Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

1220 resultaten - Pagina 32 van 82

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[7] N u zei dezelfde visser weer: 'Ja, beste Heer en Meester, en ik dank U voor Uw meer dan grote geduld met ons zwakke en nog zeer onnozele mensen! O, het zal zeker nog een hele tijd duren voordat wij, die temidden van louter wonderen leven, die wonderen zullen begrijpen! Wij zien en drinken water en weten niet in het minst wat het is. ook zien wij het vuur en het licht daarvan en voelen de gloed en de warmte ervan, maar weten niet in het minst wat het is en wat de eigenlijke oorzaak is van het ontstaan ervan. Maar hoe het ook zij, wij zijn nu al buitengewoon blij en opgewekt, omdat wij door Uw overgrote genade en liefde nu de onfeilbare weg naar de volle en levende waarheid hebben ontvangen. O, beste Heer en Meester, help ons ook steeds met Uw genade, zodat wij nooit moe, zwak en traag worden bij het bewandelen van deze weg tot aan het lichtende doel!'
Hoofdstuk 143: De werkzaamheid van de geesten - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Kijk, niet ver hier vandaan, in de richting van Caesarea Philippi, heeft dit Meer van Galilea een van zijn grootste inhammen, die echter met een groter schip nauwelijks te bevaren is; met kleinere bootjes kan men echter de tamelijk uitgestrekte oevers ervan bereiken, die jij nog niet kent. Op die oevers bevindt zich een klein vissersdorp, dicht tegen een steil gebergte aanleunend en de Griekse bewoners daarvan voeden zich meestal met vis en de melk van een paar geiten. Het eventuele overschot van hun vissen verkopen ze altijd in Caesarea Philippi en ze nemen in ruil daarvoor zout, brood en enkele gereedschappen die ze nodig hebben voor hun kleine huishouding en voor hun werk.
Hoofdstuk 146: De Heer bezoekt de arme vissers in de baai (16.3.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Daarna namen ze ons mee naar hun woningen en lieten ons de zeer doelmatige inrichting ervan zien, alsook hun visgerei, hun bewaarplaatsen voor de vissen, en ook hun kudden, bestaande uit geiten en schapen. Ze hadden ook kippen gefokt en eenden en ganzen, welke twee laatstgenoemde soorten gevogelte bij hen, die van oorsprong Grieken waren, zeer geliefd waren. Ook lieten ze ons hun zeer grote bijenkasten zien, die hun veel goede honing opleverden, die gemakkelijk voor veel geld in Caesarea Philippi kon worden verkocht. Kortom, dit volkje, dat vroeger geestelijk en fysiek buitengewoon arm was, had zich in een tijd van ongeveer anderhalf jaar zodanig hersteld, dat het nu in goede welstand verkeerde.
Hoofdstuk 147: De vissers begroeten de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Daarna werd er tot de avond nog veel gesproken over de aarde, de vorm ervan, over de zon, de maan en de sterren en over de andere verschijnselen van de wereldnatuur, wat voor iedereen grote vreugde teweeg bracht.
Hoofdstuk 149: De Heer voorspelt Zijn einde in de omgeving van Caesarea Philippi - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Op deze woorden van Mij besloten de twee Grieken om toch met ons de berg op te gaan, en toen wij boven bij het terras waren aangekomen, verwonderden de twee zich erover dat ze de hoogte met nauwelijks voelbare moeite en inspanning en heel gemakkelijk ademend hadden bereikt, en ze dachten dat deze berg, evenals de geneeskrachtige bronnen die in het binnenste ervan ontsprongen, in zijn uitwaseming een heel heilzame invloed op het lichaam van de mensen had. Bij hun zou aan zulke bergen een soort goddelijke eer bewezen worden, en de toppen ervan zouden gesierd worden met een of ook wel verscheidene aan de goden gewijde tempels; want de mensen dachten en geloofden ook dat zulke bergen met hun geneeskrachtige bronnen meerdere malen door de onsterfelijke goden speciaal bezocht en gezegend waren om de lijdende, sterfelijke mensheid in haar nood tot heil te dienen.
Hoofdstuk 153: De Heer en de twee Grieken - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[10] Wie tot deze school van Mij toetreedt en volgens de leer ervan handelt, zal dan ook in zichzelf beleven hoe en waarom alleen Ik de Meester en de School Zelf ben.
Hoofdstuk 155: De Grieken hebben vragen over de alwetendheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[11] Maar in deze school kan men niet halfslachtig te werk gaan, maar daar moet men vóór alles alleen naar het rijk Gods streven en naar de gerechtigheid ervan, wat allemaal binnen in de mens is en nergens anders met enig prachtvertoon buiten de mens, en bekommer je niet om de dingen en schatten van deze wereld, die geen waarde hebben voor het leven van de ziel van de mens, omdat ze even vergankelijk zijn als de meest fraai schitterende dauwdruppel, die al door een zuchtje wind verdwijnt; want wat een echte leerling van Mijn school voor zijn tijdelijke levensonderhoud nodig heeft, zal hem als een vrije gift daarenboven geschonken worden.
Hoofdstuk 155: De Grieken hebben vragen over de alwetendheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[8] Als Hij Zijn doel met ons, berekend volgens Zijn eindeloze wijsheid, bereikt heeft, ongetwijfeld uit pure liefde voor ons mensen, zal Hij het nu voor ons zichtbare lichaam niet meer nodig hebben en zal Hij Zich ervan ontdoen op de manier die Hij goed vindt.
Hoofdstuk 163: De twijfel van de rechter - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[7] Als jouw ziel nu, met alle beperkingen van haar leven, door jouw lichaam de mooie landschappen van deze aarde ziet en daar reeds bij de aanblik van de meest uiterlijke vorm echte vreugde over voelt, zal ze een nog grotere vreugde en heerlijkheid voelen als ze met haar meer helderde gezichtsvermogen niet enkel de buitenste schors van de wezens en dingen, maar het gehele innerlijk in zijn wonderbaarlijke verbinding, werking en betekenis ervan zal kunnen aanschouwen, beoordelen en begrijpen.
Hoofdstuk 167: De weemoed van de Romein bij het mooie uitzicht (16.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[18] Maar zo snel als jij, Mijn vriend, het je nu voorstelt bereikt zo'n geest het volle licht niet; want zodra hij een zodanig vrijer bewustzijn bereikt, dat hij zich verschillende dingen herinnert, duikt zijn oude fantasie weer op en daarmee schept hij al gauw weer een wereld voor zichzelf die overeenstemt met zijn oude liefde, en hij schept daar behagen in. Hij moet zijn zelfgeschapen paradijs dus nogmaals kwijtraken en het irreële ervan zien, waarna hij weer op een hoger niveau van licht geplaatst kan worden.
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] Rafaël zei: 'Heb nog even een beetje geduld, dan zul je het weldra beter begrijpen! Voel nu nog eens een keer aan mij en overtuig je ervan of ik nu ook nog iets lichamelijks aan mij heb, en oordeel dan met de helderheid van je inzicht en met de kracht van je verstand!'
Hoofdstuk 175: De arts kan geen verklaring vinden voor het wezen van Rafaël - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[2] De bouwmeester zal tegen je zeggen: 'Vriend, jij oordeelt over mijn bouwkunst, die mij heel duidelijk bewust is en waarin ik deskundig ben, als een blinde over kleur! Kijk, die steen die jou zo ergert moet juist op die plek ingemetseld zijn voor het geheel en de duurzaamheid van het gebouw, evenals jouw ogen zich doelmatig op die plaats in je hoofd bevinden, die voor hen het meest geschikt is. En zo zit het ook met de uitspringende balk. Word jij eerst zelf van de grond af aan deskundig in de bouw, dan zul je in staat zijn een juist en waar oordeel te vellen over een gebouwen over de afzonderlijke bestanddelen ervan, van het eerste tot het laatste en van het kleinste tot het grootste!'
Hoofdstuk 179: Over de wijsheid van de Heer - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[1] Nu kwam er een voorname Romein, die de arts al een poos had staan afluisteren, naar onze arts toe en zei tegen hem: 'Vriend, wat voor een enig ware God heb jij dan gevonden, ter wille van wiens almacht jij hier tegenover je meer bescheiden metgezellen aan alle oude goden, alle mensen, alle furiën en duivels, aan de wilde verscheurende dieren, adders en slangen en in jouw fantasie wellicht ook aan de elementen de oorlog hebt verklaard? Je kent de wetten van Rome en de strikte en onverbiddelijke handhaving ervan, en ik ben een Romeinse opperrechter en heb mijn mensen hier. Wat zou je zeggen als ik jou nu, ondanks de almacht van jouw nieuwe God waarvan je zeker weet of hoopt dat die jou zal beschermen, toch door mijn gerechtsdienaren liet grijpen en in een ellendige kerker liet werpen? Rechtvaardig jezelf nu dus over jouw nieuwe, enig ware God, of er zal met je gebeuren wat ik je heb gezegd!'
Hoofdstuk 162: Het gesprek tussen de Romeinse opperrechter en de Griekse arts - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[3] Maar het menselijk gemoed wordt vaak vervuld van grote weemoed bij het zien van zo'n prachtig landschap, als men daarbij steeds moet denken: nog maar een korte tijd is deze vreugde je gegund, en dan zul je er op pijnlijke wijze voor eeuwig afstand van moeten doen. Maar wat kan de zwakke mens daar anders tegen doen dan zuchten, omdat hij een leven, dat dikwijls ook op deze aarde heel mooi en aangenaam is, zo snel al moet verlaten en de bekoorlijkheden en schoonheden van zulke wonderlijk prachtige streken van deze aarde niet meer kan aanschouwen en ervan genieten? U wilt het nu eenmaal zo, o Heer en Meester, en de arme, machteloze mens moet zich voegen naar de almacht van Uw wil.'
Hoofdstuk 167: De weemoed van de Romein bij het mooie uitzicht (16.4.1862) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
[4] Ik zei: 'De geesten die jullie hier zagen, en nog vele duizenden van hun soort, bezitten volmaakte realiteit. Ze bewonen de burchten en vestingen die jullie in die smerig duistere omgeving hebben waargenomen. De omgeving, alle burchten en vestingen, de smerige hutten, de tenten, de armzalig uitziende onderdanige geesten en de kampementen met de soldaten zijn niets anders dan wanproducten van hun boze fantasie, met name de omgeving en de inrichting ervan. Want de armzalige geesten die jullie zagen, bezitten, als jullie je duizend als één geheel kunnen voorstellen, voor een duizendste deel realiteit. Voor het grootste deel behoren ze dus tot het gebied van de boze, bedrieglijke fantasie van de geesten die jullie hebben gezien, en voor een duizendste deel toch min of meer tot een ware geestelijke realiteit, zoals op aarde jullie schaduw ook tot jullie wezenlijke realiteit behoort. Een schaduw is op zichzelf weliswaar geenszins iets wezenlijk bestaands, maar toch zou hij er niet zijn als jullie er zelf niet eerst zouden zijn.
Hoofdstuk 170: De Heer geeft uitleg over de omstandigheden aan gene zijde - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 9)
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...