Boeken lezen en zoeken

Tekst:   Boek:Hfs:

6281 resultaten - Pagina 32 van 419

...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...
[11] De spijzen worden op de tafel gezet, de dankzegging wordt uitgesproken, en iedereen tast op aandringen van Mij dapper toe en eet en drinkt. En de hoofdman zegt dat hij nog nooit zulke hemels lekkersmakende gerechten gegeten en nog nooit zo'n kostelijke wijn gedronken heeft. Ook Mijn Jarah Iaat het zich goed smaken en zegt dat zoiets heerlijks haar gehemelte nog nooit gestreeld heeft en haar maag nog nooit zo voldaan aanvoelde. Kortom, allen hebben geen woorden genoeg om de heerlijke smaak van de spijzen te roemen en beginnen luidkeels Mij en de goede Vader in de hemel te loven.
Hoofdstuk 115: Jarah ziet de geopende hemel.(17.12.1852) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] De helft van hen die dat zouden horen, zou zich ergeren en het gehoorde niet alleen niet geloven, maar jullie ook nog voor gek verklaren en overal kwaad van jullie spreken, want een blinde is in zijn woede.gevaarlijker dan honderd zienden! De andere helft daarentegen zou jullie getuigenis te lichtgelovig aannemen en zich in haar doen en laten uiteindelijk zelf zo beperken, dat ze dan helemaal niets meer uit zichzelf kon doen. En dat betekent dat de vrije geest van de mens gedood wordt!
Hoofdstuk 116: De leer moet verder verteld worden.(13.1.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[3] Maar de leer, die jullie gehoord hebben, moet je aan je vrienden en bekenden vertellen. Want Mijn woorden bevatten eeuwige waarheld, die alleen die mens vrij kan maken, die haar in zich opneemt, haar tot zijn levensrichtsnoer maakt en daardoor erkent dat het Gods eeuwige waarheid is. Want die waarheid is en was en zal altijd zijn: het bestaan en het eeuwige leven van ieder mens, die haar levend in zich heeft.
Hoofdstuk 116: De leer moet verder verteld worden.(13.1.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[4] Maar jammer genoeg zullen er velen zijn, die deze waarheid niet zullen horen en niet willen aannemen, en haar zullen achtervolgen alsof het een vijand was. En weer anderen zullen haar ontvluchten uit angst voor de machtigen der aarde, als ware het een dodelijke pest. Maar die dat zullen doen, zullen in zichzelf geen eeuwig leven deelachtig worden, maar de eeuwige dood zal hun deel zijn! .
Hoofdstuk 116: De leer moet verder verteld worden.(13.1.1853) - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] Omdat EBAHL hier heel nauw mee te maken heeft, doet hij nu toch ook zijn mond open en zegt: "Mijne heren, nu vergist u zich toch een beetje! Want ten eerste is deze plaats van oudsher een vrijplaats, waar behalve God en de keizer geen mens iets te vorderen heeft, en ten tweede ben ik hier ingetrouwd bij mijn tweede vrouw, die enig kind was, een geboortige Griekse, die pas door mij een Joodse is geworden. Al deze bezittingen zijn dus niet van mij, maar van mijn tweede vrouwen na haar, van haar dochters. Ik bezit zodoende niets, en daarom kan er van mij ook niets afgenomen worden, en de honderd groschen zult u dus zelf moeten betalen! Als u mij niet wilt geloven, vraag het de hoofdman hier dan maar; hij is mijn enige gezag en zal het u vertellen!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[25] De HOOFDMAN zegt: "Of heel anders! Luister! Nauwelijks drie jaar geleden was ik zelf in jullie zogenaamde allerheiligste, en wel voor een bedrag van zevenhonderd zilveren groschen. Maar wat heb ik daar gezien en geroken? Een metalen kist op een onderstel, uit het midden waarvan een heel behoorlijke naftavlam opvlamde, die met haar wat onprettige lucht mijn neus nu juist niet zo aangenaam prikkelde! De bewuste bestanddelen in de zogenaamde ark des verbonds waren zeker veel jonger dan Mozes en Aäron, en mijn beurs werd erg bedroefd, omdat ik haar voor uw dwaasheid en bedrog zo gevoelig aangesproken had! Spreek er met mij geen woord meer over, want ik ben iemand die uw bedrog mijlenver doorziet! Geloof me, als ik met mijn huidige kennis keizer zou zijn, dan joeg ik morgen de hele tempel over de kling! U heeft geluk dat ik geen keizer ben, maar wat de keizer niet doet, dat zal zijn aanstaande opvolger doen!"
Hoofdstuk 118: De Romeinse hoofdman en de tempeldienaars. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[5] De KLEINE zegt: "Heer, zolang U in ons huis blijft, zal Jarah U niet verlaten, en zou U mogelijkerwijs sterven, dan zou Jarah met U sterven! Als U echter ons huis weer zult verlaten en Jarah niet met U mee zal kunnen gaan, dan zal zij thuis zuchten en de Vader in Uw hart vragen of Hij U weer bij haar zou willen brengen, want zonder U kan Jarah nu niet meer leven!"
Hoofdstuk 119: Gods liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Kijk, deze waarachtige man van God kwam hier in deze streek, die vanwege haar ongezonde ligging alom bekend is. Er waren hier in de gehele streek een paar duizend zieken -inheemsen en vreemden -, zelfs mijn soldaten waren voor meer dan de helft door hinderlijke en kwade koortsen geveld, menigeen al meer dan een jaar. Toen kwam deze zuivere Godmens hierheen en genas allen die om hulp vroegen. Moest men voor zo'n man niet met recht een altaar bouwen, aan hem als aan een God offeren en hem op alle denkbare manieren eren en zalven? Maar wat voor goeds hebben jullie hem bewezen toen jullie hierheen kwamen? De kelder en voorraadkamer van Ebahl zullen weldra honderd groschen minder waard zijn!
Hoofdstuk 124: Julius trekt fel van leer. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[12] EBAHL zegt: "Mijn lieve kind, dat is een grote genade voor ons, die wij allen tesamen niet waard zijn, want Hij is een Heer van hemel en aarde! Wat Hij doet en doen wil, ligt in Zijn eeuwig ondoorgrondelijk raadsbesluit verborgen, volgens hetwelk iedere haar op ons hoofd net zo geteld is als het zand van de zee, en wij mensen kunnen daar niets aan veranderen. Maar ik ben ook van mening dat het bij Hem, voor wie duizend jaren zijn als een dag, nu juist niet op een dag zal aankomen om korter of langer bij ons te blijven. Houd jij Hem daarom maar vast en laat Hem niet gaan, want Hij heeft jou van ons allen het liefst!"
Hoofdstuk 126: De Heer waarschuwt voor de wraak der Farizeeën. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[1] Dan kom IK van achteren stilletjes naar Jarah toe, til haar op van de grond en zeg: "Maar mijn allerliefste kindje, hoe zou je Mij tegen kunnen houden? Kijk, Ik ben toch veel sterker dan jij!"
Hoofdstuk 127: De Heer spreekt over de geest der liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[2] Als Ik haar weer op de grond zet zegt de KLEINE: "Ik weet wel dat U ontzettend veel sterker bent dan ik, die voor U nauwelijks een mugje ben, want U draagt met Uw almachtige wilskracht hemel en aarde en houdt de zee in zijn diepte, hoe zou ik mij dan in kracht met U willen meten?! Maar ik bedoel dat U, omdat ik U toch zo onbeschrijfelijk lief heb, terwille van mijn liefde voor U, Zich een beetje langer hier wilt laten vasthouden!"
Hoofdstuk 127: De Heer spreekt over de geest der liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[6] Allen bewonderden het twaalf jaar oude meisje en verbaasden zich over haar verstand. En een OUDE MAN zei: "Oh, dat is een bijzondere genade van God! In dit gevoelige huidje steekt een engel van God! Gestalte en geest getuigen daarvan.'
Hoofdstuk 127: De Heer spreekt over de geest der liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[7] Een ANDER zegt: " Jawel! Het meisje is pas ongeveer twaalf en een halfjaar, maar het lijkt wel een meisje van zestien! Haar lichaam is helemaal gevormd, en haar ziel laat niets te wensen over. Die heeft werkelijk hoofd en hart op de juiste plaats! Gelukkig is hij, die haar eens als vrouw in zijn huis zal brengen!"
Hoofdstuk 127: De Heer spreekt over de geest der liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[10] JARAH zegt: "Dat de mens geen God is, weet ik al sinds mijn prille jeugd, maar de mens kan door zijn ware liefde tot God een meester van zijn vlees en bloed worden dank zij de zekere hulp van God. Wie God helpt, die helpt hij helemaal en niet voor de helft, wat jullie vanmorgen vroeg zelf aan jullie zieke vlees en bloed hebben ondervonden! Want dat was geen mensenhulp, maar dat was Gods hulp!" -Na deze woorden van Jarah verstommen de ouden en niemand durft meer een woord tegen haar te zeggen.
Hoofdstuk 127: De Heer spreekt over de geest der liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
[11] Maar IK zeg tegen Jarah terwijl Ik haar bij de hand neem: "Dat was goed! Je spreekt al bijna als een volslagen profeet!"
Hoofdstuk 127: De Heer spreekt over de geest der liefde. - Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)
...  20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45  ...