stel er prijs op dat je ziende naar huis gaat!
Hoofdstuk 9: De Heer geeft voorbeelden van hemel en hel. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...